Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3667, Directie Juridische Zaken, houdende verlening van mandaat en machtiging aan ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit (Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Besluit:

Artikel 1

1. De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

a. de uitgifte van legitimatiebewijzen als bedoeld in artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht aan ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit;

b. de afdoening van klachten betreffende gedragingen van ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit, voor zover de klacht niet van politieke betekenis is, terwijl ook overigens uit de aard en inhoud van de desbetreffende klachten niet voortvloeit dat de beantwoording door de Minister persoonlijk of namens deze door de Secretaris-Generaal dient te worden ondertekend;

c. de beantwoording van aan de minister gerichte individuele brieven, het werkterrein van zijn dienst betreffende voor zover het antwoord zich beperkt tot een beschrijving van vigerend beleid en niet van politieke betekenis is, terwijl ook overigens uit de aard en inhoud van de desbetreffende brieven niet voortvloeit dat de beantwoording door de minister persoonlijk of namens deze door de secretaris-generaal dient te worden ondertekend.

2. De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende de afwijzing van verzoeken om schadevergoeding en de toekenning tot bedragen van ten hoogste € 50.000,–.

3. De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur bedrijfsvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende overeenkomsten voor uitgaven van materiële aard.

Artikel 2

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

a. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen verleend aan vervoersondernemingen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit dierenvervoer 1994;

b. het afgeven van de bewijsstukken, bedoeld in de artikelen 7 en 9 van de Regeling dierenvervoer;

c. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van verboden van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

d. besluiten die op grond van communautaire maatregelen, genoemd in artikel 1.1.1 van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen, vergunningen, of registraties;

e. besluiten die op grond van communautaire uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 1.1.2, onderdeel b, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen, vergunningen, of registraties;

f. het verlenen van vergunningen, bedoeld in artikel 2.1.1.5, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

g. de erkenning, bedoeld in artikel 2.1.1.5, tweede lid, onderdeel c, onder 1o, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten, alsmede de schorsing en intrekking daarvan;

h. het verlenen van vergunningen, bedoeld in artikel 2.4.1.2, onderdeel b, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

i. het verlenen van vergunningen, bedoeld in artikel 2.4.2.6, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

j. de registratie, bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten, alsmede het doorhalen ervan;

k. het verlenen van toestemming, bedoeld in artikel 3.2.3.1, onderdeel a, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

l. het verlenen van toestemming, bedoeld in artikel 3.2.3.2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

m. de erkenning, bedoeld in artikel 3.2.4.2, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

n. het treffen van maatregelen, bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.2 van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

o. besluiten inzake de registratie en erkenning van entrepots, bedoeld in artikel 2.50d, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

p. het belasten, bedoeld in artikel 6.1, van de Regeling handel levende dieren en levende producten van dierenartsen van pluimveebedrijven met het uitvoeren van een aantal uit richtlijn 90/539/ EEG voortvloeiende taken;

q. het besluit, bedoeld in de artikelen 8.5f, eerste lid, en 8.5g, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

r. de erkenning van handelaren, bedoeld in de artikelen 3.15, 4.10 en 7.9, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

s. het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties van handelaren als bedoeld in artikel 2.62 van de Regeling handel levende dieren en levende producten en artikel 2 van Regeling voorkoming ziekten bij zalmachtigen;

t. de erkenning en intrekking van de erkenning van verzamelcentra, bedoeld in artikel 2.63, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

u. de erkenning en intrekking van de erkenning, bedoeld in de artikelen 6.8, 8.6, 8.6a, 9.10, 9.11, 10.7, 10.9, 10.10 en 10.11, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

v. besluiten die op grond van communautaire uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 11A.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen, vergunningen, of registraties;

w. het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties van handelszaken, bedoeld in artikel 8.7, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

x. het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties, bedoeld in artikel 63, van de Regeling aquicultuur;

y. besluiten inzake varkensspermawincentra en runderspermawincentra als bedoeld in de artikelen 3 en 9 van het Besluit eisen dierlijke sperma en spermawincentra;

z. het toelaten en intrekken van de toelating van slachthuizen, bedoeld in artikel 2.64, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

aa. de erkenning, bedoeld in artikel 7 van de Regeling Vleeskeuring;

bb. besluiten die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling Vleeskeuring, door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen van erkenningen;

cc. besluiten die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling Vleeskeuring, door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn die worden genomen op grond van artikel 54 van verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165);

dd. de ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten en in artikel 77, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, voor het zonder handelsoogmerk buiten en in Nederland brengen van andere gezelschapsdieren dan katten en honden, die worden begeleid door een natuurlijke persoon die voor de dieren verantwoordelijk is;

ee. de ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod op de invoer van entstoffen, bedoeld in artikel 2.1, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

ff. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 86, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

gg. besluiten inzake de artikelen 19 tot en met 54 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s , alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van deze artikelen;

hh. besluiten inzake de Regeling varkensleveringen, alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van die regeling;

ii. besluiten om in plaats van de bestuursdwang van artikel 106 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren toe te passen, een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht op te leggen;

jj. besluiten inzake de toelating tot de uitoefening van de diergeneeskunde in volle omvang als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;

kk. de registratie, bedoeld in artikel 3, van de Regeling register WUD 1990;

ll. het waarmerken, bedoeld in artikel 4, van de Regeling register WUD 1990;

mm. besluiten inzake de toelating tot de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte omvang als bedoeld in de artikelen 2, 6, 9, 12, 13 en 13a van het Besluit paraveterinairen;

nn. de registratie, bedoeld in artikel 20, van de Regeling paraveterinairen;

oo. de registratie, bedoeld in artikel 6b, van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten;

pp. besluiten inzake de Regeling halteplaatsen;

qq. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van de artikelen 93 en 94 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s ten behoeve van gewetensbezwaarden die op 30 juni 2001 beschikten over een ontheffing van de verplichting tot vaccinatie tegen Newcastle disease die is verleend op basis van de Verordening N.C.D.-bestrijding 1976 van het Landbouwschap;

rr. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van de artikelen 93 en 94 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s ten behoeve van instituten als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de dierproeven;

ss. artikel 1, tweede en derde lid, van de Beschikking wering besmettelijke pluimveeziekten;

tt. de erkenning en intrekking van erkenning, bedoeld in de artikelen 9.10a, eerste, tweede en vierde lid, 9.10b, derde lid, 9.10c, derde, vierde en zesde lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten.

Artikel 3

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

a. het verlenen van erkenningen en registraties als bedoeld in artikel 10 van de Kaderwet diervoeders;

b. het schorsen en intrekken, onderscheidenlijk doorhalen van erkenningen of registraties als bedoeld in artikel 14 van de Kaderwet diervoeders;

c. het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 26, eerste lid en zesde lid, van de Kaderwet diervoeders, voor zover de maatregelen voor een of meer afzonderlijke zendingen of partijen zijn voorgeschreven;

d. het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Kaderwet diervoeders, voor zover de maatregelen voor een of meer afzonderlijke zendingen of partijen zijn voorgeschreven;

e. het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, en het derde tot en met het zevende lid, van de Kaderwet diervoeders voor zover de maatregelen voor een of meer afzonderlijke bedrijven zijn voorgeschreven;

f. het toepassen van bestuursdwang als bedoeld in artikel 30 van de Kaderwet diervoeders;

g. het verlenen van goedkeuring en erkenning als bedoeld in artikel 72, eerste en derde lid, van de Regeling diervoeders;

h. besluiten op grond van artikel 106 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

Artikel 4

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende de navolgende bevoegdheden op grond van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEU L273):

a. de beoordeling van mest, melk en biest op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel e;

b. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van intermediaire bedrijven op grond van artikel 10, eerste lid;

c. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van opslagbedrijven op grond van artikel 11, eerste lid;

d. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van verbrandingsinstallaties met een lage capaciteit op grond van artikel 12, tweede en derde lid;

e. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven op grond van artikel 13, eerste lid;

f. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 2- en categorie 3-oleochemische bedrijven op grond van artikel 14, eerste lid;

g. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van biogas- en composteerinstallaties op grond van artikel 15, eerste lid;

h. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 3-verwerkingsbedrijven bedrijven op grond van artikel 17, eerste lid;

i. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en van technische bedrijven op grond van artikel 18, eerste lid;

j. het verlenen en intrekken van toestemming voor afwijkingen met betrekking tot het gebruik van dierlijke bijproducten op grond van artikel 23, eerste en tweede lid.

Artikel 5

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, de plaatsvervangend directeur, de regiodirecteuren en de plaatsvervangend regiodirecteuren Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

a. de besluiten, bedoeld in de artikelen 21, eerste lid, 24, 29, eerste lid, 31b, eerste lid, 88, tweede lid, 101, tweede lid, en 104, tweede en derde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

b. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het bepaalde in of krachtens artikel 25 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

c. het verzoek aan de kantonrechter, bedoeld in artikel 88, derde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

d. besluiten op grond van het Besluit verdachte dieren;

e. besluiten op grond van de artikelen 55 tot en met 79 en 81 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s , alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het bepaalde in deze artikelen;

f. besluiten op grond van artikel 18 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

g. ontheffingen als bedoeld in artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van een op grond van artikel 30, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren geldend vervoersverbod dat is vastgesteld wegens een uitbraak van een aangewezen dierziekte;

h. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten en in artikel 77, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in verband met het grensbeweiden van vee in België en Duitsland;

i. het besluit tot toepassing van bestuursdwang van de artikelen 106 en 117 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede om ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit of van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan te wijzen die de beslissing tot bestuursdwang uitvoeren;

j. de uitvoering, bedoeld in artikel 27 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede om ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit of van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan te wijzen die dit besluit uitvoeren;

k. de goedkeuring van protocollen als bedoeld in de Regeling identificatie en registratie van dieren;

l. besluiten die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling Vleeskeuring, door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit niet zijn besluiten als bedoeld in artikel 2, onderdelen aa en cc;

m. het doen van een vordering, bedoeld in artikel 3.2.3.2, tweede lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

n. besluiten die op grond van communautaire maatregelen, genoemd in artikel 1.1.1 van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit niet zijn besluiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel d;

o. besluiten die op grond van communautaire uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 1.1.2, onderdeel b, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit niet zijn besluiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel e;

p. de verklaring, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

q. besluiten die op grond van communautaire uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 11A.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit niet zijn besluiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel v;

r. besluiten op grond de artikelen 28, 29, 30, tweede lid, 38, 44, 46, tweede lid, 48, 52a, derde lid, 53, 57, 60, 63, tweede lid, van de Regeling aquicultuur;

s. het heffen van een vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 25, van de Kaderwet diervoeders;

t. de vaststelling van vergoedingen op grond van de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden;

u. de ontheffing, bedoeld in artikel 8, van de Regeling zekerheidsstelling en betaling van VWA-keurlonen;

v. het officiële toezicht, bedoeld in artikel 8.5k, vierde lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

w. de vaststelling van de raming, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Regeling zekerheidsstelling en betaling van VWA-keurlonen.

Artikel 6

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, de plaatsvervangend directeur, de regiodirecteuren en de plaatsvervangend regiodirecteuren en de keuringsdierenartsen Dienst Uitvoering van de Voedsel en Warenautoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

a. besluiten als bedoeld in de artikelen 2.32, 2.42 en 2.51 van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

b. de overeenkomst, bedoeld in de artikelen 2.44, eerste lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

c. de vordering, bedoeld in artikel 2.45, tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

d. de toestemming, bedoeld in artikel 8.5b, vierde lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

e. de maatregelen, bedoeld in artikel 9.9, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

f. de goedkeuring, bedoeld in artikel 5, van de Regeling paardensperma;

g. de goedkeuring, bedoeld in artikelen 2 en 17, van de Regeling rundersperma;

h. de goedkeuring, bedoeld in artikelen 2 en 17, van de Regeling varkenssperma;

i. het afgeven van gezondheidscertificaten en het treffen van maatregelen op grond van Bijlage II, Hoofdstukken III en VIII, eerste volzin op grond van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEU L273);

j. het onderzoeken op salmonella op grond van Bijlage VII, Hoofdstuk II, onder 13, op grond van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEU L273).

Artikel 7

De keuringsdierenartsen Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

a. het besluit tot de uitvoering, bedoeld in artikel 27, van de Regeling identificatie en registratie van dieren met betrekking tot op een slachthuis aangevoerde runderen;

b. certificaten en bewijsstukken op grond van de artikelen 2.4, 2.16, 2.46 en 2.50c, tweede lid, onderdeel d, 2.52, van de Regeling handel levende dieren en levende producten, artikel 117e van de Regeling in- en uitvoer landbouwgoederen;

c. de machtiging, bedoeld in artikel 2.50e, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

d. de toestemming, bedoeld in de artikelen 2.36, 2.43, tweede lid, onderdeel b, 2.45, eerste lid, onderdeel a, 2.50b, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

e. besluiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Regeling Vleeskeuring;

f. besluiten als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Regeling Vleeskeuring.

Artikel 8

De ondertekening, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 7, luidt:

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Inspecteur-Generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De plaatsvervangend Inspecteur-Generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit, ’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De plaatsvervangend Directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Regiodirecteur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De plaatsvervangend Regiodirecteur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Directeur Bedrijfsvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Keuringsdierenarts Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit.

Artikel 10

Het Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Een belanghebbende kan binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit bezwaar maken bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het bezwaarschrift wordt gezonden aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, t.a.v. de Dienst Regelingen, afdeling Recht en Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Naar boven