Vaststelling subsidieplafond sanering verkeerslawaai 2006 en criteria voor subsidieverlening

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 december 2005, LMV 2005 208198, houdende vaststelling van het subsidieplafond sanering verkeerslawaai 2006 en criteria voor subsidieverlening

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste, tweede en derde lid, van de Wet milieubeheer en artikelen 12, vierde en vijfde lid, 13, zesde lid, en 16, derde en vierde lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

Het tijdvak voor de subsidieverstrekking als bedoeld in deze regeling wordt vastgesteld voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

Het subsidieplafond voor het in artikel 1 vastgestelde tijdvak ten behoeve van de sanering van verkeerslawaai als bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op: € 18.621.000,00.

Artikel 3

1. In het in artikel 1 genoemde tijdvak komen voor subsidie als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, en afdeling 3, paragrafen 3.1, 3.3, 3.4 en 3.5, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer in aanmerking:

a. projecten waarvoor eerder verleende subsidie wordt verhoogd en die zijn geplaatst op een voor 1 januari 2006 in de Staatscourant bekendgemaakte lijst als bedoeld in artikel 12, vierde lid, en artikel 16, vierde lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer;

b. projecten waarvoor de eerder op grond van de Regeling Saneringsprogramma Verkeerslawaai verleende subsidie wordt verhoogd;

c. projecten welke zijn geplaatst op een voor 1 april 2006 in de Staatscourant bekendgemaakte lijst, als bedoeld in artikel 12, vierde lid, en artikel 16, vierde lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer;

d. subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en het toezicht op geluidsreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg, afschermende maatregelen, geluidwerende maatregelen in plaats van of in aanvulling op geluidsreducerende maatregelen of afschermende maatregelen, welke worden getroffen ter bescherming van een verzameling van woningen waarvan ten minste één van deze een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg ondervindt dan 65 dB(A);

e. subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en het toezicht op verkeersmaatregelen, afschermende maatregelen, geluidwerende maatregelen in plaats van of in aanvulling op verkeersmaatregelen of afschermende maatregelen tegen wegverkeerslawaai, welke worden getroffen ter bescherming van een verzameling van woningen, waarvan ten minste één woning een hogere geluidsbelasting vanwege een weg ondervindt dan 64 dB(A);

f. subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en het toezicht op geluidsreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg, afschermende maatregelen, geluidwerende maatregelen in plaats van of in aanvulling op geluidsreducerende maatregelen of afschermende maatregelen, welke worden getroffen ter bescherming van een verzameling van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvan ten minste één van deze een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg ondervindt dan 60 dB(A);

g. subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en het toezicht op verkeersmaatregelen, afschermende maatregelen, geluidwerende maatregelen in plaats van of in aanvulling op verkeersmaatregelen of afschermende maatregelen tegen wegverkeerslawaai, welke worden getroffen ter bescherming van andere geluidsgevoelige gebouwen die een hogere geluidsbelasting vanwege een weg ondervinden dan 59 dB(A).

2. Met betrekking tot de in het eerste lid, onder d, e, f en g bedoelde subsidieaanvragen geldt dat het eerst in aanmerking komen:

a. met betrekking tot verkeersmaatregelen of geluidsreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg, projecten waarvan het quotiënt van het bedrag dat volgt uit toepassing van onderdeel 1 of onderdeel 2 van Bijlage A bij de artikelen 12a, tweede lid, 18 en 19 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer en het aantal daarin betrokken woningen het grootste is;

b. met betrekking tot afschermende maatregelen, projecten waarvan het quotiënt van de maximale schermkosten, bedoeld in Bijlage I, formulier WBb of formulier RBb, bij de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai, exclusief de hierin genoemde toeslag voor bijzondere situaties en de kale basisprijs van een geluidsscherm, bedoeld in Bijlage IV, behorend bij de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai, het grootste is;

c. met betrekking tot projecten voor geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidwerende maatregelen in plaats van verkeersmaatregelen, geluidsreducerende of afschermende maatregelen, projecten waarvan de gemiddelde geluidsbelasting, zonder aftrek als bedoeld in artikel 103 van de Wet geluidhinder, het hoogst is;

d. bij toepassing van de onderdelen a, b en c, zal tevens het tijdstip van indiening van de aanvraag in de beoordeling worden betrokken.

3. De in het eerste lid, onder a, b en c, bedoelde projecten komen het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Vervolgens komen de in het eerste lid, onder d, e, f en g bedoelde subsidieaanvragen voor subsidieverlening in aanmerking, waarbij geldt dat:

a. het eerst in aanmerking komen, projecten als bedoeld in het tweede lid onder a;

b. vervolgens projecten als bedoeld in het tweede lid, onder c, in aanmerking komen, onder de voorwaarde dat, maximaal 20 procent van het na toepassing van onderdeel a nog beschikbare budget besteed wordt;

c. vervolgens projecten als bedoeld in het tweede lid, onder b, in aanmerking komen.

Artikel 4

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan van artikel 3, tweede lid, onder a, b en c, afwijken, indien:

a. het gevolg van die afwijking is dat projecten vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing gezamenlijk uitgevoerd worden met andere werken aan de (spoor)weg;

b. dit, gelet op het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard;

c. toepassing wordt gegeven aan artikel 1a van het Besluit geluidhinder spoorwegen;

d. toepassing wordt gegeven aan artikel 99a van de Wet geluidhinder.

Artikel 5

Aanvragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, e, f en g, worden voor 1 februari 2006 ingediend bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, p/a Bureau Sanering Verkeerslawaai, Postbus 97, 3440 AB Woerden.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 december 2005.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Toelichting

Algemeen

Ingevolge artikel 15.13, derde lid, van de Wet milieubeheer kunnen subsidieplafonds voor activiteiten op het gebied van milieubeheer worden vastgesteld. De onderhavige regeling voorziet in de vaststelling van het subsidieplafond voor de sanering van verkeerslawaai voor het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006. Het gaat hierbij zowel om de sanering van wegverkeerslawaai als om de sanering van spoorweglawaai. Tevens dient ingevolge artikel 15.13, derde lid, van de Wet milieubeheer de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag voor activiteiten op het gebied van het milieubeheer bij ministeriële regeling te worden vastgesteld. De onderhavige regeling voorziet in de wijze van verdeling van het in 2006 beschikbare bedrag voor de sanering van verkeerslawaai. In dat kader zijn de verschillende categorieën van projecten opgenomen, ten behoeve waarvan subsidie kan worden verleend. Daarbij is aangegeven welke categorieën van projecten het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen. Voorts wordt in deze regeling het tijdvak bepaald gedurende welke subsidie wordt verstrekt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 kan subsidie worden verstrekt voor de sanering van verkeerslawaai.

Artikel 2

In dit artikel wordt het subsidieplafond ten behoeve van de sanering van verkeerslawaai vastgesteld.

Artikel 3

In dit artikel zijn de verschillende categorieën van projecten opgenomen, ten behoeve waarvan in het tijdvak zoals dat door het eerste artikel is vastgesteld subsidie kan worden verleend in het kader van de sanering van verkeerslawaai.

De beschikbare middelen zijn in de eerste plaats bedoeld voor projecten waarvoor al eerder subsidie is verleend (artikel 3, eerste lid, onder a en b). Het betreft bijvoorbeeld het honoreren van aanvragen voor subsidie van meerwerk. Daarnaast is het mogelijk dat reeds verleende subsidies ten gevolge van bezwaar- of beroepsprocedures gewijzigd moeten worden.

Het budget dat resteert na honorering van de aanvragen voor verhoging dient te worden verdeeld over de aanvragen voor uitvoeringskosten (artikel 12, eerste lid, onder a en c, en artikel 15, eerste lid, onder a, artikel 16, eerste lid, onder a, en artikel 19, eerste lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (hierna: Solm)) en de aanvragen voor voorbereidingskosten (artikel 12, eerste lid, onder b, artikel 15, eerste lid, onder b en artikel 16, eerste lid, onder b, van het Solm).

De verdeling van de beschikbare middelen tussen subsidies voor uitvoeringskosten en voorbereidingskosten wordt bepaald door de verwachte beschikbaarheid van de meerjarige budgetten en de beschikbare aanvragen voor uitvoeringskosten. Deze zijn opgesteld met behulp van eerder verleende subsidie voor voorbereiding. Immers, indien meer aanvragen voor voorbereidingssubsidie zouden worden gehonoreerd dan dat er meerjarig aan subsidie voor uitvoeringskosten beschikbaar is, dan zou een groot deel van de – vaak intensieve – voorbereidingswerkzaamheden tevergeefs worden uitgevoerd, omdat niet op een gewenste termijn de subsidie voor uitvoeringskosten kan worden verleend.

Indien een aanvraag voor een subsidie voor uitvoeringskosten voldoet aan de in de verlening van de voorbereidingssubsidie gestelde voorwaarden, is deze in beginsel voor subsidieverlening vatbaar. De volgorde van verlenen van de subsidie voor uitvoeringskosten wordt in de eerste plaats bepaald door de in de toekenning van voorbereidingskosten opgenomen datum voor de toekenning van uitvoeringskosten. Het prioriteitscriterium ten aanzien van geluidhinder en effectiviteit speelt in zoverre nog een rol, dat een aanvraag voor uitvoeringskosten slechts voor een daadwerkelijke subsidietoekenning in aanmerking komt, indien deze met toepassing van de in deze regeling opgenomen of voorheen geldende criteria een voorbereidingssubsidie is toegezegd.

Voor het indienen van aanvragen voor uitvoeringskosten is geen algemeen geldende uiterste datum van indiening voorgeschreven. Het voorschrijven hiervan sluit slecht aan op de dynamiek van voorbereiding. De periode tussen de verlening van de subsidie voor voorbereiding en het moment dat de aanvraag voor uitvoeringskosten gereed is, verschilt sterk per project. Omdat de potentiële aanvragen bekend zijn, kan met deze individuele ontwikkelingen rekening worden gehouden en worden op grond daarvan afspraken ten aanzien van de indiening van de aanvraag voor een subsidie voor uitvoeringskosten gemaakt.

Voor het deel van het subsidieplafond dat na honorering van de aanvragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, b en c resteert, komen de volgende projecten in aanmerking: projecten voor voorbereiding en begeleiding van en toezicht op geluidsreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg, afschermende maatregelen, geluidwerende maatregelen in plaats van of in aanvulling op geluidsreducerende maatregelen of afschermende maatregelen tegen verkeerslawaai, welke getroffen worden ter bescherming van een verzameling woningen waarvan ten minste één van deze een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg ondervindt dan 65 dB(A) (artikel 3, eerste lid, onder d), subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en toezicht op verkeersmaatregelen of afschermende maatregelen tegen wegverkeerslawaai, welke getroffen worden ter bescherming van een verzameling woningen waarvan ten minste één van deze een hogere geluidsbelasting vanwege een weg ondervindt dan 64 dB(A) (artikel 3, eerste lid, onder e), subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en toezicht op verkeersmaatregelen of afschermende maatregelen tegen spoorweglawaai, welke getroffen worden ter bescherming van een verzameling andere geluidsgevoelige gebouwen waarvan ten minste één van deze een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg ondervindt dan 60 dB(A) (artikel 3, eerste lid, onder f) en subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en toezicht op geluidwerende maatregelen tegen wegverkeerslawaai welke worden getroffen ter bescherming van andere geluidsgevoelige gebouwen, die een hogere geluidsbelasting vanwege een weg ondervinden dan 59 dB(A) (artikel 3, eerste lid, onder g).

De ervaring leert dat onvoldoende middelen beschikbaar zijn om, naast aanvragen tot verhoging van reeds verstrekte subsidies, alle aanvragen voor subsidieverlening voor de voorbereiding, begeleiding van en toezicht op die maatregelen te honoreren. Gelet daarop dient met betrekking tot de diverse aanvragen, die voldoen aan de genoemde minimale geluidsbelastingen van respectievelijk 65 dB(A), 64 dB(A), 60 dB(A) en 59 dB(A), een prioriteitsvolgorde te worden bepaald. De wijze van prioriteitsverlening voor de voorbereidingskosten is beschreven in artikel 3, tweede lid.

Met betrekking tot geluidsreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg en verkeers- en afschermende maatregelen is besloten prioriteit te verlenen aan de projecten, waar de effecten van het verkeerslawaai het meest omvangrijk zijn en waar is gebleken dat de maatregelen op efficiënte wijze zullen worden getroffen. Bij geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidwerende maatregelen in de plaats van verkeersreducerende en afschermende maatregelen wordt prioriteit gegeven aan projecten waarvan de gemiddelde geluidsbelasting het hoogst is. In het geval van wegverkeerslawaai wordt uitgegaan van de geluidsbelasting zonder aftrek zoals bedoeld in artikel 103 van de Wet geluidhinder. Artikel 103 van de Wet geluidhinder is niet van toepassing op spoorweglawaai. Bij de bepaling van de gemiddelde geluidsbelasting vanwege een spoorweg wordt derhalve geen aftrek toegepast.

Artikel 4

In dit artikel is bepaald dat bijzondere omstandigheden van het geval kunnen rechtvaardigen dat afgeweken wordt van de prioriteitsvolgorde zoals opgenomen in artikel 3, tweede lid, onder a, b, en c. De bijzondere omstandigheden kunnen er onder meer uit bestaan, dat door de te treffen maatregelen de luchtkwaliteit verbeterd wordt. De onder c en d genoemde bijzondere omstandigheden zijn opgenomen om de mogelijkheid te scheppen subsidie te verlenen voor projecten waar sprake is van een wijziging van een spoorweg of een reconstructie van een weg, waarbij de door de aanlegger van de spoorweg of weg te treffen maatregelen gecombineerd moeten worden met saneringsmaatregelen.

Artikel 5

Tot uiterlijk 1 februari 2006 kunnen aanvragen voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding van en toezicht op maatregelen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, e, f en g, worden ingediend. Eerst nadat de subsidieaanvragen voor voorbereidingssubsidie voor de diverse projecten zijn ingediend, kunnen de in deze regeling neergelegde prioriteitscriteria worden toegepast en kan de prioriteitsvolgorde worden bepaald.

Voor alle subsidieaanvragen geldt dat de subsidieaanvragen die niet in het jaar waarvoor ze zijn aangevraagd, zijn gehonoreerd, zullen worden vergeleken met andere aanvragen op basis van de gepubliceerde prioriteitscriteria. Met andere woorden: aanvragen die niet voor een subsidie in het jaar 2005 in aanmerking zijn gekomen, hoeven niet opnieuw te worden ingediend.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven