Wijziging diverse regelingen Economische Zaken

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 8 december 2005, nr. WJZ 5715050, tot wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005, de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 januari tot 1 juli), de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december), de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007, de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit

De Minister van Economische Zaken,

Handelend na overleg met de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 31, negende lid, 72m, vijfde en zesde lid, 72p, tweede lid, 72r, 72s, vierde lid, en 77c van de Elektriciteitswet 1998 en op artikel III, negende lid, van de Wet van 5 juni 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie;

Besluit:

Artikel I

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 20051 wordt gewijzigd als volgt:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. NTA 8003: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 2003.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen tot en met 10 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in 2005:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

C

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 MW tot en met 50 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in 2005:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties en biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien zuivere biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,06 per kWh;

c. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

D

Artikel 3, onderdelen a tot en met c, worden vervangen door:

a. indien zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt ‘€ 0,097’ vervangen door: € 0,00.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-⁠installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie op land waarvoor een ontheffing voor renovatie als bedoeld in artikel 72m, derde lid, onderdeel b, of artikel 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is verkregen, bij subsidieverlening in 2005 € 0,017 per kWh.

Artikel II

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 20062 wordt gewijzigd als volgt:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. NTA 8003: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 2003.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen tot en met 10 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in de periode 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

C

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 MW tot en met 50 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in de periode 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties en biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien zuivere biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,06 per kWh;

c. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

D

Artikel 3, onderdelen a tot en met c, worden vervangen door:

a. indien zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt ‘€ 0,097’ vervangen door: € 0,00.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-⁠installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie op land waarvoor een ontheffing voor renovatie als bedoeld in artikel 72m, derde lid, onderdeel b, of artikel 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is verkregen, bij subsidieverlening in de periode 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 € 0,017 per kWh.

Artikel III

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december)3 wordt gewijzigd als volgt:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. NTA 8003: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 2003.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen tot en met 10 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

C

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 MW tot en met 50 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties en biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien zuivere biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,06 per kWh;

c. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

D

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

1. Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 50 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 voor producenten van wie vóór 10 mei 2005 een aanvraag omtrent subsidieverlening is ontvangen:

a. indien uitsluitend zuivere biomassa als bedoeld in de nummers 101 tot en met 169 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,061 per kWh;

b. indien zuivere biomassa die niet bestaat uit de in de onderdeel a genoemde stoffen wordt omgezet in elektriciteit en met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties € 0,025 per kWh;

c. indien zuivere biomassa door middel van vergassing in een installatie voor het exothermisch verwerken van biomassa bij een ondermaat aan zuurstof wordt omgezet in elektriciteit € 0,053 per kWh;

d. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

2. Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt voor producenten van wie na 10 mei 2005 een aanvraag omtrent subsidieverlening wordt ontvangen, bij subsidieverlening in de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006:

a. indien zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt ‘€ 0,097’ vervangen door: € 0,00.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie op land waarvoor een ontheffing voor renovatie als bedoeld in artikel 72m, derde lid, onderdeel b, of artikel 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is verkregen, bij subsidieverlening in de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 € 0,008 per kWh.

Artikel IV

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 20074 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. NTA 8003: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 2003.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen tot en met 10 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in 2007:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

C

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 MW en tot en met 50 MW, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie, bedraagt bij subsidieverlening in 2007:

a. indien zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolwaterzuiveringsinstallaties en biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,097 per kWh;

b. indien zuivere biomassa als bedoeld in de nummers 541 tot en met 549 van de NTA 8003 wordt omgezet in elektriciteit € 0,06 per kWh;

c. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,025 per kWh.

D

Artikel 3, onderdelen a tot en met c, worden vervangen door:

a. indien zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh;

b. indien niet-zuivere biomassa wordt omgezet in elektriciteit € 0,00 per kWh.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt ‘€ 0,097’ vervangen door: € 0,00.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, opgewekt in een productie-⁠installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie op land waarvoor een ontheffing voor renovatie als bedoeld in artikel 72m, derde lid, onderdeel b, of artikel 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is verkregen, bij subsidieverlening in 2007 € 0,008 per kWh.

Artikel V

De Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit5 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel a.

2. De onderdelen b en c worden geletterd a en b.

3. In het derde lid wordt ‘het eerste lid, onderdeel b,’ vervangen door: het eerste lid, onderdeel a,.

B

De artikelen 15, 16 en 18, derde en vierde lid, vervallen.

C

De bij de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit behorende bijlage 2 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel VI

De bij de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie6 behorende bijlagen 1 en 3 worden vervangen door de bij deze regeling behorende bijlagen.

Artikel VII

Op aanvragen om subsidie voor de productie van duurzame elektriciteit als bedoeld in artikel 3 van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 die vóór 10 mei 2005 zijn ingediend en op subsidies die vóór 10 mei 2005 zijn verstrekt, is de regelgeving van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

Artikel VIII

Op aanvragen om subsidie voor de productie van duurzame elektriciteit als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005, artikel 6, tweede lid, van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006, artikel 5 van Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en artikel 5, tweede lid van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 die vóór 10 mei 2005 zijn ingediend en op subsidies die vóór 10 mei 2005 zijn verstrekt, is de regelgeving van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

Artikel IX

1. Op aanvragen voor subsidie voor de productie van duurzame elektriciteit als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005, artikel 6, eerste lid van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006, artikel 5, eerste lid, van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en artikel 5, eerste lid, van de van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 die vóór 13 juni 2005 zijn ingediend en op subsidies die vóór 13 juni 2005 zijn verstrekt, is de regelgeving van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

2. Op aanvragen voor subsidie voor de productie van duurzame elektriciteit als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005, artikel 6, eerste lid van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006, artikel 5, eerste lid, van de van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en artikel 5, eerste lid, van de van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 die na 13 juni 2005 zijn ingediend en waarvoor vóór 13 juni een aanvraag tot ontheffing is ingediend, is de regelgeving van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

3. In geval een producent voor een productie-installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie op land:

a. vóór 13 juni 2005 een schriftelijke overeenkomst heeft gesloten ter renovatie van de desbetreffende productie-installatie en

b. na 13 juni 2005 een aanvraag tot ontheffing en een aanvraag tot subsidie indient,

is de regelgeving van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

Artikel X

Op aanvragen om subsidie voor subsidie voor de productie van duurzame elektriciteit als bedoeld in de artikelen 2 en 2a van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005, de artikelen 2 en 2a van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006, de artikelen 2 en 2a van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de artikelen 2 en 2a van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 die voor 6 oktober 2005 zijn ingediend en op subsidies die voor 6 oktober 2005 zijn verstrekt, de regelgeving van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

Artikel XI

1. De artikelen I, onderdelen D, en E, onder 1, VII en VIII treden in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie in de Staatscourant en werken terug tot 10 mei 2005.

2. De artikelen I, onderdeel E, onder 2, en IX treden in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie in de Staatscourant en werken terug tot 13 juni 2005.

3. De artikel I, onderdelen A, B, en C, en X treden in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie in de Staatscourant en werken terug tot 6 oktober 2005, met dien verstande dat producenten op wie artikel III, onderdeel D van toepassing is, vóór 1 juli 2006 het formulier bedoeld in artikel V, onderdeel C, bij de garantiebeheerinstantie indienen.

4. De artikelen V en VI treden in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie in de Staatscourant.

5. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

6. Artikel III treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.

7. Artikel IV treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.

Den Haag, 8 december 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

In de Elektriciteitswet 1998 is een voorziening opgenomen voor de subsidiëring van onder andere duurzame elektriciteit. Volgens artikel 72p, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt jaarlijks de hoogte vastgesteld van het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP). Artikel 72o, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 geeft aan dat voor duurzame elektriciteit het vaste bedrag er toe dient het verschil tussen kostprijs van duurzame elektriciteit en van elektriciteit die op een andere wijze is opgewekt te vergoeden naar de mate waarin dat nodig is ter bevordering van het aanbod van duurzame elektriciteit.

Voor 2005, voor de eerste en de tweede helft van 2006 en voor 2007 zijn subsidiebedragen vastgesteld. Deze regeling strekt tot wijziging van een aantal subsidiebedragen.

De subsidiebedragen voor het omzetten van zuivere en niet-zuivere biomassa in duurzame elektriciteit in grootschalige biomassa-installaties en voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie op zee worden voor nieuwe aanvragen op nul gezet. Voor het omzetten van zuivere biomassa in duurzame elektriciteit in kleinschalige biomassa-installaties wordt een nader onderscheid gemaakt tussen installaties met een nominaal elektrisch vermogen tot en met 10 MW en groter dan 10 MW tot en met 50 MW. Tevens wordt een nieuwe categorie in de vorm van oliën en vetten van plantaardige of dierlijke herkomst ingevoerd. Tenslotte zullen met ingang van 1 juli 2006 de subsidiebedragen voor het omzetten van biomassa in duurzame elektriciteit in grootschalige biomassa-installaties voor bestaande subsidiebeschikkingen worden aangepast en wordt een aantal nieuwe biomassa categorieën ingevoerd.

Op grond van artikel 72m, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt aan een productie-installatie in principe slechts eenmalig subsidie verleend. Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor productie-installaties die ingrijpend zijn gerenoveerd (artikelen 72m, derde lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998). Daarnaast komen productie-installaties die voor 1996 in productie zijn genomen niet in aanmerking voor subsidie, tenzij een ontheffing op grond van 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is verkregen. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gaat in beide gevallen pas tot subsidieverlening over indien de producent beschikt over een door de Minister van Economische Zaken afgegeven ontheffing. In geval men aan de vereisten voor een ontheffing voldoet en ontheffing is verleend, heeft de aanvrager thans recht op een subsidiebedrag dat gelijkstaat aan het subsidiebedrag dat wordt verleend als ware het een nieuwe productie-installatie. Productie-⁠installaties die volledig worden vervangen, om andere redenen dan dat zij in het geheel verloren zijn gegaan (zie artikel 72m, derde lid, onderdeel a), worden – net als thans – beschouwd als gerenoveerde productie-installaties. Het in deze regeling vastgestelde subsidiebedrag is dus ook op die productie-installaties van toepassing.

Hiervoor is wijziging nodig van een viertal subsidieregelingen, te weten:

– de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005,

– de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006,

– de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en

– de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007.

Als gevolg van de wijzigingen in de bovengenoemde subsidieregelingen dienen het aanvraagformulier (bijlage 1 bij de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie), het formulier om een ontheffing aan te vragen (bijlage 3 van voornoemde regeling) en de biomassaverklaring (bijlage 2 bij de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit) te worden gewijzigd. De onderhavige regeling voorziet ook daarin.

2. Aanleiding

De invoering van de MEP per 1 juli 2003 heeft geleid tot een duidelijke toename in productie van duurzame elektriciteit. Door het open einde karakter kan de groei van de productie van duurzame elektriciteit niet worden beïnvloed. Dit heeft als gevolg dat bij ongewijzigd beleid er weliswaar meer duurzame elektriciteit zal worden geproduceerd, maar tevens dat de kosten ongecontroleerd zullen stijgen. Daarom is het noodzakelijk om enkele subsidiebedragen thans op nul te zetten. Met deze maatregel zal nog steeds de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010 binnen bereik blijven.

2.1. Wind op zee en grootschalige biomassa

In de onderhavige regeling worden voor nieuwe subsidieaanvragen de subsidiebedragen voor elektriciteit, opgewekt door zuivere en niet-zuivere biomassa in grootschalige biomassa-installaties en voor elektriciteit, opgewekt door windenergie op zee op € 0,00 gezet. Op dit moment zijn reeds voor twee windparken op zee, waarvoor de initiatieven enkele jaren geleden zijn gestart (NSW en Q7), vergunningen verleend en zijn beschikkingen tot verlening van MEP-subsidie toegekend. Hiermee kan voor wind op zee voldoende voortgang worden geboekt om de doelstelling te kunnen halen. Voor de productie van elektriciteit in grootschalige installaties met behulp van zuivere en niet-zuivere biomassa geldt eveneens dat met de op dit moment voor subsidie in aanmerking komende productie voldoende voortgang wordt geboekt in het licht van de doelstelling voor 2010. Het is daarom niet wenselijk voor deze categorieën het subsidiebedrag op het eerdere niveau te handhaven.

2.2. Nadere differentiatie biomassa

Uit een advies dat ECN en KEMA op mijn verzoek hebben opgesteld is gebleken dat de onrendabele top van de inzet van oliën en vetten van plantaardige of dierlijke herkomst in kleinschalige biomassa-installaties (met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 MW en tot en met 50 MW) veel lager is dan de onrendabele top die tot nu toe werd gehanteerd. Voor zeer kleinschalige biomassa-installaties (met een nominaal elektrisch vermogen tot en met 10 MW) is de onrendabele top niet lager dan eerder berekende onrendabele top. Om deze reden wordt in de vier eerder genoemde regelingen allereerst een nadere indeling gemaakt van biomassa-installaties. In artikel 2 van de eerder genoemde regelingen worden de subsidiebedragen opgenomen voor biomassa-installaties met een nominaal elektrisch vermogen tot en met 10 MW. In het nieuwe artikel 2a van de regelingen worden de subsidiebedragen opgenomen voor biomassa-installaties met een nominaal elektrisch vermogen van groter dan 10 MW en tot en met 50 MW. Voor deze productie-installaties wordt tevens de categorie olieën en vetten van plantaardige of dierlijke herkomst als een aparte categorie opgenomen en wordt het subsidiebedrag voor deze categorie vastgesteld op € 0,06 per kWh. Voor overige soorten zuivere biomassa, met uitzondering van stortgas en biogas in afvalwater- en rioolzuiveringsinstallaties, in beide soorten kleinschalige biomassa-installaties blijft het subsidiebedrag € 0,097 per kWh. Voor stortgas is het subsidiebedrag in artikel 4 van de eerder genoemde regelingen vastgesteld. Dit subsidiebedrag blijft ongewijzigd. Voor biogas uit afvalwater- en rioolzuiveringsinstallaties is in voornoemde regelingen geen subsidiebedrag opgenomen; productie-installaties die op deze wijze elektriciteit opwekken kwamen en komen niet voor MEP-subsidie in aanmerking.

2.3. Grootschalige biomassa

Voorts hebben ECN en KEMA mij van advies gediend over de onrendabele top van de inzet van verschillende vormen van zuivere biomassa in grootschalige biomassa-installaties. In november 2004 hebben ECN en KEMA een berekening van de onrendabele top voor de tweede helft van 2006 en 2007 uitgevoerd. Ik heb een nieuwe opdracht aan ECN en KEMA verstrekt vanwege de sterk stijgende fossiele brandstoffen van het afgelopen jaar en een aantal ontwikkelingen op de markt van biomassa-brandstoffen. Dit heeft geleid tot substitutie van fossiele brandstoffen door bio-brandstoffen met een veel lagere onrendabele top dan in november 2004 door ECN en Kema was berekend. Op basis van de door ECN en KEMA berekende onrendabele toppen worden de subsidiebedragen voor grootschalige biomassa per 1 juli 2006 aanzienlijk verlaagd. Tevens wordt een andere indeling voor subsidieverlening aan grootschalige biomassaprojecten ingevoerd. Voortaan wordt het hoogste subsidiebedrag, € 0,061 per kWh alleen verstrekt aan installaties waarin schoon hout wordt omgezet in elektriciteit. Voor de definitie van schoon hout wordt verwezen naar de zogenaamde NTA lijst (Nederlandse Technische Afspraak 8003). Voor alle overige categorieën zuivere biomassa, zoals agrarische reststromen, vetten en oliën van plantaardige of dierlijke herkomst, en afvalhout is op basis van het advies van ECN en KEMA besloten één categorie met een verlaagd subsidiebedrag van € 0,025 per kWh in te voeren. Tenslotte wordt één nieuwe categorie in artikel 3 ingevoerd, vergassing van biomassa. Dit was nodig omdat vergassing een schonere, maar duurdere biomassaverwerkingstechnologie is.

Deze nieuwe subsidiebedragen zijn ook van toepassing op producenten die reeds MEP-subsidie ontvangen voor omzetten van zuivere biomassa in grootschalige productie-installaties in elektriciteit. Deze wijziging van de subsidiebedragen voor bestaande subsidiebeschikkingen hangt samen met artikel III, negende lid, van de wet van 5 juni 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (Stb. 235). In dit artikel is, kort samengevat, opgenomen dat voor elektriciteit, opgewekt met behulp van zuivere biomassa in grootschalige installaties, weliswaar voor 10 jaar subsidie kan worden verleend, maar dat het vaste bedrag geldt tot 1 juli 2006 en dat vanaf deze datum een nieuw vast bedrag geldt.

2.4. Niet-zuivere biomassa

Voor niet-zuivere biomassa (mengstromen) wordt eveneens het lage subsidiebedrag voor zuivere biomassa gehanteerd, namelijk € 0,025 per kWh. De onrendabele top van mengstromen kan in een aantal gevallen hoger liggen, maar een hoger subsidiebedrag zou verschuiving van subsidiering van zuivere naar niet-zuivere biomassa in de hand werken. Dat vind ik ongewenst.

2.5. Renovatie wind op land

Sinds de invoering van de MEP heeft SenterNovem ruim 300 aanvragen voor een ontheffing voor renovatie van windturbines ontvangen. In de brief aan de Tweede Kamer over de tussenevaluatie van de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) (Kamerstukken II 2003/04, 28665, nr. 49) is aangekondigd dat in geval uit monitoringsresultaten zou blijken dat sprake is van lagere investeringskosten (en daarmee een lagere onrendabele top) het invoeren van een apart (lager) subsidiebedrag voor renovatie in de rede ligt.

Uit de bij SenterNovem beschikbare gegevens blijkt dat de investeringskosten voor renovatie beduidend lager liggen dan in geval het nieuwe investeringen betreft. Dat betekent ook dat de onrendabele top per kilowattuur lager ligt dan bij nieuwe productie-installaties.

Gezien dit feit is het opnieuw verlenen van het normale subsidiebedrag voor windturbines nadat is gerenoveerd niet langer wenselijk. Derhalve is aan ECN en Kema gevraagd om op basis van het beschikbare cijfermateriaal de onrendabele top voor renovatieprojecten bij windenergie te bepalen (‘Renovatie windturbines: berekening van de onrendabele top’, ECN-I04-000, website: http://www.renewable-energy-policy.info/).

Bij subsidieverlening voor 2005 en 2006 (periode 1 januari tot en met 30 juni) bedraagt dit subsidiebedrag € 0,017 per kWh. Bij subsidieverlening voor 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en 2007 bedraagt dit subsidiebedrag € 0,008. Het verschil tussen deze bedragen wordt veroorzaakt door enerzijds een lagere onrendabele top en anderzijds het verschil in vollasturen (18.000 respectievelijk 20.000 vollasturen).

3. Overgangsrecht

Om te voorkomen dat er veel aanvragen worden ingediend in de periode dat een ontwerp van deze regeling bij de Tweede Kamer voorligt, is er voor gekozen om als scheidslijn tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ aanvragen voor subsidie voor duurzame elektriciteit, opgewekt met behulp van grootschalige biomassa en wind op zee, te hanteren de dag waarop de regeling met de te wijzigen subsidiebedragen oorspronkelijk in concept aan de Tweede Kamer is voorgelegd. Voor grootschalige biomassa en wind op zee is dit 10 mei 2005. Immers, vanaf dat moment kunnen de betrokken producenten op de hoogte zijn van deze maatregel. Voor aanvragen voor subsidie voor duurzame elektriciteit, opgewekt met behulp van kleinschalige biomassa, is van belang de datum waarop deze maatregel in ontwerp aan de Tweede Kamer is voorgelegd, te weten 6 oktober 2005.

De regeling met de subsidiebedragen voor gerenoveerde productie-installaties voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie op land is in ontwerp op 13 juni 2005 aan de Tweede Kamer voorgelegd. Vanaf dat moment is het voor producenten van windturbines duidelijk dat, als zij hun productie-installatie gaan renoveren, er een lager subsidiebedrag van toepassing is. Omdat er bij renovatie een ontheffing is vereist, is sprake van een overgangsregime.

In artikel IX van de onderhavige regeling zijn daarom drie categorieën producenten opgenomen op wie het hogere subsidiebedrag voor windturbines van toepassing blijft. In de eerste plaats betreft het die producenten aan wie voor de inwerkingtreding van deze regeling subsidie is verleend alsook producenten die voor de inwerkingtreding van deze regeling reeds een subsidieaanvraag hadden ingediend. Bestaande rechten worden gerespecteerd. In tweede plaats betreft het producenten die voor de inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag tot ontheffing wegens renovatie hebben ingediend. Een aanvraag voor ontheffing kan pas worden aangevraagd nadat de renovatie is uitgevoerd. Een producent heeft in dat geval de renovatie uitgevoerd in de verwachting dat hij het hoge subsidiebedrag zou ontvangen. Het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat hij er op mag vertrouwen dat, voorzover hij aan de overige subsidievoorwaarden voldoet, de subsidie verleend zou worden voor het op dat moment geldende subsidiebedrag. Tot slot betreft het producenten die voor de inwerkingtreding van de onderhavige regeling nog geen aanvraag tot ontheffing hebben ingediend, maar al wel een investeringsbeslissing hebben genomen. Een producent komt in aanmerking voor het hogere subsidiebedrag indien hij bij het indienen van een aanvraag voor ontheffing kan aantonen dat hij voor de inwerkingtreding, dat wil zeggen, voor 13 juni 2005, een schriftelijke overeenkomst tot renovatie heeft gesloten en voor het overige voldoet aan de subsidievoorwaarden.

4. Overige wijzigingen

4.1. Biomassaverklaring

Met de wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005, de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006, de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 30 december) en de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 is in die regelingen onderscheid tussen verschillende soorten biomassa gemaakt en gelden er verschillende subsidiebedragen per soort biomassa.

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is belast met het verlenen en het uitbetalen van de voorschotten van de subsidie. Zij doet dit aan de hand van de ingediende garanties van oorsprong. Iedere garantie van oorsprong vertegenwoordigt één MWh opgewekte duurzame elektriciteit. Omdat het subsidiebedrag voor de verschillende soorten biomassa verschilt, en de producent ook kan variëren met de inzet van de soorten biomassa, volstaan de gegevens die de producent overlegt bij de subsidieaanvraag in dit geval niet bij het maandelijks uitbetalen van de voorschotten. Hiervoor is meer specifieke informatie vereist, namelijk de werkelijk gebruikte biomassa. De meest eenvoudige wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet over deze informatie kan beschikken is indien de garantiebeheerinstantie op de garanties van oorsprong een aantekening plaatst over de gebruikte biomassa. De garantiebeheerinstantie beschikt over deze informatie omdat de producent op grond van de reeds bestaande verplichting in artikel 7 van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit jaarlijks een verklaring moet indienen over de soort biomassa die hij in zijn productie-installatie verwerkt. Steeds wanneer de producent voornemens is andere materialen in zijn productie-installatie te verwerken dan in de verklaring zijn opgenomen, dient de producent vóór de aanvang van de kalendermaand waarin hij deze andere materialen daadwerkelijk verwerkt een nieuwe verklaring bij de garantiebeheerinstantie in te dienen. Voor het opwekken van duurzame elektriciteit in productie-installaties met een nominaal vermogen van meer dan 50 MW wordt per 1 juli 2006 een differentiatie in de soorten biomassa aangebracht met bijbehorende subsidiebedragen. Deze categorie producenten moet om die reden uiterlijk 1 juli 2006 de nieuwe biomassaverklaring bij de garantiebeheerinstantie indienen.

4.2. Energiebelasting-aanduiding

Op basis van artikel 36i, zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm), bestond tot 1 januari 2005 de mogelijkheid om ten aanzien van daarvoor in aanmerking komende duurzame elektriciteit afkomstig uit een andere EU-lidstaat dan Nederland, een verlaagd energiebelastingtarief te mogen toepassen. Daartoe moest dan ten aanzien van de bijbehorende buitenlandse garanties van oorsprong een energiebelasting-aanduiding geboekt worden in het Nederlandse systeem. Op basis van het Belastingplan 2004 (Stb. 2003, 526) is artikel 36i, zesde lid, van de Wbm per 1 januari 2005 vervallen. De Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit dient hieraan te worden aangepast. In deze regeling worden de artikelen die verwijzen naar artikel 36i, zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag of die de term ‘energiebelasting-aanduiding’ bevatten geschrapt. Het betreft hier dus een zuiver technische aanpassing van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit aan het Belastingplan 2004. Deze wijziging staat los van de wijziging van de MEP-⁠subsidiebedragen.

5. Administratieve lasten

De wijzigingen in de subsidiebedragen brengen geen wijziging van de administratieve lasten met zich mee. Voor wat betreft biomassa zijn is de producent reeds verplicht per periode van twaalf kalendermaanden een biomassaverklaring aan de garantiebeheerinstantie over te leggen. Aan de producent worden in deze regeling geen aanvullende verplichtingen opgelegd. Aan de onderhavig regeling is derhalve op dit punt geen wijziging van de administratieve lasten verbonden.

De wijziging van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit aan het Belastingplan 2004 heeft een positief effect op de administratieve lasten. Door het vervallen van het belastingvoordeel van artikel 36i, zesde lid, Wet belastingen op milieugrondslag worden de administratieve lasten voor bedrijfsleven verlaagd, want daarmee vervalt ook de plicht om door middel van een formulier (de zgn. ‘importverklaring’ uit bijlage 3) een aanvraag te doen voor een rekening ten behoeve van de boeking van energiebelastingaanduidingen.

Artikelsgewijs

Artikelen I tot en met IV, onderdeel A

In de vier genoemde regelingen wordt een nadere onderverdeling gemaakt in categorieën zuivere biomassa. Bij deze onderverdeling wordt gebruik gemaakt van de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 2003. In artikel 1 wordt daarom een definitie opgenomen van de NTA 8003.

Artikelen I tot en met IV, onderdelen B en C

In de vier genoemde regelingen worden de kleinschalige biomassa-installaties nader onderverdeeld in installaties met een nominaal elektrisch vermogen van ten hoogste 10 MW (het nieuwe artikel 2) en installaties met een nominaal elektrisch vermogen van ten minste 10 MW en ten hoogste 50 MW (het nieuwe artikel 2a).

In artikel 2a van ieder van de vier eerdergenoemde regelingen wordt voor het omzetten van zuivere biomassa in de vorm van oliën en vetten van plantaardige of dierlijke herkomst in duurzame elektriciteit in kleinschalige biomassa-installaties een nieuwe subsidiecategorie geïntroduceerd. Het betreffende subsidiebedrag van € 0,06 per kWh geldt voor aanvragen die zijn ontvangen na de datum waarop deze maatregel in ontwerp aan de Tweede Kamer is voorgelegd, te weten 6 oktober 2005. Dit is vastgelegd in artikel V, tweede lid.

Artikel I tot en met IV, onderdelen D en E

In de artikelen 3 respectievelijk 6 van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005 en van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 en de artikelen 3 respectievelijk 5 van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 wordt voor de categorieën biomassa grootschalig respectievelijk wind op zee voor aanvragen die zijn ontvangen na de datum waarop deze regeling geldt, het subsidiebedrag op nul gezet. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat juist in deze categorieën zeer grote nieuwe projecten kunnen worden gerealiseerd (windenergie op zee) of dat de duurzame elektriciteitsproductie aanzienlijk kan worden uitgebreid binnen bestaande projecten. Indien deze projecten met de huidige subsidiebedragen zouden worden gesubsidieerd, zou deze subsidie meer zijn dan nodig om de doelstelling te bereiken.

Deze maatregel geldt alleen voor aanvragen die na 10 mei 2005 zijn ontvangen. Dit zijn zowel aanvragen voor nieuwe productie-installaties als aanvragen voor subsidie in verband met uitbreiding of renovatie van bestaande productie-installaties. Doorslaggevend is de datum van ontvangst (zie artikel 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht) van een aanvraag. Ligt deze ná de datum waarop de brief waarin de maatregelen worden wordt aangekondigd bij de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt, dan geldt de onderhavige regeling. Aanvragen die zijn ontvangen vóór deze datum, worden behandeld volgens de regels die voor deze datum golden. Dit geldt dus zowel voor aanvragen waarop reeds een beslissing is genomen als voor aanvragen waarop nog niet is beslist. De mogelijkheid bestaat een aanvraag die is ontvangen vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling, ná deze datum aan te vullen overeenkomstig artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht.

Daarnaast worden in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006) de subsidiebedragen van bestaande beschikkingen voor producenten die zuivere biomassa in grootschalige productie-installaties omzetten in elektriciteit verlaagd.

Deze wijziging van de subsidiebedragen voor bestaande subsidiebeschikkingen hangt samen met artikel III, negende lid, van de wet van 5 juni 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (Stb. 235). In dit artikel is, kort samengevat, opgenomen dat voor elektriciteit, opgewekt met behulp van zuivere biomassa in grootschalige installaties, weliswaar voor 10 jaar subsidie kan worden verleend, maar dat het vaste bedrag geldt tot 1 juli 2006 en dat vanaf deze datum een nieuw vast bedrag geldt. Op basis van de voor de inwerkingtreding van deze regeling geldende regels konden producenten die grootschalig zuivere biomassa verwerken, rekenen op een bedrag van € 0,066, het bedrag dat was opgenomen in de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december). Met de voorliggende wijziging van artikel 3 van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) worden in de categorie biomassa grootschalig voortaan vier subsidiecategorieën onderscheiden, namelijk schoon hout, overige zuivere biomassa (met uitzondering van stortgas en biogas uit afvalwater- en rioolzuiveringsinstallaties), biomassavergassing en niet-zuivere biomassa. Het subsidiebedrag voor niet-zuivere biomassa in de categorie biomassa grootschalig wordt verlaagd van € 0,029 naar € 0,025 per kWh. Dit subsidiebedrag stemt overeen met het laagste subsidiebedrag voor zuivere biomassa en is doorgevoerd om oneigenlijke verschuiving naar projecten met niet-zuivere biomassa te voorkomen.

Tot slot wordt in de artikelen I tot en IV, onderdeel E het nieuwe subsidiebedrag voor gerenoveerde windturbines op land vastgesteld. Bij subsidieverlening voor 2005 en 2006 (periode 1 januari tot en met 30 juni) bedraagt dit subsidiebedrag € 0,017 per kWh. Bij subsidieverlening voor 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en 2007 bedraagt dit subsidiebedrag € 0,008. Het verschil tussen deze bedragen wordt veroorzaakt door enerzijds een lagere onrendabele top en anderzijds het verschil in vollasturen (18.000 respectievelijk 20.000 vollasturen).

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2003, 249; gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 januari 2005 (Stcrt. 25).

  • 2

    Stcrt. 2004, 126.

  • 3

    Stcrt. 2004, 250.

  • 4

    Stcrt. 2004, 250.

  • 5

    Stcrt. 2003, 242; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 8 juni 2005 (Stcrt. 114).

  • 6

    Stcrt. 2003, 121; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 22 april 2005 (Stcrt. 84).

Naar boven