Regeling voorschotverlening op uitkeringen AWBZ

8 december 2005

Nr. 25088664

Het College voor zorgverzekeringen,

Gelet op artikel 91, derde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen, alsmede artikel 4.2., artikel 4.4., zesde lid en artikel 4.8. van het Besluit Wfsv;

Heeft in zijn vergadering van 8 december 2005 besloten:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. het jaar t: het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft;

b. het jaar t + 1: het op het jaar t volgende kalenderjaar.

2. Deze regeling is niet van toepassing voor het centraal administratiekantoor, als bedoeld in artikel 3 van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering, met uitzondering van artikel 5, tweede lid van deze regeling.

Artikel 2

De zorgverzekeraars, bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ontvangen voorschotten op de uitkeringen die zij ingevolge artikel 91, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen van het College voor zorgverzekeringen ontvangen en die het college uitkeert op grond van artikel 4.2. en artikel 4.4., zesde lid van het Besluit Wfsv voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen respectievelijk voor beheerskosten. De voorschotten ingevolge deze regeling betreffen alleen de uitkeringen die rechtstreeks aan hen worden uitbetaald.

§ 2

De voorschotten

Artikel 3

1. Het College voor zorgverzekeringen stelt de voorschotten, bedoeld in artikel 2 voor de zorgverzekeraars vast.

2. De voorschotten bedragen, behoudens afrondingsverschillen, ten hoogste het voor de zorgverzekeraars voor het jaar t vastgestelde budget beheerskosten ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

3. Voor eventuele kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten die de zorgverzekeraar zelf rechtstreeks betaalt, kan het College voor zorgverzekeringen ambtshalve of op verzoek een bedrag vaststellen waarmee het voorschot per de daarbij te bepalen datum wordt verhoogd. Bij deze vaststelling wordt uitgegaan van het verschil tussen de som van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen, zoals het college die ingevolge artikel 56 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten per kwartaal of per jaar voor het jaar t opvraagt en de som van de opbrengsten van verhaal in het kader van de bijzondere ziektekostenverzekering en de opbrengsten van eigen bijdragen in het kader van de bijzondere ziektekostenverzekering, op basis van de actuele gegevens van minimaal een kwartaal. Voor zover de opbrengsten de kosten overstijgen, vindt paragraaf 3 van deze regeling toepassing.

Artikel 4

1. De betaling van het voorschot, bedoeld in artikel 3, tweede lid, geschiedt in twaalf maandelijkse gelijke termijnen en vangt aan in de maand februari van het jaar t met als betaaldag de eerste werkdag van de maand.

2. In afwijking van het eerste lid, kan het College voor zorgverzekeringen een voorschot dat minder dan 3.000 euro bedraagt, in één termijn betalen, met als betaaldag de eerste werkdag van de maand juli van het jaar t.

3. Voor een zorgverzekeraar, die zich na 1 januari van het jaar t bij het College van toezicht op de zorgverzekeringen meldt op grond van artikel 33 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, kan van het eerste en tweede lid worden afgeweken.

§ 3

Afstorting overschotten AWBZ

Artikel 5

1. Voor zover in enig kwartaal de opbrengsten van verhaal en van eigen bijdragen, bedoeld in artikel 3, derde lid, de kosten van de daarbedoelde verstrekkingen en vergoedingen die de zorgverzekeraar maakt ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten overstijgen, stort de zorgverzekeraar het overschot per kwartaal in dat fonds af met valuta de eerste werkdag van de maand volgend op de kwartaalverslagperiode waarover de zorgverzekeraar aan het College voor zorgverzekeringen moet rapporteren.

2. Het centraal administratiekantoor stort de opbrengsten van bijdragen voor zorg zonder verblijf wekelijks in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten af. De afstorting geschiedt met valuta de tweede werkdag van de eerstvolgende week na de week waarin de opbrengsten zijn ontvangen.

§ 4

Voorlopige vaststelling en voorlopige betaling van de uitkering

Artikel 6

1. Op de eerste werkdag in augustus van het jaar t+1 vindt een voorlopige vaststelling plaats van de uitkering voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen en voor beheerskosten ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten uitgegaan van de som van:

a. het saldo van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen die de zorgverzekeraar aan het College voor zorgverzekeringen voor het jaar t opgeeft;

b. de opbrengsten van verhaal in het kader van de bijzondere ziektekostenverzekering;

c. de opbrengsten van eigen bijdragen in het kader van de bijzondere ziektekostenverzekering;

d. de overschotten die de zorgverzekeraar ingevolge artikel 5 in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten heeft afgestort;

e. de rente over de overschotten als bedoeld onder d, die de zorgverzekeraar verantwoordt in zijn opgave aan het College voor zorgverzekeringen op grond van artikel 56 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

3. Op de som genoemd in het tweede lid worden de voorschotten die het college ingevolge artikel 3, derde lid aan de zorgverzekeraar heeft verstrekt in mindering gebracht.

4. Voor de toepassing van het eerste lid met betrekking tot de beheerskosten ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten stelt het College voor zorgverzekeringen de uitkering van de budgetten beheerskosten op voorlopige basis vast in afwachting van een beoordeling van de verzekerdenstanden en andere van belang zijnde gegevens door het College van toezicht op de zorgverzekeringen. De verschillen tussen deze budgetten en de verleende voorschotten worden verrekend. Indien toepassing van de vorige leden in totaal een positief saldo voor de zorgverzekeraar oplevert, wordt dat saldo op de eerste werkdag in augustus van het jaar t + 1 ineens aan de zorgverzekeraar betaald behoudens een eventuele verrekening met een vordering van het College voor zorgverzekeringen op de zorgverzekeraar. Indien de verschillen met de voorschotten in totaal een negatief saldo voor de zorgverzekeraar opleveren, wordt dat saldo op de eerste werkdag in augustus van het jaar t + 1 ineens door de desbetreffende zorgverzekeraar aan het College voor zorgverzekeringen betaald, respectievelijk terugbetaald, behoudens voor zover het college het bedrag heeft verrekend met enig voorschot of enige uitkering aan de zorgverzekeraar.

§ 5

Definitieve vaststelling en definitieve betaling van de uitkering

Artikel 7

Bij de vaststelling van de uitkering voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen en voor beheerskosten ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden de verschillen tussen de bedragen waarvan bij de voorlopige vaststelling van de uitkering werd uitgegaan en de vastgestelde uitkering ingeval van een positief saldo voor de zorgverzekeraar door het College voor zorgverzekeringen aan de zorgverzekeraar uitbetaald. Indien de verschillen bedoeld in de vorige volzin tot een negatief saldo leiden betaalt de zorgverzekeraar het verschil aan het college terug.

§ 6

Rentevergoeding

Artikel 8

1. Bij de betaling van de voorlopig vastgestelde en de vastgestelde uitkering voor beheerskosten houdt het College voor zorgverzekeringen rekening met rente over te hoog of te laag betaalde voorschotten op de voorlopige vastgestelde en vastgestelde uitkering.

2. De zorgverzekeraar en het College voor zorgverzekeringen zijn over en weer rente verschuldigd en hebben over en weer aanspraak op rente over de nog resterende verschillen van de betaling bij de voorlopige vaststelling en de definitieve vaststelling van het budget beheerskosten.

3. De zorgverzekeraar is aan het College voor zorgverzekeringen rente verschuldigd over de voorschotten op kosten verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, als bedoeld in artikel 3, derde lid, voorzover het voorschot de werkelijke kosten van verstrekkingen en vergoedingen, die de zorgverzekeraar aan het College voor zorgverzekeringen voor het jaar t opgeeft, overschrijdt.

4. De zorgverzekeraar is aan het College voor zorgverzekeringen rente verschuldigd over een aan het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten af te storten overschot, als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

5. De rente, bedoeld in de voorgaande leden wordt bij de voorlopige en definitieve vaststelling van de uitkering door het College voor zorgverzekeringen verwerkt en zo mogelijk verrekend met andere betalingen die uit deze vaststellingen voortvloeien.

Artikel 9

1. De rente wordt voor de desbetreffende onderdelen over de navolgende periode berekend:

a. Voor beheerskosten ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vanaf 1 juli van het jaar t tot de datum waarop de verschillen worden vastgesteld.

b. Voor het verschil tussen de voorschotten en de werkelijke kosten van verstrekkingen en vergoedingen, als bedoeld in artikel 8, derde lid: vanaf de betaaldatum van het voorschot tot de datum waarop het College voor zorgverzekeringen de uitkering voorlopig vaststelt.

c. Voor de ingevolge artikel 5 af te storten overschotten: vanaf de datum waarop het overschot ontstaat tot de datum waarop de afstorting plaatsvindt of, bij achterwege blijven daarvan, tot de datum van vaststelling.

d. Voor een zorgverzekeraar, waarvoor krachtens artikel 4, derde lid, een afwijkende bevoorschotting heeft plaatsgevonden, wordt de toepassing van hetgeen hiervóór in de onderdelen a, b en c is bepaald, aan die bevoorschotting aangepast.

2. Voor het rentepercentage wordt uitgegaan van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes, bedoeld in het eerste lid. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling wordt uitgegaan van de rente over de voorafgaande kalendermaand. Het percentage wordt voor de in het eerste lid, onder a en b bedoelde kosten verhoogd met 0,3 procentpunt bij aan de zorgverzekeraar te betalen verschillen. Het percentage wordt voor de in het eerste lid, onder a, b en c bedoelde kosten verlaagd met 0,3 procentpunt bij door de zorgverzekeraar te betalen verschillen. Voor de in het eerste lid, onder c, bedoelde af te storten overschotten wordt het percentage verminderd met 0,3 procentpunt, met dien verstande dat voorzover en voorzolang de zorgverzekeraar met de afstorting in verzuim is, vanaf de datum van verzuim het percentage wordt vermeerderd met 0,3 procentpunt.

3. De rente betreft een samengestelde rente en wordt op maandbasis berekend.

Bij de berekening wordt een maand op 30 en een jaar op 360 dagen gesteld.

4. Verschillen met een eerdere vaststelling worden verrekend.

5. Indien de situatie zich voordoet dat het in deze paragraaf bedoelde Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) niet meer kan worden toegepast, zal een zoveel als mogelijk overeenkomstig tarief worden gehanteerd.

§ 7

Slotbepalingen

Artikel 10

Op de bevoorschotting van uitkeringen ingevolge artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen over kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar waarover deze regeling voor de eerste maal van toepassing is, blijft de regeling van het College voor zorgverzekeringen of zijn rechtsvoorganger die voor de inwerkingtreding van deze regeling voor het desbetreffende kalenderjaar zoals die luidde op 31 december 2005.

Artikel 11

1. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

2. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorschotverlening op uitkeringen AWBZ.

Voorzitter, J.S.J. Hillen.Algemeen Directeur, P.C. Hermans.

Toelichting

Artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen en het op dat artikel gebaseerde Besluit Wfsv vormen samen de basis voor de uitkeringen die de zorgverzekeraars van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) van het college ontvangen ten laste van het door het college beheerde Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten. Het Besluit Wfsv voorziet voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen AWBZ in een uitkering naar werkelijke kosten.

De beheerskosten voor de uitvoering van de AWBZ zijn op basis van het Besluit Wfsv gebudgetteerd. Iedere zorgverzekeraar ontvangt jaarlijks een budget. De zorgverzekeraars die ook verbindingskantoor zijn (hierna: zorgkantoor) ontvangen in die hoedanigheid nog afzonderlijk een budget beheerskosten AWBZ. Op de budgetten vinden bepaalde herrekeningen plaats, onder meer voor de wijzigingen in het aantal personen dat bij een zorgverzekeraar als AWBZ-verzekerde is ingeschreven. Het eindbedrag vormt de uitkering voor beheerskosten AWBZ.

Artikel 91, derde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen biedt het College voor zorgverzekeringen de mogelijkheid voorschotten op de genoemde uitkeringen te verlenen en daartoe regels op te stellen. De onderhavige regeling voorziet daarin. Waar budgetten voor de zorgverzekeraars worden vastgesteld, sluit de bevoorschotting uiteraard aan bij de ex ante budgetten (artikel 3, tweede lid). De voorschotten worden in twaalf maandelijkse termijnen uitbetaald. Als het voorschot zo gering van omvang is, dat het efficiënter en kostenbesparend is het in één keer uit te betalen, kan het College voor zorgverzekeringen het voorschot in één keer betalen, waarbij het betaaltijdstip zodanig is vastgesteld dat er geen rentenadelen ontstaan ten opzichte van maandbetalingen (artikel 4, eerste en tweede lid).

De voorschotregeling voorziet ook in een voorlopige vaststelling en voorlopige betaling (§ 4), vooruitlopend op een definitieve vaststelling en betaling na beoordeling van de voor de definitieve vaststelling van de uitkeringen van belang zijnde gegevens door het College van toezicht op de zorgverzekeringen. De voorschotregeling impliceert verder een regeling voor rentevergoeding (§ 6). Rentevergoeding is immers inherent aan bevoorschotting.

De onderhavige regeling heeft alleen betrekking op de uitkeringen die rechtstreeks aan de zorgverzekeraars worden uitbetaald. Omdat ingevolge het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering bijna alle verstrekkingen en vergoedingen AWBZ via het Centraal administratiekantoor (CAK) worden betaald en de desbetreffende uitkeringen feitelijk aan het CAK worden uitbetaald, zijn de eerder bedoelde uitkeringen van beperkte omvang.

De regeling voorziet naast een ambtshalve vaststelling in de mogelijkheid van een voorschot op verzoek voor verstrekkingen en vergoedingen (artikel 3, derde lid). Bedoelde kosten zijn namelijk niet gebudgetteerd. Van de zorgverzekeraars die voor de AWBZ hogere uitgaven dan opbrengsten hebben voor AWBZ verstrekkingen wordt ook verwacht dat zij om verhoging van de voorschotten vragen. Omdat zij die mogelijkheid hebben, voorziet de regeling voor dit bestanddeel, niet in een aanspraak op rente voor de zorgverzekeraars die hiervoor per saldo meer hebben uitgegeven dan zij hebben ontvangen.

Vanwege de eigen bijdragen AWBZ die de zorgverzekeraars ontvangen, doet het zich zelfs voor dat een omgekeerde betaalstroom op gang dient te worden gebracht indien de opbrengsten de uitgaven overtreffen. De regeling voorziet daarom in de verplichting overschotten in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten af te storten (§ 3). Verzuim leidt tot verschuldigdheid van een hogere rentevergoeding (art. 9, tweede lid, laatste volzin). De zorgverzekeraar dient zelf attent te zijn op de verplichting tot afstorten en is dus niet eerst in verzuim na daarop apart te zijn gewezen.

Het CAK ontvangt eigen bijdragen voor zorg zonder verblijf. In de regeling is aangegeven dat het CAK deze opbrengsten wekelijks in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten afstort.

Uit artikel 8 vloeit voort, dat een zorgverzekeraar aan het College voor zorgverzekeringen een rentevergoeding moet betalen indien bij de voorlopige vaststelling blijkt, dat hij meer aan voorschotten heeft ontvangen dan de op voorlopige basis nader vastgestelde budgetten/uitkeringen voor beheerskosten waarop hij recht heeft. Hetzelfde geldt voor een eventueel nog resterend verschil bij de definitieve vaststelling. In de omgekeerde situatie (doch uitgezonderd voor de verstrekkingen AWBZ, zoals eerder aangegeven) moet het college aan de zorgverzekeraar een rentevergoeding betalen en heeft de zorgverzekeraar dus aanspraak op rente.

De zorgverzekeraars zijn verder rente verschuldigd over de in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten af te storten overschotten (artikel 8, vierde lid). Deze rente moeten zij verantwoorden in het financieel verslag.

Artikel 9 geeft aan over welke periode de rente wordt berekend (artikel 9, eerste lid) en wat de rente is. Met de in het artikel vermelde verhogingen en verlagingen van het rentepercentage met 0,3 procentpunt wordt beoogd tarieven te hanteren die zoveel mogelijk overeenkomen met de gemiddelde rentetarieven voor uitzettingen (bij een optredend overschot hetgeen een rendement oplevert) en opnemingen (bij een tekort hetgeen extra kosten met zich brengt) door de zorgverzekeraars. Aldus vindt compensatie plaats voor het gegeven dat lenen op de geldmarkt duurder is dan de opbrengsten van een tegoed.

In het derde lid wordt aangegeven dat er sprake is van samengestelde rente, die het College voor zorgverzekeringen op maandbasis berekent. Bij de berekening van de rente zet het College voor zorgverzekeringen het hiervoor bedoelde gemiddelde van de maandpercentages om in een rentepercentage per maand. Daarvoor hanteert het College voor zorgverzekeringen de volgende formule:

(E +1)1/12–1, waarbij E staat voor het gemiddelde van de maandpercentages van het Euribortarief over de periode tot de desbetreffende afrekening.

Bij de berekening van het rentebedrag wordt de formule gehanteerd:

R = B*{ (MP+1)M–1}, waarbij R staat voor het rentebedrag, B voor het bedrag waarover rente wordt berekend, MP voor het rentepercentage per maand en M voor het aantal maanden in de periode van de betreffende afrekening.

De rente over financieringsoverschotten AWBZ, als bedoeld in artikel 5, eerste lid dienen de zorgverzekeraars op analoge wijze te berekenen. Voor B wordt dan het gemiddelde financieringsoverschot ingevuld.

Voorzitter,

J.S.J. Hillen

Algemeen Directeur,

P.C. Hermans

Naar boven