Besluit Eenheid Planning en Advies Beleids-ondersteunend Team milieu-incidenten

Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 december 2005, nr. VI/CM 2005199604, tot herziening van samenstelling, taken en bevoegdheden van de Eenheid Planning en Advies Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelend in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Defensie, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Verkeer en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Besluit:

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

– ongeval: gebeurtenis als gevolg waarvan chemische stoffen vrijkomen of dreigen vrij te komen,

a. die tot een gevaarssituatie of verhoogd risico leidt of kan leiden voor mens of milieu, of

b. die ter voorkoming of vermindering van een gevaarssituatie of een verhoogd blootstellingsrisico voor mens of milieu aan die stoffen een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines vergt, of

c. die anderszins dringend optreden vereist om mens of milieu tegen blootstelling aan die stoffen te beschermen;

– het BOT-mi: het Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten bedoeld in artikel 2.1;

– bevoegd gezag: bij crisisbeheersing verantwoordelijke instantie belast met de bestrijding van rampen en zware ongevallen en de voorbereiding daarvan;

– koude organisatie: tijdens preparatiefase bestaande organisatie van het BOT-mi;

– warme organisatie: tijdens de respons- en nazorgfase bestaande organisatie van het BOT-mi;

– preparatie: voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen;

– respons: daadwerkelijke reactie op rampen en zware ongevallen;

– nazorg: beheersing van blootstellingseffecten op de middellange en lange termijn.

Paragraaf 2

De BOT-mi organisatie

Artikel 2.1

1. Er is een Eenheid Planning en Advies voor milieu-ongevallen, verder aan te duiden als Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten (BOT-mi).

2. Het BOT-mi bestaat uit een koude en een warme organisatie.

3. Het BOT-mi heeft tot taak bij een ongeval of bij dreiging van een ongeval het bevoegde gezag of andere bestuursorganen op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over:

a. maatregelen die kunnen worden getroffen ter voorkoming van het ongeval en ter bescherming van mens en milieu tegen de gevolgen van het ongeval;

b. de actuele en de te verwachten situatie ten aanzien van het verloop van het ongeval;

c. het uitvoeren van metingen die naast bestaande metingen noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van mens en milieu;

d. adequate voorlichting aan instanties of bevolking met betrekking tot het ongeval;

e. maatregelen die getroffen moeten worden in het kader van de nazorg met betrekking tot het ongeval;

f. al hetgeen overigens wenselijk is naar aanleiding van het ongeval met het oog op de bescherming van mens en milieu tegen het ongeval of de gevolgen daarvan.

Paragraaf 3

De koude BOT-mi organisatie

Artikel 3.1

De koude BOT-mi-organisatie bestaat uit:

a. de Stuurgroep;

b. de Stafafdeling Crisismanagement van het Inspectoraat-Generaal VROM;

c. de Expertgroep;

d. het Coördinatieteam.

Artikel 3.2

1. De interdepartementale Stuurgroep bestaat, inclusief de voorzitter, uit tenminste vier leden, die worden afgevaardigd vanuit de betrokken departementen.

2. De vertegenwoordiger van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is voorzitter van de Stuurgroep.

3. De Stuurgroep heeft tot taak:

a. het aansturen en bewaken van de voortgang van de werkzaamheden van het BOT-mi;

b. het adviseren, het doen van voorstellen en nemen van besluiten over de strategische beleidsontwikkeling van het BOT-mi;

c. het vaststellen van een jaarplan en een jaarverslag met betrekking tot de activiteiten van het BOT-mi.

4. De Stuurgroep vergadert tenminste tweemaal per jaar en stelt haar eigen werkwijze vast.

Artikel 3.3

1. De Stafafdeling Crisismanagement is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, de coördinatie en de instandhouding van het BOT-mi, maakt afspraken met de instanties, vertegenwoordigd door de deskundigen genoemd in artikel 3.4, over de voorbereiding van bestrijding en daadwerkelijke bestrijding van ongevallen en draagt zorg voor faciliterende ondersteuning.

2. Het hoofd van de Stafafdeling Crisismanagement wijst een operationeel manager en een secretaris van het BOT-mi aan.

3. Het hoofd van de Stafafdeling Crisismanagement wijst, na raadpleging van de Expertgroep, een teamleider en een operationeel secretaris van het BOT-mi aan.

4. De operationeel manager is belast met het beheer en de borging van het BOT-mi.

5. De secretaris is belast met de administratieve ondersteuning van het BOT-mi.

Artikel 3.4

1. De Expertgroep bestaat uit:

a. het hoofd van de Stafafdeling Crisismanagement, voorzitter, en het plaatsvervangend hoofd van de Stafafdeling Crisismanagement, plaatsvervangend voorzitter;

b. de operationeel manager;

c. de secretaris;

d. deskundigen van:

1°. het Inspectoraat-Generaal VROM, daartoe aangewezen door de inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM;

2°. het Directoraat-Generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, daartoe aangewezen door de directeur-generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

3°. het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, daartoe aangewezen door de directeur-generaal van Rijkswaterstaat;

4°. het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor zover het betreft de dienstonderdelen de Milieu Ongevallen Dienst (MOD), het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) en het Centrum voor Externe Veiligheid (CEV), daartoe aangewezen door de directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

5°. de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, daartoe aangewezen door de directeur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit;

6°. het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, daartoe aangewezen door de hoofddirecteur van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;

7°. het RIKILT-Instituut voor Voedselveiligheid namens het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, daartoe aangewezen door de directeur van het RIKILT;

8°. Rijkswaterstaat/het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, daartoe aangewezen door de hoofdingenieur-directeur van het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling en

9°. het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB) van het Ministerie van Defensie, daartoe aangewezen door de directeur van het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf.

2. Voor ieder der krachtens het eerste lid, onder d, aangewezen deskundigen worden één of meer plaatsvervangers aangewezen.

3. De Expertgroep heeft de volgende taken:

a. het verrichten van coördinerende, initiërende en stimulerende activiteiten ter realisering van de taken van het BOT-mi;

b. het vormen van een platform voor de uitwisseling van kennis en ervaring met betrekking tot de BOT-mi-activiteiten;

c. het zorgdragen voor ontwikkeling en harmonisering van de BOT-mi-procedures;

d. het monitoren van de preparatie-, respons- en nazorgfasen met betrekking tot de activiteiten van het BOT-mi en het doen van aanbevelingen ter verbetering hieromtrent.

4. De Expertgroep vergadert tenminste éénmaal in de zes weken.

5. De Expertgroep kan zich laten bijstaan door externe deskundigen en instanties, voor zover dat voor de vervulling van de taken van het BOT-mi noodzakelijk is.

Artikel 3.5

1. Het Coördinatieteam bestaat uit:

a. het hoofd van de Stafafdeling Crisismanagement, voorzitter, en het plaatsvervangend hoofd van de Stafafdeling Crisismanagement, plaatsvervangend voorzitter;

b. de operationeel manager;

c. de secretaris.

2. Het Coördinatieteam heeft tot taak:

a. het voorbereiden van besluiten over ontwikkeling, programmering, uitvoering en borging van de BOT-mi-activiteiten ten behoeve van besluitvorming hierover in de Stuurgroep, na raadpleging van de Expertgroep;

b. het zorgdragen voor de implementatie en de uitvoering van de door de Stuurgroep en Expertgroep genomen besluiten.

3. Het Coördinatieteam vergadert tenminste éénmaal in de twee weken.

4. Het Coördinatieteam kan zich laten bijstaan door externe deskundigen en instanties, voor zover dat voor de vervulling van de taken van het BOT-mi noodzakelijk is.

Artikel 3.6

1. Het BOT-mi brengt jaarlijks, na vaststelling door de Stuurgroep, een jaarplan en een jaarverslag uit over zijn werkzaamheden aan de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Defensie, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Verkeer en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Het BOT-mi brengt het vastgestelde jaarplan en jaarverslag ter kennis aan de instanties, genoemd in artikel 3.4, eerste lid, onder d.

Paragraaf 4

De warme BOT-mi organisatie

Artikel 4.1

1. De warme BOT-mi organisatie bestaat uit:

a. de teamleider;

b. de operationeel secretaris;

c. de deskundigen, aangewezen overeenkomstig artikel 3.4, eerste lid, onder d.

2. Afhankelijk van de aard van het ongeval en de fase waarin het zich bevindt, kan de teamleider zich laten bijstaan door:

a. deskundigen die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 3.4, eerste lid, onder d;

b. de Dienstdoende Ambtenaar van de Stafafdeling Crisismanagement van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

c. de coördinator van het Departementaal Coördinatiecentrum van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

d. deskundigen van de Directie Concerncommunicatie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

3. In een geval als bedoeld in het tweede lid, staan de deskundigen, bedoeld in dat lid, onder a, door wie de teamleideer zich laat bijstaan, onder zijn gezag.

1. De teamleider heeft tot taak:

a. het activeren en deactiveren van het BOT-mi en hierover rapporteren aan het bevoegd gezag en andere bestuursorganen;

b. zorgdragen voor de totstandkoming, coördinatie en afstemming van de adviezen van het BOT-mi en het ter kennis brengen daarvan aan het bevoegd gezag en andere bestuursorganen.

2. De teamleider kan zich laten bijstaan door externe deskundigen en instanties die geen deel uitmaken van het BOT-mi.

Artikel 4.3

De operationeel secretaris is belast met de algemene assistentie van de teamleider en de administratieve ondersteuning van de warme organisatie van het BOT-mi.

Paragraaf 5

Informatie-uitwisseling en geheimhouding

Artikel 5.1

Het BOT-mi verschaft de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Defensie, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Verkeer en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op verzoek of uit eigen beweging, de gegevens met betrekking tot het BOT-mi-advies die zij nodig hebben met het oog op de bestrijding of de beoordeling van een ongeval.

Artikel 5.2

Een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van het BOT-mi en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Paragraaf 6

Financiën

Artikel 6.1

De beheerskosten van het BOT-mi komen ten laste van het Ministerie van VROM.

Artikel 6.2

De kosten van deelneming aan het BOT-mi door een departement of door een onder een departement ressorterend deskundigeninstituut komen voor rekening van het betrokken departement.

Paragraaf 7

Slotbepalingen

Artikel 7.1

Het Instellingsbesluit Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten wordt ingetrokken.

Artikel 7.2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7.3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Eenheid Planning en Advies Beleids-ondersteunend Team milieu-incidenten.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 december 2005.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

Het Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten (afgekort als het BOT-mi) is een bestaand samenwerkingsverband dat de Nederlandse crisisbeheersingsorganisatie voor ongevallen met chemische stoffen ondersteunt bij het bestrijden van (dreigende) ongevallen in Nederland of de effecten in Nederland van buitenlandse (dreigende) ongevallen.

Het BOT-mi is in 2002 ingesteld door de Minister van VROM en de organisatie ervan is vastgelegd bij het Instellingsbesluit Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten. Op basis hiervan is het Ministerie van VROM systeemverantwoordelijk voor het BOT-mi en ziet de Minister van VROM formeel toe op de inrichting, werking en kwaliteitsborging van het BOT-mi. De BOT-mi-organisatie moet nu worden aangepast aan de ontwikkelingen sindsdien met betrekking tot de crisisbeheersing en de rampenbestrijding in Nederland. Het instellingsbesluit wordt daartoe vervangen door het onderhavige besluit.

In dit besluit wordt geregeld dat de crisisbeheersingsorganisatie voor (dreigende) ongevallen, waar chemische stoffen die gevaar opleveren voor mens of milieu bij betrokken zijn, aansluit bij hetgeen bepaald is in het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 en het Nationaal Handboek Crisisbeheersing (NHC). Het NHC spreekt van een Eenheid Planning en Advies, die zich volgens het NHC richt op advisering van Beleidsteams op Rijksniveau. Het BOT-mi wordt tevens gekwalificeerd als een Eenheid Planning en Advies voor milieu-ongevallen, maar is in het bijzonder gericht op het geven van praktisch technisch advies aan crisisteams en daaraan gerelateerde hulpverleningsorganisaties op lokaal en regionaal niveau. De schaalgrootte van milieu-incidenten is namelijk veelal lokaal en regionaal. In de huidige praktijk werkt het BOT-mi in overwegende mate vraaggestuurd.

In dit besluit wordt de EPA BOT-mi verder aangeduid als kortweg het BOT-mi.

In dit besluit wordt de term ongeval gebruikt. Het gaat daarbij om een gebeurtenis waarbij chemische stoffen vrijkomen of dreigen vrij te komen die een gevaarlijke situatie (kunnen) opleveren voor mens of milieu, ongeacht de oorzaak. In het dagelijks gebruik wordt gesproken over milieu-ongevallen en andere gebeurtenissen waarbij vrijkomen van chemische stoffen een rol speelt (grote branden, explosies in de chemische industrie, aanvaringen van schepen, ongevallen met tankwagens en ernstige smogsituaties). Bij chemische stoffen moet gedacht worden aan stoffen of mengsels van stoffen die, vanwege hun intrinsieke eigenschappen of de omstandigheden waaronder zij voorkomen, een gevaar vormen voor de mens of het milieu, waardoor schade aan gezondheid of leven kan worden toegebracht. Met de term ‘mens’ wordt in het kader van dit besluit ook gedoeld op de volksgezondheid in het algemeen. Met de term ‘milieu’ wordt gedoeld op de bescherming van het leefklimaat van mens, dier en ecosystemen in het algemeen en de bescherming van de lucht-, bodem-, waterkwaliteit en voedselveiligheid in het bijzonder. Dit laatste in verband met chemische stoffen die een nadelig effect kunnen hebben op de voedselketen.

Naast minder grootschalige milieu-ongevallen is het BOT-mi ook actief op het niveau van optredende rampen en crises, waar gevaar ontstaat door vrijkomen van chemische stoffen. Voor wat betreft de begrippen ‘ramp’ en ‘crisis’ wordt aangesloten bij hetgeen hieronder in het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 wordt verstaan:

– ramp: een gebeurtenis of dreiging die als gevolg heeft een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid, waardoor (het leven van) personen of materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad en waarvoor een gecoördineerde inzet van meerdere (operationele) diensten of organisaties van verschillende disciplines nodig is om de dreiging weg te nemen of de gevolgen te beperken.

– crisis: een situatie die kan ontstaan als de nationale veiligheid in het geding is doordat één of meerdere vitale belangen worden aangetast en waarin de reguliere structuren en/of middelen niet toereikend zijn om de stabiliteit te handhaven.

Het in het besluit gebruikte begrip ‘ongeval’ omvat ook deze beide soorten voorvallen.

In 2002 heeft VROM het project ‘De Nieuwe BOT-mi Organisatie (BOT-mi NO)’ gestart om invulling te geven aan verdere professionalisering en formalisering richting de departementen, de betrokken deskundigeninstituten en de klanten van het BOT-mi in de praktijk, namelijk het bevoegd gezag en de hulpverleningsinstanties in de regio. Eén van de aspecten die worden benadrukt is de ontwikkeling van en aansluiting bij de reguliere organisatie van de rampenbestrijding in Nederland. Zo kunnen op lokaal, regionaal en op rijksniveau het bevoegd gezag en andere bestuursorganen met adviezen worden ondersteund als zij moeten besluiten tot het nemen van maatregelen om (de gevolgen van) een ongeval te bestrijden. De resultaten van het BOT-mi NO-project hebben geleid tot een aantal veranderingen in samenstelling, (centrale) aansturing, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de BOT-mi-organisatie. Deze veranderingen zijn, naast zaken als informatie-uitwisseling, kwaliteitsborging en financiering vastgelegd in het Beleidsplan BOT-mi.

Het BOT-mi is een organisatie op rijksniveau en opgericht met als doel ondersteuning te bieden aan rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties bij het inschatten, voorkomen en beperken van schadelijke gevolgen van (dreigende) ernstige milieu-ongevallen voor mens en milieu. Het team is geen op zich zelf staande organisatie, maar een structuur die zorgt voor bundeling van expertise en kennis van negen gespecialiseerde instituten, die gelieerd zijn aan zes departementen.

Het betreft de volgende instanties:

– Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor zover het betreft:

◦ Milieu en Ongevallen Dienst (MOD);

◦ Centrum voor Externe Veiligheid (CEV);

◦ Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC);

– RIKILT-Instituut voor Voedselveiligheid;

– Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI);

– Rijkswaterstaat/Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RWS/RIZA);

– Directoraat-Generaal Veiligheid van het Ministerie van BZK; de directie Crisisbeheersing en/of de directie Brandweer en GHOR;

– Voedsel en Waren Autoriteit (VWA);

– Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB).

Het betreft de volgende departementen:

– het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM);

– het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK);

– het Ministerie van Defensie;

– het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV);

– het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) en

– het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Het BOT-mi neemt de verantwoordelijkheid bij de bestrijding van milieu-incidenten niet over maar zorgt met behulp van een communicatie-infrastructuur voor een snelle en adequate beoordeling van de situatie, hetgeen resulteert in een advies aan het bevoegd gezag. Met deze samenwerking tussen de deskundigeninstituten worden tegenstrijdige adviezen voorkomen, waarmee tevens diversiteit in advisering vanuit de rijksoverheid wordt geminimaliseerd. In dit kader wisselt het BOT-mi gevraagd of ongevraagd informatie uit met de deelnemende departementen met het oog op de bestrijding en beoordeling van incidenten, vallende onder hun beleidsverantwoordelijkheid. Het gaat hier om gegevens gerelateerd aan de BOT-mi-adviesproducten; (technische) informatie, risicoanalyses/-beoordelingen, verspreidings-/modelberekeningen, prognoses en (deel)adviezen.

De adviezen worden opgesteld vanuit een technisch/wetenschappelijke deskundigheid (en niet vanuit een bestuurlijk/juridische deskundigheid) en hebben betrekking op de praktische maatregelen die door de operationele hulpverleningsdiensten getroffen moeten worden tijdens de responsfase.

Met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen het NCC en het BOT-mi is afgesproken dat het BOT-mi-advies via het Departementaal Coördinatie Centrum (DCC) van het Ministerie van VROM in de vorm van een situatierapport wordt aangeboden aan het Nationaal Coördinatie Centrum (NCC) van het Ministerie van BZK.

Het BOT-mi is opgebouwd uit een koude organisatie en een warme organisatie. De koude organisatie betreft de tijdens de preparatiefase bestaande organisatie die er voor zorgt dat het BOT-mi kan functioneren en optimaal op die taak is voorbereid. De warme organisatie is de tijdens de respons- en nazorgfase operationele organisatie zoals die is ingericht om tijdens en na het ongeval het bevoegd gezag of andere bestuursorganen te adviseren.

Dit besluit hanteert voor wat betreft de veiligheidsketen in principe de opgenomen begrippen in het Beleidsplan Crisisbeheersing. Crisisbeheersing omvat de volgende schakels binnen de veiligheidsketen, namelijk preparatie, respons en nazorg. Volgens het Beleidsplan Crisisbeheersing omvat preparatie de voorbereiding op de bestrijding van crises en betreft respons de daadwerkelijke reactie op crises.

Nazorg staat voor zaken als zorg voor slachtoffers, financiële afwikkeling, evaluatie en verantwoording. Eén van de taken van het BOT-mi is om bij een (dreigend) ongeval te adviseren over maatregelen die getroffen moeten worden in het kader van nazorg. Het begrip nazorg heeft in dit geval een beperktere betekenis. Het betreft namelijk adviezen over de beheersing van blootstellingeffecten op de middellange en lange termijn, adviezen over verwijderingsmethoden en adviezen over te nemen beschermingsmaatregelen op de (middel)lange termijn.

Het BOT-mi brengt volgens het besluit de adviezen uit aan ‘het bevoegd gezag’. Het bevoegd gezag is dat onderdeel van de overheid, dat bij crisisbeheersing en rampenbestrijding volgens de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) de hoogst verantwoordelijke instantie is en daarom belast is met en verantwoordelijk is voor de voorbereiding en bestrijding van rampen en zware ongevallen. Tijdens de responsfase kunnen dit zijn op lokaal niveau de burgemeester en op regionaal niveau de Commissaris van de Koningin. De burgemeester is volgens de Wrzo tijdens de responsfase belast met het opperbevel en neemt de bestuurlijk leiding op zich. Volgens de Wrzo neemt de brandweercommandant de operationele leiding. De burgemeester, de brandweercommandant of hun vertegenwoordigers (bijvoorbeeld een officier/adviseur gevaarlijke stoffen, politie en GHOR) kunnen dus een beroep doen op het BOT-mi.

Het BOT-mi advies is een deskundigenadvies aan het bevoegd gezag met een niet bindend karakter. Op basis van de Wrzo is en blijft de burgemeester primair verantwoordelijk voor het nemen van beslissingen bij de aanpak van een zwaar ongeval of ramp.

De afweging over eventuele strafrechtelijke vervolgacties naar aanleiding van een calamiteit valt niet onder de verantwoordelijkheid van het BOT-mi, maar is een lokale aangelegenheid en valt onder de verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie.

In verband met de oprichting van Veiligheidsregio’s zal het BOT-mi zich in de toekomst ook gaan richten op de regionale crisisteams. Deze nieuwe crisisbesluitvormingsstructuur in de zogenaamde veiligheidsregio’s zal overigens volgens het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 wettelijk worden verankerd.

Bevoegd gezag op rijksniveau kan zijn de betreffende vakminister (ondersteund door een departementaal beleidsteam), al of niet samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, doch dit zal zeer zelden voorkomen. In deze uitzonderlijke gevallen kan het BOT-mi uiteraard wel op verzoek van het Interdepartementaal Beleidsteam (IBT) of Ministerieel Beleidsteam (MBT) een advies verstrekken.

Daarnaast kan het BOT-mi ook aan andere bestuursorganen adviezen uitbrengen. Hiermee worden organen, personen of colleges bedoeld als gedefinieerd in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht. Tijdens de preparatie- en nazorgfase kunnen dit bijvoorbeeld zijn op regionaal niveau het toekomstige Regionaal Veiligheidsbestuur (RVB) en het toekomstige Regionaal Veiligheidsbureau (RVB).

De warme BOT-mi organisatie maakt gebruik van de expertise van deskundigen van de verschillende eerdergenoemde instituten. Opgemerkt zij dat, ofschoon deze deskundigen afkomstig zijn van eenzelfde instituut, het hier in persoon andere deskundigen kan betreffen dan diegenen die een taak hebben in de (Expertgroep van de) koude organisatie.

Tijdens een incident leveren deze instituten de gegevens (o.a. op basis van metingen en monsters) en informatie aan op basis waarvan het bevoegd gezag wordt geadviseerd over de te nemen maatregelen. Het BOT-mi kan onder andere advies geven over het uitvoeren van extra metingen die naast bestaande metingen noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de mens of het milieu. Bovendien kan het BOT-mi adviseren over het doen van aanvullende metingen in relatie tot de nauwkeurigheid, de betrouwbaarheid, de plaatsen en de frequentie van deze eerdere metingen. Het advies zal ook altijd een beschrijving bevatten van de actuele en de te verwachten situatie van het ongeval. De teamleider kan zich overigens laten bijstaan door personen, externe deskundigen en instanties die (nog) geen deel uitmaken van de BOT-mi-organisatie.

De warme organisatie maakt gebruik van een operationeel ICT-systeem, namelijk de BOT-mi-website. Eén van de aspecten daarbij is het alarmeren en activeren van het BOT-mi. Het alarmeren betekent dat betrokken deskundigen worden geïnformeerd over het (dreigend) ongeval. Hier wordt ook de term notificeren voor gebruikt. Het activeren betekent dat het betrokken team ‘virtueel’ bijeenkomt en een advies moet leveren aan het bevoegd gezag of bestuursorgaan. Het deactiveren betekent dat het operationele BOT-mi als zodanig zijn activiteiten in het kader van de crisisbeheersing beëindigt.

De verschillende onderdelen van het BOT-mi hebben ieder een eigen taak.

– De Stuurgroep als onderdeel van de koude organisatie

De interdepartementale Stuurgroep is ingesteld ter versterking van de bestuurlijke aansturing van het BOT-mi. De Stuurgroep werkt onder voorzitterschap van het Ministerie van VROM vanuit zijn systeemverantwoordelijkheid en bestaat uit afgevaardigden op Directeur Generaal niveau afkomstig uit de betrokken departementen. Eén van de taken van de Stuurgroep is het adviseren en besluiten over de strategische beleidsontwikkeling van het BOT-mi, waaronder ook het nemen van beslissingen over toetreding van nieuwe deskundigeninstanties.

– De Stafafdeling Crisismanagement als onderdeel van de koude organisatie

De uitvoering van de systeemverantwoordelijkheid is belegd bij de Stafafdeling Crisismanagement van de VROM-Inspectie. Onderdeel hiervan is het leveren van de voorzitter voor de Expertgroep en het Coördinatieteam van het BOT-mi en het (doen) aanwijzen van de operationeel manager en de secretaris. De operationeel manager houdt zich bezig met het beheer en de borging van het operationeel houden van het BOT-mi, waaronder de taak van het opzetten en onderhouden van een opleidings-, oefenings- en trainingsprogramma en het evalueren van gepleegde BOT-mi inzet.

– De Expertgroep als onderdeel van de koude organisatie

De Expertgroep maakt in de preparatiefase afspraken en schept randvoorwaarden zodat het BOT-mi in de diverse onderdelen van de veiligheidsketen optimaal kan functioneren. De leden die zitting hebben in de Expertgroep, vervullen binnen hun eigen organisatie een coördinerende rol ten aanzien van de calamiteitenafhandeling. Eén van de taken van de Expertgroep is het ontwikkelen en harmoniseren van de BOT-mi procedures voor respons en afhandeling van incidenten. Voorbeelden van deze procedures zijn werkinstructies, checklisten, formats voor logboeken, formulieren voor de situatierapporten en evaluaties.

– De warme BOT-mi organisatie

De belangrijkste taak van het geactiveerde BOT-mi is het opstellen en samenstellen van een advies waar het bevoegd gezag gebruik van kan maken bij het nemen van besluiten in de respons- en nazorgfase van de crisisbeheersing. Het gaat daarbij met name om het multidisciplinaire karakter en het tegengaan van tegenstrijdige adviezen.

– De teamleider als onderdeel van de warme organisatie

De teamleider geeft leiding aan de warme BOT-mi organisatie in de responsfase en zo nodig in de nazorgfase van een incident. Een belangrijke taak hierbij is dat de teamleider er voor zorgt dat het bevoegd gezag tijdig en volledig wordt geïnformeerd en geadviseerd, zodanig dat het zijn taak goed kan uitvoeren. De teamleider activeert en deactiveert het BOT-mi wanneer hij zulks nodig oordeelt. Het ter kennis brengen van adviezen aan het bevoegd gezag geschiedt door de teamleider. Afhankelijk van de aard van het ongeval en de fase waarin het zich bevindt bepaalt de teamleider de omvang en samenstelling van het BOT-mi.

– De deskundigen van de aangesloten BOT-mi instituten

De belangrijkste taak van de deskundigen is het tijdig leveren van de informatie aan de teamleider, zodat de teamleider zijn rol kan uitvoeren en het advies ter kennis kan brengen aan het bevoegd gezag. Het BOT-mi advies is een deskundigen-advies aan het bevoegd gezag met een niet bindend karakter. Het BOT-mi advies heeft geen juridische status omdat het niet rechtstreeks voortvloeit uit wet- en regelgeving. De BOT-mi-instituten blijven altijd zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geleverde informatie. Deze verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende eventuele aansprakelijkheid wordt nader uitgewerkt in een af te sluiten convenant tussen VROM en de betrokken departementen en deskundigeninstituten.

Het BOT-mi heeft geen rechtstreeks contact met de pers of andere media. Risico- en crisiscommunicatie loopt via de departementale en/of regionale voorlichters. Het BOT-mi geeft dus zelf geen voorlichting. Wel kan het BOT-mi in voorkomende gevallen adviseren over adequate voorlichting aan instanties of bevolking. Hiermee wordt bedoeld dat het BOT-mi in bepaalde gevallen een advies verstrekt over de manier waarop een concreet advies met een wetenschappelijke/technische inhoud vertaald moet worden in eenvoudige operationele en beleidsmatige termen.

Met betrekking tot de financieringssystematiek worden de volgende uitgangspunten voor de kostenverdeling voor het BOT-mi gehanteerd:

– De (operationele) kosten die gemaakt worden door een departement en/of door een deskundigeninstituut dat in formele zin gerelateerd is aan een departement, komen voor rekening van dat betreffende departement;

– Bepaalde initiële kosten en de beheerskosten van het BOT-mi komen ten laste van het Ministerie van VROM als de systeemverantwoordelijke voor het BOT-mi.

De kosten zullen dan op basis van de uitgangspunten als volgt worden verdeeld:

– Initiële kosten: deze kosten betreffen de opzet en het operationeel maken van het BOT-mi. De kosten komen ten laste van het Ministerie van VROM als systeemverantwoordelijke voor het BOT-mi. Hieronder moeten worden verstaan de kosten die betrekking hebben op onder andere de ontwikkeling van de website en de daaraan gerelateerde functionaliteiten. Kosten die betrekking hebben op overige communicatiemiddelen (telefonie e.d) komen voor rekening van de deelnemende partijen;

– Beheerskosten: kosten die betrekking hebben op het operationeel hebben en houden van het BOT-mi (ICT, faciliteren vergaderingen etc.) komen ten laste van het Ministerie van VROM als systeemverantwoordelijke voor het BOT-mi;

– Operationele kosten: kosten die door de deelnemende partijen gemaakt worden bij (de voorbereiding van) een incident (zowel preparatie als respons/nazorg) worden door de deelnemende partijen gedragen. Concreet betekent dit dat de departementen aan wie de betreffende deskundigeninstituten zijn gerelateerd, de kosten dragen van de inzet van dat betreffende instituut, dan wel dat het betreffende instituut de kosten aan het betreffende departement doorberekent (o.a. salariskosten, bereikbaarheidsvergoedingen en reiskosten).

Om het BOT-mi goed te laten functioneren in voorbereiding op en tijdens (dreigende) crises zijn de volgende maatregelen getroffen:

– Door de inzet van een aantal borgingsinstrumenten draagt het BOT-mi zorg voor een sluitende kwaliteitszorgcyclus: plannen, uitvoeren, monitoren en verbeteren. Borgingsinstrumenten zijn onder meer het jaarplan en -verslag en niet in het besluit voorgeschreven: het Basisplan en Procedureboek incidentbestrijding, periodieke managementrapportages, evaluaties en verbeterprogramma’s;

– Samenwerkingsverplichtingen op het gebied van onderlinge informatie-uitwisseling, kwaliteitszorg en financiering worden uitgewerkt en vastgelegd in een convenant tussen VROM en de betrokken departementen en deskundigeninstituten;

– De onderdelen van het BOT-mi dragen zorg voor een werkend systeem van afspraken, procedures en instructies die borgen dat de BOT-mi organisatie is voorbereid op een crisissituatie;

– Door middel van oefeningen wordt de effectiviteit van deze afspraken getoetst;

– Ieder betrokken departement en deskundigeninstituut zorgt voor een actuele beschikbaarheids-/bereikbaarheidsregeling en de noodzakelijke opleiding en training van de functionarissen;

– De werkafspraken moeten er toe leiden dat het BOT-mi continu paraat is, dat wil zeggen 24 uur per dag, 7 dagen per week. Men maakt hierbij gebruik van de Dienstdoende Ambtenaar (DDA) van de Stafafdeling Crisismanagement via het Meldpunt VROM;

– De koude BOT-mi organisatie wordt beheerd en facilitair ondersteund door de Stafafdeling Crisismanagement van het Ministerie van VROM. Dit volgt uit de systeemverantwoordelijkheid voor het BOT-mi die bij het Ministerie van VROM is neergelegd;

– De deskundigeninstituten worden beheerd en ondersteund door het daaraan gerelateerde departement;

– Samenwerking tussen het BOT-mi en de veiligheidsregio’s wordt geborgd door en samenwerkingsprotocollen, netwerkmanagement en wederzijdse communicatie;

– Jaarlijks rapporteert het hoofd Crisismanagement aan de Minister van VROM en aan de deelnemende ministeries over de mate van voorbereiding en uitvoering van de BOT-mi organisatie.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

Naar boven