Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2005/58)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 29 november 2005, nummer 2005/58, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497)en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

Hoofdstuk C8/Ivoorkust van de Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Ivoorkust

1. Datum

Deze versie van dit hoofdstuk is vastgesteld op 29 november 2005.

2. Achtergrond

Op 9 november 2005 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Ivoorkust (kenmerk DPV/AM-895633). Dit ambtsbericht is vrijgegeven op 1 december 2005.

Naar aanleiding hiervan is besloten tot een beleidswijziging ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit Ivoorkust.

Dit hoofdstuk bevat de uitvoeringsconsequenties van het vastgestelde beleid.

3. Overgangsbeleid

Het beleid zoals weergegeven in het gelijknamige hoofdstuk van 3 juni 2005 komt te vervallen met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze versie van het hoofdstuk.

4. Algemene situatie in Ivoorkust

Hoewel het Akkoord van Pretoria een positieve impuls gaf aan de ontwikkelingen in Ivoorkust, bleef een doorbraak in het vredesproces uit. De problemen resulteerden uiteindelijk in uitstel van de presidents- en parlementsverkiezingen die gepland stonden voor 30 oktober 2005.

Gedurende de verslagperiode van het bovengenoemde ambtsbericht heeft de wapenstilstand tussen de Forces Nouvelles en het regeringsleger standgehouden. Toch blijft de veiligheidssituatie in Ivoorkust onvoorspelbaar en breekbaar. De veiligheid van burgers is niet gegarandeerd. Er is nog geen sprake van ontwapening van het regeringsleger en de Forces Nouvelles en er zijn nog talrijke milities actief.

Tussen juni en eind september 2005 verslechterde de mensenrechtensituatie verder. Door het hele land vinden ernstige mensenrechtenschendingen plaats, door zowel het regeringsleger, pro-Gbagbo milities, Forces Nouvelles, aan de FN gelieerde groeperingen als de Dozo, zowel als door andere gewapende groepen. Regering noch Forces Nouvelles spannen zich in schenders van mensenrechten te vervolgen. Gewelddadigheden, met name de etnisch geïnspireerde aanvallen in West-Ivoorkust, joegen gedurende de verslagperiode van het eerdergenoemde ambtsbericht diverse malen burgers op de vlucht.

5. Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen

5.1 Etnische groepen en minderheden

In heel Ivoorkust, en met name in Duékoué, Guiglo en de Vertrouwenszone is sprake van gespannen verhoudingen tussen leden van ‘Ivoriaanse’ etnische groepen en leden van immigrantengemeenschappen. Veel door milities gepleegde mensenrechtenschendingen zijn etnisch gemotiveerd. Bij wegversperringen in regeringsgebied ondervinden noorderlingen en buitenlanders meer hinder dan leden van andere bevolkingsgroepen. Sinds het aantreden van een nieuwe legerchef in november 2004 is het niet ongebruikelijk dat officieren door hem bevraagd worden over hun politieke opvattingen. Met name leden van de Baoulé- en Dioula-bevolkingsgroepen zouden het hebben moeten ontgelden.

Om op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vreemdelingenwet voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking te komen, dient betrokkene aannemelijk te maken dat de problemen die hij heeft ondervonden vanwege zijn etnische afkomst, te herleiden zijn tot daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, of dat hij een reëel risico loopt op schending van het gestelde in artikel 3 EVRM.

5.2 Personen met dissidente opvattingen en journalisten

De grondwet erkent het recht op vrije meningsuiting. Niettemin werden personen met dissidente opvattingen gedurende de verslagperiode van het bovengenoemde ambtsbericht zowel door leden van de Forces Nouvelles, het Ivoriaanse leger als van de verschillende milities geïntimideerd.

De grondwettelijk vastgelegde persvrijheid in Ivoorkust is ernstig beteugeld. Er zijn berichten over mishandeling van journalisten en confiscatie en vernietiging van oppositiekranten door FANCI-soldaten.

Om op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vreemdelingenwet voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking te komen, dient betrokkene aannemelijk te maken dat de problemen die hij heeft ondervonden vanwege zijn dissidente opvattingen dan wel zijn werkzaamheden als journalist te herleiden zijn tot daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, of dat hij een reëel risico loopt op schending van het gestelde in artikel 3 EVRM.

5.3 Vrouwen

Het normale beleid, zoals weergegeven in C1/3.3.2, C1/4.2.11 en C1/4.3.2, is van toepassing.

Hoewel genitale verminking in 1998 bij wet werd verboden, komt dit nog steeds voor in Ivoorkust. In het algemeen komt genitale verminking voor onder de plattelandsbevolking in het noorden en westen; in mindere mate in het centrale deel van het land. Veel ouders in de steden laten hun dochters in het dorp van herkomst besnijden. Genitale verminking wordt meestal uitgevoerd bij jonge meisjes of meisjes in hun puberteit. Het is vaak niet mogelijk om effectief de bescherming van de overheid in te roepen tegen genitale verminking; zeker gezien het feit dat genitale verminking in het noorden voorkomt, waar centraal overheidsgezag nagenoeg ontbreekt. In het zuiden behoort opvang van gevluchte meisjes, zeker gezien de huidige politieke en veiligheidssituatie, niet tot de prioriteiten, al bestaan in Abidjan wel opvangcentra.

Indien een vrouw nog niet besneden is en dit in haar land van herkomst niet kan ontlopen, kan sprake zijn van een reëel risico voor een schending van artikel 3 EVRM. In die situatie kan op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend.

5.4 Dienstplichtigen en deserteurs

Het normale beleid, zoals weergegeven in C1/4.2.12 is van toepassing.

5.5 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Zowel leden van het regeringsleger, de politie en de veiligheidsdienst, als leden van (rebellen)milities en patriottische jongeren hebben zich in Ivoorkust op grote schaal schuldig gemaakt aan het schenden van de mensenrechten. Om die reden moet bijzondere aandacht besteed worden aan de vraag of betrokkene zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als omschreven in artikel 1F Vluchtelingenverdrag. Dergelijke artikel 1F indicaties kunnen zich met name voordoen bij leden van de Mouvement Patriotique de la Côte dÍvoire (MPCI), Mouvement Populaire Ivorien du Grand-Ouest (MPIGO) en Mouvement pour la Justice et la Paix (MJP).

Indien er aanwijzingen zijn dat artikel 1F Vluchtelingenverdrag van toepassing is, dient conform C3/10.14 contact te worden opgenomen met de unit 1F (proces Asiel).

6. Bijzondere aandachtspunten

In deze paragraaf wordt ingegaan op meer algemene omstandigheden die van belang (kunnen) zijn bij de beoordeling of de asielzoeker in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.

6.1 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust geldt niet langer een besluit in de zin van artikel 43 Vreemdelingenwet.

6.2 Veilig land van herkomst

Ivoorkust wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Ivoorkust wordt niet beschouwd als een veilig derde land.

6.4 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Gezien de algehele situatie in Ivoorkust wordt geen vlucht- en/of vestigingsalternatief tegengeworpen.

6.5 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in paragraaf C1/4.4 is van toepassing.

6.6 Opvangmogelijkheden minderjarigen en bijzonderheden met betrekking tot het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen uit Ivoorkust kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat adequate opvang aanwezig is. De aanwezigheid van adequate opvang dient per individueel geval te worden vastgesteld. Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/7 is van toepassing. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

6.7 Driejarenbeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/9, is van toepassing.

6.8 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het gestelde in C1/5.13.3 is van toepassing. In paragraaf 5 van dit hoofdstuk is aangegeven ten aanzien van welke groepen sprake zou kunnen zijn van de bedoelde gedragingen.

6.9 Legale uitreis

Ivorianen kunnen in beginsel zonder restricties van en naar het buitenland reizen, al werden in 2004 leden van de oppositie door de politie lastig gevallen op het vliegveld van Abidjan. In mei 2004 kondigde president Gbagbo aan dat zijn toestemming vereist was voor buitenlandse reizen van ministers.

7. Procedurele aspecten

Het gestelde in C3/10 tot en met C3/16 is van toepassing. Het onderzoek met betrekking tot de gestelde feiten dient te worden opgestart bij het Gemeenschappelijk Centrum Kennis, Advies en Ontwikkeling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Dit is ook van toepassing indien het onderzoek wordt verricht door derden, zoals het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Een uitzondering hierop vormt het leeftijdsonderzoek in het kader van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen, zie C5/24.

7.1 Taalanalyse

In zaken van asielzoekers uit Ivoorkust is het mogelijk om een taalanalyse aan te vragen ter vaststelling van de identiteit of herkomst van een asielzoeker. Voor taalanalyse kan contact worden opgenomen met Bureau Land & Taal.

Met het oog op het uitvoeren van taalanalyses dient in het eerste gehoor en eventueel in het nader gehoor te worden doorgevraagd welke talen betrokkene spreekt. Het gaat zowel om de taal die betrokkene dagelijks in en om het huis gebruikt, als om andere talen die hij meer of minder machtig is.

8. Terugkeer en uitzetting

8.1 Categoriale bescherming

Asielzoekers uit Ivoorkust komen, behoudens contra-indicaties in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vreemdelingenwet (zie C1/4.5).

8.2 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust geldt niet langer een besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet.

Ivoriaanse asielzoekers die op grond van het vertrekmoratorium in aanmerking kwamen voor opvang en die nu een nieuwe aanvraag indienen, komen op grond van artikel 4, tweede lid, onder e, Rva, nog steeds in aanmerking voor opvang, gelet op het van toepassing zijnde beleid van categoriale bescherming.

8.3 Terug- en overnameovereenkomsten

Met Ivoorkust is geen overeenkomst gesloten met betrekking tot de terugname van eigen onderdanen.

8.4 Praktische aspecten terugkeer

Naar Ivoorkust is terugkeer mogelijk. Zelfstandige terugkeer kan onder meer geschieden via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking op 28 november 2005.

Den Haag, 29 november 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

TOELICHTING BIJ WIJZIGING 2005/58

Het hoofdstuk “Het asielbeleid ten aanzien van Ivoorkust” is opgesteld naar aanleiding van een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 november 2005.

Dit ambtsbericht heeft beleidsconsequenties, die zijn beschreven in dit hoofdstuk. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft voor asielzoekers uit Ivoorkust een categoriaal beschermingsbeleid ingesteld.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze,

de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven