Wijziging Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 en Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer van 5 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3180, houdende wijziging van de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 en de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris Van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

In overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 1, derde lid, en de artikelen 4, tweede lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

Besluiten:

Artikel I

In artikel 28 van de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 19951 wordt na de zinsnede ‘een toelating of registratie van een bestrijdingsmiddel’ een zinsnede ingevoegd, luidende:

waarvan de werkzame stof is opgenomen bij bijlage I van richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Pb EG L 230) of bijlage I of IA van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (Pb EG L 123).

Artikel II

De Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel II, onder i. komt te luiden:

i. middelen die dienen tot bestrijding of afwering van op of bij dieren voorkomende insecten en mijten en voor zover deze:

– in gevolge artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet zijn aan te merken als een diergeneesmiddel of

– de werkzame stof silicapoeder in combinatie met diatomeeënaarde bevatten en op het etiket van deze middelen het gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing zijn opgenomen die zijn vermeld in bijlage 1 bij deze regeling.

B

Aan de regeling wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 1, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel II, onder i.

Het gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel II, onder i, luiden als volgt:

Gebruiksvoorschrift

Dit middel is uitsluitend toegestaan ter bestrijding van de bloedluis (Dermanyssus Gallinae) in de legpluimveehouderij.

Het middel is schadelijk bij inademing.

– Buiten bereik van kinderen bewaren;

– Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder;

– Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik;

– Draag bij het toepassen van het middel een aangedreven P3-filter met volgelaatsmasker, helm of kap;

– Draag geschikte handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen;

– Indien men zich onwel voelt, een arts raadplegen. Indien mogelijk hem het etiket van het middel tonen.

Gebruiksaanwijzing

Toepassingen:

Legpluimvee, ter bestrijding van vogelmijt (Dermanyssus Gallinae).

Toepassingswijze:

Het middel elektrostatisch aanbrengen met een daarvoor geschikt apparaat. Het beste resultaat is te verkrijgen door het middel bij avond aan te brengen. Tijdens het aanbrengen van het middel dient men daarvoor geschikte ademhalingsbescherming te dragen.

Dosering:

2 gram bloedluispoeder per dierplaats

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 december 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Toelichting voor de Staatscourant

Inleiding

Met de onderhavige regeling wordt een tweetal correcties aan te brengen in de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 en de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen.

Artikel I Wijziging van de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995

Bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 november 2004, nr. VGB/P&L 2524643, houdende wijziging van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen, de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 en de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijks stoffen en preparaten (implementatie biocidenrichtlijn) is artikel 28 van de Regeling toelating bestrijdingmiddelen 1995 gewijzigd. Deze wijziging had onbedoeld tot gevolg dat alle gewasbeschermingsmiddelen en biociden toegelaten in elke willekeurige lidstaat van de Europese Unie voor wederzijdse erkenning in aanmerking kunnen komen. Op grond van artikel 10 van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn en artikel 4, eerste lid, van richtlijn nr. 98/08/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (Pb EG L 123) (hierna: biocidenrichtlijn) is Nederland echter alleen verplicht een toelating van een lidstaat wederzijds te erkennen, wanneer de in het bestrijdingsmiddel opgenomen werkzame stof op Europees niveau is beoordeeld en is opgenomen in bijlage I van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn of bijlage I of IA van de biocidenrichtlijn. De onderhavige wijziging brengt de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 in overeenstemming met voornoemde richtlijnen.

Artikel II Wijziging van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen

Op grond van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen zijn een aantal bestrijdingsmiddelen en groepen van bestrijdingsmiddelen uitgezonderd van de werking van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Met name voor de implementatie van delen van de biocidenrichtlijn is bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 november 2004, nr. VGB/P&L 2524643, houdende wijziging van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen, de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 en de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijks stoffen en preparaten (implementatie biocidenrichtlijn) een aantal groepen van bestrijdingsmiddelen buiten de werking van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 geplaatst, waaronder een groep middelen die wordt aangeduid als middelen tegen ectoparasieten. Deze middelen worden aangebracht op dieren en bestrijden insecten of mijten die op of bij deze dieren voorkomen. De uitzondering van deze middelen is onder meer gebaseerd op artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (Pb EG L 311) waarin is bepaald dat die richtlijn van toepassing is zelfs indien het product tevens binnen de werkingssfeer van andere communautaire wetgeving zoals de biocidenrichtlijn valt. Gebleken is echter dat artikel 1, eerste lid, onderdeel II, onder i, van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen bepalingen bevat over middelen tegen ectoparasieten die niet aansluiten bij op Europees niveau gemaakte afspraken over het onderscheid tussen diergeneesmiddelen en biociden. Met name voor de werkzame stoffen silica poeder en diatomeeënaarde zijn voor de bestrijding van mijten bij kippen specifieke afspraken gemaakt over de wijze van beoordeling (zie daarover de Manual of decisions for implementation of directive 98/08 concerning the placing on the market of biocidal products van 22 juni 2005). Het Besluit tijdelijke vrijstelling amorf silica en diatomeeënaarde tegen vogelmijt 1 dat tussen 6 mei 2005 en 8 september 2005 van kracht is geweest is mede op basis van voornoemde op Europees niveau gemaakte afspraken tot stand gekomen. De bijlage van dit inmiddels vervallen besluit wordt met de onderhavige wijziging als bijlage 1 van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen vastgesteld. Met de onderhavige wijziging van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen wordt de beoogde aansluiting tussen de diergeneesmiddelenregelgeving en de bestrijdingsmiddelenregelgeving gerealiseerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

  • 1

    Stcrt. 1995, 41; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 13 december 2004 (Stcrt. 240).

  • 2

    Stcrt. 1978, 98; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 november 2004 (Stcrt. 230).

Naar boven