Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 december 2005, nr. VO/F-2005/50446, houdende de aanpassing van de bedragen van de landelijke Gemiddelde personeelslast voor de schooljaren 2004–2005 en 2005–2006 (Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 84b, tweede lid, 85, vijfde lid, en artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. schoolsoortgroep 1:

1°. scholen voor mavo, vbo en scholengemeenschappen mavo/vbo, inclusief de afdeling leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs;

2°. scholen voor praktijkonderwijs waarop artikel 9 van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging niet van toepassing is;

b. schoolsoortgroep 2: scholen voor vwo, havo en scholengemeenschappen vwo/havo;

c. schoolsoortgroep 3: scholengemeenschappen havo/mavo of scholengemeenschappen vwo/havo/mavo, inclusief de afdelingen leerwegondersteunend onderwijs;

d. schoolsoortgroep 4: scholengemeenschappen havo/mavo/vbo of scholengemeenschappen vwo/havo/mavo/vbo, inclusief de afdelingen leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs; en

e. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs.

Paragraaf 2

Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2005

Artikel 2

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2005

1. Voor de directie bedraagt per 1 januari 2005 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 72.420,85 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 86.434,88 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 85.512,28 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 83.063,68 voor schoolsoortgroep 4.

2. De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule: cf x ggl +c.

3. In de formule, genoemd in het tweede lid staat:

a. ‘cf’ voor de coëfficiënt van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort, die per 1 januari 2005 is vastgesteld op:

1°. € 1.162,99 voor schoolsoortgroep 1;

2°. € 1.597,68 voor schoolsoortgroep 2;

3°. € 1.372,44 voor schoolsoortgroep 3; en

4°. € 1.218,42 voor schoolsoortgroep 4;

b. ‘ggl’ voor de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de regeling gewogen gemiddelde leeftijd van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (Gele katern 1998, 7) en in de regeling gewogen gemiddelde leeftijd per schoolsoortgroep (ggls) schooljaar 1998–1999 en een aanpassingsmodel landelijke gemiddelde personeelslasten (lgpl-leraren) van 10 augustus 1998, VO/FB/1998/30920 (Gele katern 1998, 18); en

c. ‘c’ voor de vaste voet van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort, die per 1 januari 2005 is vastgesteld op:

1°. € 11.643,27 voor schoolsoortgroep 1;

2°. € 1.830,82 voor schoolsoortgroep 2;

3°. € 8.247,38 voor schoolsoortgroep 3; en

4°. € 10.783,28 voor schoolsoortgroep 4.

4. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 januari 2005 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 37.969,85, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 3

Aanvullende personele bekostiging vanaf 1 januari 2005

1. Indien een aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO wordt verstrekt, zijn op de vaststelling van de bekostiging het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.

2. Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 2, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

3. Voor de lerarenformatie bedraagt per 1 januari 2005 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 61.686,73 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 69.812,10 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 66.301,59 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 63.224,08 voor schoolsoortgroep 4.

4. Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 2, vierde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf 3

Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 2005

Artikel 4

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 2005

1. Voor de directie bedraagt per 1 augustus 2005 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 74.164,28 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 88.515,67 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 87.570,85 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 85.063,32 voor schoolsoortgroep 4.

2. De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule: cf x ggl +c.

3. In de formule, genoemd in het tweede lid staat:

a. ‘cf’ voor de coëfficiënt van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort, die per 1 augustus 2005 is vastgesteld op:

1°. € 1.193,65 voor schoolsoortgroep 1;

2°. € 1.652,12 voor schoolsoortgroep 2;

3°. € 1.421,98 voor schoolsoortgroep 3; en

4°. € 1.255,57 voor schoolsoortgroep 4;

b. ‘ggl’ voor de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de regeling gewogen gemiddelde leeftijd van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (Gele katern 1998, 7) en in de regeling gewogen gemiddelde leeftijd per schoolsoortgroep (ggls) schooljaar 1998–1999 en een aanpassingsmodel landelijke gemiddelde personeelslasten (lgpl-leraren) van 10 augustus 1998, VO/FB/1998/30920 (Gele katern 1998, 18); en

c. ‘c’ voor de vaste voet van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort, die per 1 augustus 2005 is vastgesteld op:

1°. € 11.950,25 voor schoolsoortgroep 1;

2°. € 1.893,21 voor schoolsoortgroep 2;

3°. € 8.545,04 voor schoolsoortgroep 3; en

4°. € 11.112,10 voor schoolsoortgroep 4.

4. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 augustus 2005 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 38.883,91, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 5

Aanvullende personele bekostiging vanaf 1 augustus 2005

1. Indien een aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO wordt verstrekt, zijn op de vaststelling van de bekostiging het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.

2. Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 4, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

3. Voor de lerarenformatie bedraagt per 1 augustus 2005 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 63.277,20 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 72.223,96 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 68.694,79 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 65.114,17 voor schoolsoortgroep 4.

4. Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 4, vierde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf 4

Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2006

Artikel 6

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2006

1. Voor de directie bedraagt per 1 januari 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 71.414,30 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 85.233,55 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 84.323,77 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 81.909,20 voor schoolsoortgroep 4.

2. Voor de leraren bedraagt per 1 januari 2006 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 60.932,50 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 69.552,57 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 66.154,68 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 62.703,57 voor schoolsoortgroep 4.

3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 januari 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 37.445,80, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 7

Aanvullende personele bekostiging vanaf 1 januari 2006

1. Indien een aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO wordt verstrekt, zijn op de vaststelling van de bekostiging het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.

2. Voor de directieformatie van de school geldt de in artikel 6, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

3. Voor de lerarenformatie geldt de voor de school in artikel 6, tweede lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

4. Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 6, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf 5

Maatregelen schooljaar 2005–2006

Artikel 8

Percentage vergoeding kosten voor vervanging personeel voor het schooljaar 2005–2006

Het percentage in verband met de kosten van vervanging, bedoeld in artikel 84b van de WVO, bedraagt voor het schooljaar 2005–2006 2,07%.

Artikel 9

Percentage vergoeding kosten van werkloosheidsuitkeringen of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid voor het schooljaar 2005–2006

Het percentage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 84b van de WVO, bedraagt voor het schooljaar 2005–2006:

a. 3,14% per 1 augustus 2005; en

b. 2,16% per 1 januari 2006.

Paragraaf 6

Slotbepalingen

Artikel 10

Intrekking andere regeling

De regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast (gpl) schooljaar 2004–2005 en 2005–2006 van 14 maart 2005, kenmerk VO/F-2005/8789, gepubliceerd in het Gele katern nr. 5 van 23 maart 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst (met uitzondering van de bijlage die ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en bekend wordt gemaakt op de internetsite van de Centrale Financiën Instellingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

De voorliggende regeling betreft een herziening van de ministeriële regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast (gpl), schooljaar 2004–2005 en 2005–2006, die is gepubliceerd in het Gele katern 23 maart 2005, nr. 5 (kenmerk VO/F-2005/8789). De al gepubliceerde gpl-bedragen zijn in deze nieuwe regeling verhoogd met 3,64% (1 januari 2005), 4,44% (1 augustus 2005) en 1,43% (1 januari 2006). Deze aanpassingen zijn vooral het gevolg van de in de CAO 2005–2007 afgesproken salarismaatregelen. Het gaat daarbij om een verhoging van de eindejaarsuitkering, een salarisverhoging per 1 augustus 2005 en de uitbetaling van de ZKOO-vergoedingen die betrekking hebben op de drie laatste kwartalen van 2005 in december 2005 (in plaats van 2006). Daarnaast is de tegemoetkoming ziektekosten vanaf 1 januari 2005 aangepast, de reiskostenvergoeding woon-werkverkeer verhoogd en invulling gegeven aan de taakstelling ziektekosten in het kader van het Regeerakkoord. De maatregelen werken grotendeels terug tot 1 januari 2005 en beïnvloeden daardoor de hoogte van de gemiddelde personeelslast.

Per 1 januari 2006 is sprake van een geringere stijging omdat de doorwerking van de vervroegde incidentele uitbetaling van de ZKOO-vergoedingen is gecorrigeerd. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2006 het, per 1 januari 2005, aangepaste premiebeeld weer nagenoeg op het oorspronkelijke niveau teruggebracht. Afhankelijk van besluitvorming van het kabinet ten aanzien van het premiebeeld en overige arbeidsvoorwaardelijke aspecten kunnen deze bedragen per 1 januari 2006 nog wijzigen. In het voorjaar van 2006 kan hierover meer duidelijkheid worden verstrekt. Ondanks deze aanpassingen is er sprake van een stijging die veroorzaakt wordt door een aantal CAO-afspraken die op 1 januari 2006 zijn ingegaan. Het gaat hier om de eenmalige nominale uitkering van € 200 bij een normbetrekking, verhoging van de specifieke eindejaarsuitkering voor onderwijsondersteunend personeel, afschaffing van de jeugdschalen en een compensatie voor de inkomensgevolgen als gevolg van de invoering van de nieuwe zorgverzekering.

De in de CAO-2005–2007 afgesproken algemene salarismaatregelen per 1 september 2006 en per 1 januari 2007 worden later in de ministeriële regelingen verwerkt.

De desbetreffende maatregelen zijn hieronder nader toegelicht.

Maatregelen per 1 januari 2005

Voor alle personeelscategorieën zijn de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2005:

– Aanpassing van de bedragen tegemoetkoming ziektekosten. Deze maatregel is al aangekondigd in de ministeriële regeling Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel (ZKOO) per 1 januari 2005, kenmerk AP/A&A-2005/13180, gepubliceerd in het Gele katern nr. 6 van 20 april 2005.

– Taakstelling ziektekosten in het kader van het Regeerakkoord.

– CAO: verhoging van de structurele eindejaarsuitkering vanaf het kalenderjaar 2005 van 3,60% naar 4,10%.

– CAO (VO 2005–2006; decentraal): Verhoging reiskostenvergoeding woon-werkverkeer.

– CAO: uitbetaling in 2005 (in plaats van 2006) van de ZKOO-vergoedingen die betrekking hebben op de drie laatste kwartalen van 2005.

Maatregelen per 1 augustus 2005

Voor alle personeelscategorieën is de volgende maatregel van invloed op de gpl per 1 augustus 2005:

– CAO: een algemene salarismaatregel per 1 augustus 2005 van 1%.

Maatregelen per 1 januari 2006

Voor alle personeelscategorieën zijn de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2006:

– CAO: éénmalige nominale uitkering van € 200 op kalenderjaarbasis bij een normbetrekking. Voor deeltijders geldt een bedrag naar rato van de omvang van de normbetrekking.

– CAO: afschaffing van de jeugdschalen.

– CAO: compensatie voor de inkomensgevolgen als gevolg van de invoering van de nieuwe zorgverzekering. Deze post bestaat uit een aantal maatregelen. Enerzijds is er per saldo sprake van een kleine verlaging, bestaande uit een verlaging van de werkgeverslasten omdat het nieuwe zorgstelsel iets goedkoper uitvalt dan het huidige systeem van de ZKOO en een stijging als gevolg van meerkosten door verhoging van de zorgverzekeringswetpremie. Anderzijds wordt voor werknemers een compensatie beschikbaar gesteld van € 30 bruto per maand bij een normbetrekking.

– CAO: vanaf 1 januari 2006 wordt, in plaats van de bijdrage van de werkgever in de ziektekosten op basis van de ZKOO-regeling, de procentuele premie voor de basisverzekering verplicht vergoed door de werkgever. Feitelijk betekent dit dat de werkgever uit de beschikbare zkoo-middelen die structureel in de gpl-bedragen zijn verwerkt, de verplichte procentuele premie voor de basisverzekering kan financieren.

– Correctie doorwerking ZKOO-betaling 2005 (i.p.v. 2006); de verhoging van de gpl-bedragen in 2005, om de eenmalige betaling van de ZKOO-vergoedingen voor 2006 in 2005 mogelijk te maken, is per 1 januari 2006 weer ongedaan gemaakt. Deze correctie is noodzakelijk om te voorkomen dat deze eenmalige vervroegde uitbetaling structureel kan doorwerken.

– Aanpassing premiebeeld op het niveau van voor 1 januari 2005. De middelen voor de aanpassing van het premiebeeld zijn alleen voor 2005 beschikbaar gesteld. In verband hiermee is deze aanpassing, zoals die was verwerkt in de ministeriële regeling van 14 maart 2005, per 1 januari 2006 weer ongedaan gemaakt worden. Afhankelijk van besluitvorming van het kabinet ten aanzien van het premiebeeld en overige arbeidsvoorwaardelijke aspecten kunnen deze bedragen na 1 januari 2006 nog wijzigen. In het voorjaar van 2006 kan hierover meer duidelijkheid worden verstrekt.

Specifiek voor onderwijsondersteunend personeel is ook nog de volgende maatregel van invloed op de gpl:

– CAO: verhoging van de specifieke eindejaarsuitkering voor onderwijsondersteunend personeel benoemd in één van de maximumschalen 1 tot en met 8 met een bedrag van € 73 bruto op kalenderjaarbasis.

Uitbetaling

In de herziene bekostigingsbrief voor 2004–2005 zal de berekening van de bijstelling voor het schooljaar worden gespecificeerd. De bekostigingsbrief zal in december 2005 verstuurd worden. De verrekening met de al betaalbaar gestelde bedragen over de maanden januari tot en met juli 2005 zal (met terugwerkende kracht) in de maand december plaatsvinden.

In de herziene bekostigingbrief voor 2005–2006, die ook in december zal worden verstuurd, zal rekening gehouden worden met de aangepaste gpl-bedragen vanaf 1 augustus 2005. De verrekening met de al betaalbaar gestelde bedragen over de maanden augustus tot en met november 2005 zal (met terugwerkende kracht) in de maand december plaatsvinden.

Bij de betaalbaarstelling van de bedragen vanaf 1 december 2005 zal uiteraard rekening worden gehouden met de bepalingen in deze regeling.

Van de voor het schooljaar 2005–2006 vastgestelde bekostiging zal 32% in de maanden augustus tot en met december 2005 daadwerkelijk worden uitbetaald in verband met de invoering per 1 januari 2006 van de kalenderjaarbekostiging waarover hieronder meer.

Van schooljaarbekostiging naar kalenderjaarbekostiging

Met ingang van 1 januari 2006 zal de bekostiging van het voortgezet onderwijs vereenvoudigd worden. Eén van de maatregelen die in dat kader wordt getroffen is de overgang naar kalenderjaarbekostiging. Daarnaast komt ook de leeftijdscorrectie te vervallen. De wetswijziging die daartoe strekt is begin 2005 gepubliceerd (Staatsblad 2005, 14). De bekostigingsbrief voor het gehele kalenderjaar 2006 zal in december 2005 worden verstuurd. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van de gpl-bedragen zoals die nu in deze regeling vanaf 1 januari 2006 zijn berekend.

Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 3 (januari 2005)

Per 1 januari 2005 gaan de landelijke gpl-bedragen voor de categorieën directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel met 3,64% omhoog. Een van de maatregelen betreft de vervroegde uitbetaling van de ZKOO-vergoedingen. Dit heeft te maken met de invoering van het nieuwe zorgstelsel op 1 januari 2006. De ZKOO komt vanaf die datum te vervallen. Om de overgang naar het nieuwe zorgstelsel ordelijk te laten verlopen is in de CAO 2005–2007 afgesproken om de ZKOO-vergoedingen die betrekking hebben op de drie laatste kwartalen van 2005 niet in 2006 te betalen, maar in december 2005. Deze betaling heeft ook gevolgen voor de administratie van het schoolbestuur. Met deze vervroegde betaling worden in de jaarrekening 2005 de posten ‘vordering op OCW’ en ‘schuld aan het personeel’ verlaagd. De overige maatregelen staan onder de kop ‘Maatregelen per 1 januari 2005’ toegelicht.

Artikelen 4 en 5 (augustus 2005)

De gpl-bedragen voor de categorieën directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel per 1 augustus 2005 wijzigen als gevolg van de doorwerking van de vanaf 1 januari 2005 getroffen maatregelen en de salarismaatregel per 1 augustus 2005. Het gaat hier in totaal om een verhoging van 4,44%, bestaande uit de verhoging per 1 januari 2005 en de salarismaatregel per 1 augustus 2005.

Artikelen 6 en 7 (januari 2006)

Per 1 januari 2006 stijgen de gpl-bedragen van alle personeelscategorieën ten opzichte van de eerder gepubliceerde bedragen (zie ministeriële regeling van 14 maart 2005, kenmerk VO/F-2005/8789, gepubliceerd in het Gele katern nr. 5 van 23 maart 2005) met een percentage van 1,43%. De verklaring voor deze lagere stijging is vooral veroorzaakt door een correctie als gevolg van het ongedaan maken van de eenmalige ZKOO-mutatie in 2005 en de aanpassing van het premiebeeld. In de algemene toelichting is dit nader toegelicht. Alleen voor de categorie onderwijsondersteunend personeel is een afwijkend percentage berekend van 1,44%. Dit verschil heeft te maken met de specifieke maatregel die voor deze groep is getroffen. Dit is ook onder de algemene toelichting nader toegelicht. Tot slot is dit artikel gewijzigd als gevolg van het vervallen van de leeftijdscorrectie bij de berekening van de gemiddelde personeelslast voor de lerarenformatie. Dit impliceert dat niet meer gerekend hoeft te worden met behulp van de formule cf x ggl + c maar dat eenvoudigweg de uitkomst leerling/ratio vermenigvuldigd kan worden met de voor de schoolsoortgroep geldende gpl.

Artikel 8 en 9

De percentages zijn ongewijzigd ten opzichte van de publicatie in de ministeriële regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast (gpl) schooljaar 2004–2005 en 2005–2006 van 14 maart 2005, kenmerk VO/F-2005/8789, gepubliceerd in het Gele katern nr. 5 van 23 maart 2005).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven