Regeling beschikbaarstelling ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba

23 november 2005

Nr. P&O2005/63211

P&O/HJO

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Gelet op het besluit beschikbaarstelling ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

b. de belanghebbende:

1. de ambtenaar aan wie buitengewoon verlof is verleend met behoud van bezoldiging en die door of vanwege de Minister voor de duur van ten minste een jaar in het kader van de personele samenwerking met de Nederlandse Antillen of Aruba beschikbaar is gesteld aan een van die landen voor het vervullen van een functie in het desbetreffende land, met uitzondering van rechterlijke ambtenaren in de zin van de Suppletieregeling rechterlijke ambtenaren;

2. de ambtenaar die met behoud van bezoldiging is gedetacheerd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en door of vanwege de Minister voor de duur van ten minste een jaar in het kader van de personele samenwerking met de Nederlandse Antillen of Aruba beschikbaar is gesteld aan een van die landen voor het vervullen van een functie in het desbetreffende land;

3. de ambtenaar aan wie buitengewoon verlof is verleend met behoud van bezoldiging en die door of vanwege de Minister voor de duur van ten minste een jaar ter beschikking wordt gesteld van de landen van het Koninkrijk ten behoeve van het verrichten van recherchewerkzaamheden in de Nederlandse Antillen of Aruba in het kader van de samenwerking tussen deze landen in het Recherche Samenwerkingsteam (RST).

(het derde lid treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking)

c. de standplaats: de plaats waar de belanghebbende is tewerkgesteld;

d. de plaats van tewerkstelling: de plaats waar de belanghebbende gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;

e. de echtgenoot: de echtgenoot volgens burgerlijk recht of de levenspartner met wie de niet gehuwde belanghebbende samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract, bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, alsmede de geregistreerde partner;

f. de achtergebleven echtgenoot: de achtergebleven echtgenoot, levenspartner, of de achtergebleven geregistreerde partner van de overleden belanghebbende;

g. het gezin: de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot van de belanghebbende en de minderjarige kinderen waarvoor aanspraak bestaat op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten door één der ouders of, voor wat betreft de tegemoetkoming in de studiekosten, door het desbetreffende kind zelf;

h. de gehuwde belanghebbende:

1e. de belanghebbende die naar Nederlands recht als gehuwd wordt beschouwd, tenzij hij is gescheiden van tafel en bed of anders dan vanwege de uitzending naar de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba gescheiden leeft van zijn echtgenoot;

2e. de belanghebbende die naar Nederlands recht niet meer als gehuwd wordt beschouwd, gescheiden is van tafel en bed of anders dan vanwege de uitzending naar de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba gescheiden leeft van zijn echtgenoot, en die met een of meer van zijn andere gezinsleden samenwoont en een eigen huishouding voert in een woning, of een gedeelte daarvan, waarover het gezin de vrije en zelfstandige beschikking heeft;

3e. de belanghebbende die naar burgerlijk recht ongehuwd is en met een levenspartner samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract, bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, of samenwoont met de geregistreerde partner;

i. Beschikbaarstelling: de beschikbaarstelling van de belanghebbende aan de Nederlandse Antillen, Aruba of aan de landen van het Koninkrijk ten behoeve van het verrichten van recherchewerkzaamheden in de Nederlandse Antillen of Aruba in het kader van de samenwerking tussen deze landen in het Recherche Samenwerkingsteam (RST)

j. de bezoldiging: het bruto salaris behorende bij de schaal van de desbetreffende bezoldigingsregeling waarin de belanghebbende bij zijn Nederlandse werkgever laatstelijk is ingedeeld, inclusief de eventuele jaarlijkse periodieke verhogingen.

k. standaard netto Nederlands inkomen (SNN): het bruto salaris verminderd met:

– de premie voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen

– de premie voor het bovenwettelijk arbeidsongeschiktheidspensioen, zonder rekening te houden met een eventueel door de ambtenaar gekozen verlaging van die premie;

– de premie flexibel pensioen en uittreden

– de inhouding inzake werkloosheid

– de loonheffing en

vermeerderd met:

Voor de belanghebbende, de algemene heffingskorting, vermenigvuldigd met: de factor 1,1

Bij de vaststelling van het standaard netto inkomen wordt geen rekening gehouden met een individuele afwijking als gevolg van:

– een in te houden spaarbedrag als bedoeld in de Spaarloonregeling;

– een in te houden premie voor een Invaliditeitspensioen Aanvullingsplan

– een in te houden premie voor aanvullend nabestaanden pensioen.

l. éloignement:

een procentuele toeslag, in voorkomend geval verhoogd met een bedrag ter bestrijding van de bijzondere kosten door kwantitatieve en kwalitatieve meer- en minderverbruiken buiten Nederland, alsmede van de indirecte kosten voortvloeiende uit een verblijf in een gebied buiten Nederland, waaronder is begrepen:

– de omstandigheid dat de belanghebbende in het land waar hij is tewerkgesteld, niet is gewend aan de levenswijze aldaar;

– de omstandigheid dat of ook voor de gezinsleden hetzelfde geldt als hiervóór onder het eerste punt is vermeld of, indien het gezin in het eigen land is achtergebleven, dat wegens het gescheiden zijn van de belanghebbende van zijn gezin of een deel daarvan de banden daarmede dienen te worden onderhouden, zulks met uitzondering van daartoe te maken reiskosten;

– het onderhouden van contacten met in Nederland verblijvende familieleden en relaties, zulks met uitzondering van daartoe te maken reiskosten;

– de gevolgen van een ander klimaat, met verschillen in aanschaf van kleding, het boodschappenpakket en een andere energiebehoefte;

– de gevolgen van een andere infrastructuur;

– verplichtingen van sociale aard, zowel nationaal als internationaal;

– de omstandigheid dat de vakantie op een andere wijze moet worden doorgebracht en;

– het verlies van schooljaren voor kinderen die ter plaatse verblijven, het ontbreken van de mogelijkheid tot het verrichten van betaalde arbeid door de gezinsleden als gevolg van wettelijke bepalingen, de beperkte aanspraak op een werkloosheidsuitkering van de gezinsleden die in Nederland voorafgaande aan het verblijf in de Nederlandse Antillen of Aruba betaalde arbeid verrichtten, alsmede het bezit van een eigendomswoning in Nederland;

m. duurtecorrectie

het door de Minister vastgestelde percentage, aangevende het verschil in de kosten van levensonderhoud in het gebied van plaatsing ten opzichte van die in Nederland; de duurtecorrectie wordt vastgesteld met toepassing van de tabel in bijlage 1

Artikel 1.2

Voor de toepassing van deze regeling wordt slechts één persoon als de echtgenoot of de achtergebleven echtgenoot aangemerkt.

Artikel 1.3

Met minderjarige kinderen worden gelijkgesteld meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van wie voor de ouders volgens de Nederlandse wetgeving een onderhoudsplicht geldt .

Hoofdstuk 2

Overeenkomst beschikbaarstelling en medische keuring

Artikel 2.1

1. De belanghebbende sluit een overeenkomst met de Staat der Nederlanden, ten deze vertegenwoordigd door de Minister, waarin de voorwaarden worden geregeld waaronder de belanghebbende ter beschikking zal worden gesteld.

2. De in het eerste lid genoemde overeenkomst heeft, een eventuele verlenging daaronder begrepen, een looptijd van ten hoogste vijf jaar.

3. De Minister kan te allen tijde de overeenkomst bedoeld in het eerste lid opzeggen.

4. De Minister zegt de overeenkomst in ieder geval op, indien het tijdelijk dienstverband bij het desbetreffende land is beëindigd, dan wel indien de belanghebbende zonder instemming van de Minister in een andere functie wordt tewerkgesteld dan de functie waarvoor de belanghebbende ter beschikking werd gesteld.

Artikel 2.2

1. De overeenkomst bedoeld in artikel 2.1, wordt niet gesloten dan nadat uit een medische verklaring is gebleken dat de belanghebbende en de leden van het gezin die hem vergezellen, medisch geschikt zijn om in de tropen te verblijven.

2. De Minister kan tevens bepalen dat de belanghebbende een psychologisch onderzoek ondergaat naar de geschiktheid om de beoogde functie te vervullen.

3. De kosten voortvloeiende uit het eerste en tweede lid worden door het Rijk vergoed.

Hoofdstuk 3

Werkgeverslasten, bezoldiging en toelagen

Artikel 3.1

1. Aan de Nederlandse werkgever van de belanghebbende worden – tenzij anders is overeengekomen – de werkgeverslasten vergoed.

2. Onder de in het eerste lid bedoelde werkgeverslasten worden verstaan:

de bezoldiging overeenkomstig de schaal van de desbetreffende bezoldigingsregeling waarin de belanghebbende bij zijn Nederlandse werkgever laatstelijk is ingedeeld, inclusief de eventuele jaarlijkse periodieke verhogingen:

– de vakantie-uitkering overeenkomstig de bepalingen in de desbetreffende bezoldigingsregeling;

– de eindejaarsuitkering overeenkomstig de bepalingen in de desbetreffende bezoldigingsregeling;

– de tegemoetkoming in de ziektekosten overeenkomstig de bepalingen in de desbetreffende ziektekostenregeling.

3. Overige niet in het vorige lid genoemde bijkomende wettelijke of verplichte kosten die ten laste van de werkgever komen, kunnen – indien dit is overeengekomen – aan de werkgever worden vergoed.

4. Indien de belanghebbende aanspraak heeft op bezoldiging of op een tegemoetkoming in de ziektekosten van de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse overheid, dient hij de door de Minister betaalde vergoeding van de werkgeverslasten te betalen tot maximaal het bedrag dat hij van Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse zijde heeft ontvangen.

Artikel 3.2

1. De belanghebbende heeft gedurende zijn beschikbaarstelling en met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel aanspraak op de volgende toelagen:

a. een toelage buitenland

b. een verhoging van de toelage buitenland ten behoeve van kinderen;

c. een koerscompensatie;

d. een ADV compensatietoeslag;

2. Voor de vaststelling van de toelage buitenland bedoeld in het eerste lid gelden de volgende bepalingen:

a. De gehuwde belanghebbende die met gezin in de Nederlandse Antillen of Aruba metterwoon is gevestigd, heeft aanspraak op een toelage buitenland bestaande uit:

– een éloignement

– een duurtecorrectie, indien deze positief is, berekend over het voor hem geldende standaard netto Nederland, alsmede

– een duurtecorrectie, berekend over het voor hem geldende éloignement.

b. De gehuwde belanghebbende die zonder zijn gezin in de Nederlandse Antillen of Aruba metterwoon is gevestigd heeft aanspraak op een toelage-buitenland bestaande uit:

– een éloignement, bestaande uit een percentage, berekend over het voor hem geldende standaard netto Nederland, en een bedrag, alsmede

– een duurtecorrectie, berekend over het voor hem geldende éloignement.

c. De ongehuwde belanghebbende heeft aanspraak op een toelage-buitenland bestaande uit:

– een éloignement

– een duurtecorrectie, indien deze positief is, berekend over het voor hem geldende standaard netto Nederland, alsmede

– een duurtecorrectie, berekend over het voor hem geldende éloignement.

d. Het hiervoren genoemde éloignement, wordt vastgesteld met toepassing van de tabel in bijlage 1.

3. De gehuwde belanghebbende die met gezin metterwoon is gevestigd in de Nederlandse Antillen of Aruba, heeft – met inachtneming van de leden a tot en met f – aanspraak op een verhoging van zijn toelage buitenland voor ieder kind dat tot zijn gezin behoort, indien:

– ten behoeve van dat kind aanspraak bestaat op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of;

– dat kind de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en aan dat kind een basisbeurs is toegekend dan wel naar het oordeel van de Minister een basisbeurs zou zijn toegekend indien dat kind zijn studie in Nederland zou hebben gevolgd.

a. De hiervoor bedoelde aanspraak bestaat voor een kind dat verblijft in het gebied van plaatsing van de belanghebbende, mits dat verblijf uitsluitend het gevolg is van de tewerkstelling aldaar van de belanghebbende en de datum van aankomst van het kind in dat gebied is gelegen omstreeks of na de datum van plaatsing van de belanghebbende in het betreffende gebied. De verhoging bestaat uit een basisbedrag en de duurtecorrectie, indien deze positief is, berekend over een door de Minister vastgesteld bedrag gebaseerd op de gemiddelde kinderbijslag per maand voor de eerste twee kinderen. Die bedragen zijn opgenomen in de tabel in bijlage 1.

b. De hiervoor bedoelde aanspraak bestaat voor een kind dat voor het volgen van onderwijs metterwoon in Nederland verblijft en wiens tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met dat onderwijs. Het bedrag van de verhoging wordt vastgesteld met toepassing van de tabel in bijlage 1.

c. De aanspraak op de verhoging, bedoeld in het derde lid, gaat niet verloren als gevolg van het samenwonen van het kind met het gezin voor een tijdvak van niet langer dan drie maanden, indien aan de voorwaarden die voor het verkrijgen van de aanspraak op die verhoging zijn gesteld, na het samenwonen weer volledig wordt voldaan.

d. Voor een kind waarvoor de aanspraak op kinderbijslag pas ontstaat op de eerste dag van het kwartaal volgende op dat waarin het kind is aangekomen of geboren in het gebied van de tewerkstelling van de belanghebbende, gaat de aanspraak op de verhoging in op de dag van aankomst, onderscheidenlijk van de geboorte, in dat gebied.

e. Indien een aangehuwd of pleegkind pas tijdens de tewerkstelling van de belanghebbende in de Nederlandse Antillen of Aruba tot het gezin van de belanghebbende gaat behoren, gaat de aanspraak op de verhoging van de toelage buitenland in met ingang van de dag waarop het kind tot het gezin gaat behoren.

f. Indien de aanspraak op kinderbijslag, de basisbeurs, of de fictieve basisbeurs, bedoeld in het eerste lid, voor een kind eindigt, vervalt ten aanzien van dat kind de aanspraak op de verhoging met ingang van de dag waarop die verandering plaatsvindt.

4. De koerscompensatie bedoeld in het eerste lid onder c is een belastingvrije toelage en wordt toegekend indien de administratieve koers van de Nederlands-Antilliaanse gulden/Arubaanse florin hoger is dan € 0,50. De koerscompensatie is gelijk aan het verschil tussen de administratiekoers in de desbetreffende maand en € 0,50, gedeeld door € 0,50 en vervolgens vermenigvuldigd met het in die betreffende maand geldende netto salaris van de belanghebbende.

5. De ADV compensatietoeslag bedoeld in het eerste lid onder d wordt toegekend indien de arbeidsduur van de belanghebbende in de Nederlandse Antillen of Aruba niet overeenkomt met de arbeidsduur van zijn aanstelling in Nederland. Deze toeslag is fiscaal belast en werkt door in de pensioengrondslag.

De ADV compensatietoeslag is gelijk aan 2,5% van het bruto salaris (exclusief eventuele bijkomende toelagen) voor ieder uur dat de arbeidsduur in de Nederlandse Antillen of Aruba meer is dan zijn arbeidsduur in Nederland, en bedraagt niet meer dan 10% van het bruto salaris.

Artikel 3.3

1. De aanspraak op de toelagen bedoeld in artikel 3.2 eerste lid ontstaat op de dag van aankomst van de belanghebbende in de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba, doch niet eerder dan de datum van beschikbaarstelling.

2. Indien de werkzaamheden in de Nederlandse Antillen of Aruba anders dan wegens dienstredenen worden onderbroken voor een tijdvak van langer dan zestig achtereenvolgende dagen, vervalt de aanspraak op de toelagen bedoeld in de artikelen 3.2, 5.1 en 5.2 op de dag van vertrek vanaf de laatste (lucht)haven in de Nederlandse Antillen of Aruba.

3. Indien de Minister van oordeel is dat de onderbreking, bedoeld in het tweede lid, noodzakelijk is en de uitgaven in verband met het verblijf van de belanghebbende in de Nederlandse Antillen of Aruba doorlopen, behoudt de belanghebbende – voor zover aan de ter zake geldende voorwaarden wordt voldaan – zijn bestaande aanspraken op de toelagen, bedoeld in de artikelen 3.2, 5.1 en 5.2, voor zover deze op hem van toepassing zijn.

4. De aanspraak op de toelagen bedoeld in artikel 3.2 eerste lid vervalt bij beëindiging van de beschikbaarstelling op de dag van vertrek vanaf de laatste (lucht)haven in de Nederlandse Antillen of Aruba, doch niet later dan de datum waarop de beschikbaarstelling is beëindigd.

Artikel 3.4

1. De belanghebbende is verplicht alle mutaties die van belang zijn voor de berekening van de toelagen, bedoeld in dit hoofdstuk, onmiddellijk aan de Minister te melden.

2. De aanspraak op een toelage, bedoeld in artikel 3.2 eerste lid onder a en b, als gevolg van een verandering in de burgerlijke staat of geboorte van een kind, gaat in op de eerste dag van de maand waarin die verandering plaatsvindt.

3. Bij overlijden van een lid van zijn gezin vervallen de aanspraken op de toelage, bedoeld onder artikel 3.2 eerste lid onder a en b, met ingang van de eerste dag van de derde maand volgende op de maand waarin dat overlijden heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 4

Voorzieningen bij beschikbaarstelling en beëindiging beschikbaarstelling

Artikel 4.1

1. De belanghebbende heeft bij beschikbaarstelling en beëindiging van zijn beschikbaarstelling voor een verhuizing van en naar Nederland voor hem en zijn gezin aanspraak op een verhuiskostenvergoeding.

2. De verhuiskostenvergoeding bedoeld in het eerste lid is analoog aan de betreffende bepalingen in het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en in de Verplaatsingskostenregeling 1989, zulks onder aftrek van de vergoedingen verstrekt door de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba en met uitzondering van de bepalingen ten aanzien van tijdelijke huisvesting.

3. Indien door de belanghebbende bij zijn beschikbaarstelling geen kosten voor het transport van een personenauto in rekening worden gebracht, wordt aan hem op zijn verzoek een tegemoetkoming in de aanschaf van een personenauto verleend van US$ 600.

4. Aan de belanghebbende kan – indien hij bij zijn beschikbaarstelling of beëindiging van zijn beschikbaarstelling nog geen woning kan betrekken – op zijn verzoek een vergoeding worden verleend van de kosten voor opslag van de inboedel in het land van aankomst voor maximaal twee weken.

5. Voor de toepassing van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en de Verplaatsingskostenregeling 1989 worden de beschikbaarstelling en beëindiging van de beschikbaarstelling gelijkgesteld met respectievelijk indiensttreding en ontslag.

6. Voor de toekenning van de verhuiskostenvergoeding voor de verhuizing van het gezin naar de Nederlandse Antillen of Aruba geldt als voorwaarde dat het gezin medisch is goedgekeurd en dat gezinsverband aldaar voor ten minste 6 maanden zal bestaan.

Artikel 4.2

De belanghebbende heeft bij de reis naar de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba en bij terugkeer naar Nederland voor elk lid van zijn gezin tevens aanspraak op vergoeding van bagage tot ten hoogste 10 kg of tot ten hoogste 20 kg als onbegeleide bagage. In beide gevallen voor zover deze kosten niet van Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse zijde worden vergoed. Deze hoeveelheden hebben betrekking op het gewicht dat komt boven op het door de betrokken luchtvaartmaatschappij vastgestelde gewicht aan begeleide bagage dat bij het vervoer is inbegrepen.

Artikel 4.3

De totale kosten voor verzekering van het transport van de inboedel, de extra begeleide en onbegeleide bagage, bedoeld in artikel 9 van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 hebben betrekking op een verzekerde waarde van ten hoogste € 67.500,– .

Artikel 4.4

Bij de reis naar de Nederlandse Antillen of Aruba en bij terugkeer naar Nederland van de belanghebbende worden – voor zover deze niet door de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse overheid worden vergoed – de kosten van vervoer bedoeld in artikel 9 van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 voor de belanghebbende en zijn gezin vergoed tot maximaal de kosten van een vliegticket voor een enkele reis via de kortste route van Nederland naar het land van tewerkstelling of omgekeerd op basis van de laagste klasse van vervoer.

Artikel 4.5

1. De belanghebbende heeft bij beschikbaarstelling aanspraak op:

– een tegemoetkoming in de kosten van zijn uitrusting, gelijk aan het bedrag, vermeld in bijlage 2 en;

– een huurauto van rijkswege en voor rijksrekening voor de eerste twee weken na zijn aankomst in de Nederlandse Antillen of Aruba.

2. De belanghebbende heeft tevens aanspraak op een tegemoetkoming in de uitrustingskosten voor zijn gezinsleden die hem bij zijn beschikbaarstelling voor rekening van het Rijk en voor de duur van ten minste 6 achtereenvolgende maanden naar de Nederlandse Antillen of Aruba vergezellen, overeenkomstig de bedragen genoemd in bijlage 2 van deze regeling.

Artikel 4.6

1. De belanghebbende heeft bij beschikbaarstelling en beëindiging van de beschikbaarstelling aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor tijdelijke huisvesting voor hem en zijn gezin wegens:

a. ontruiming van de woning en tijdige verscheping van zijn verhuisboedel en;

b. het ontbreken van passende huisvesting voor hem en zijn gezin bij aankomst in het land van beschikbaarstelling of bij terugkeer in Nederland;

2. De aanspraak op de tegemoetkoming op grond van het eerste lid vervalt indien de Minister, of de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse overheid heeft voorzien in vervangende woonruimte en de belanghebbende daarvan geen gebruik maakt of indien deze kosten door de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse overheid worden vergoed.

3. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend voor de noodzakelijke duur van het tijdelijk verblijf doch voor niet langer dan 6 weken, waaronder is inbegrepen de periode waarin de lokale autoriteiten in de tijdelijke huisvesting voorzien.

4. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de noodzakelijk te maken en naar het oordeel van de Minister redelijk te achten kosten voor huisvesting (logies) verhoogd met eventuele toeristenbelasting en verminderd met 15% van de bezoldiging en toelagen van de belanghebbende in de desbetreffende periode. De kosten voor voeding komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 4.7

1. De belanghebbende is, onverminderd het bepaalde in artikel 7.2, verplicht de in hoofdstuk 4 bedoelde vergoedingen en de verstrekte voorschotten terug te betalen indien hij om persoonlijke redenen:

a. zijn bestemming niet volgt;

b. de reis naar zijn bestemming moedwillig afbreekt;

c. zijn werkzaamheden aldaar niet aanvaardt; of

d. zijn werkzaamheden aldaar binnen één jaar na aankomst in dat land beëindigt door opzegging.

2. De terugbetaling dient te geschieden naar evenredigheid van het aantal volle maanden – te rekenen vanaf de datum van vertrek naar het land van bestemming – gedurende welke de belanghebbende in een tijdvak van twaalf maanden niet aldaar tewerkgesteld zal zijn geweest.

3. De terugbetalingsplicht geldt ook ten aanzien van de tegemoetkomingen, bedoeld in het eerste lid, die aan de belanghebbende zijn uitgekeerd ten behoeve van zijn gezinsleden indien het betrokken gezinslid korter dan 6 achtereenvolgende maanden met hem in het land van tewerkstelling heeft verbleven. Van deze terugbetalingsplicht kan de belanghebbende worden ontheven indien die kortere duur is veroorzaakt door omstandigheden die, naar het oordeel van de Minister, een eerder vertrek rechtvaardigen. De desbetreffende vergoedingen dienen in het hier bedoelde geval volledig te worden terugbetaald, ongeacht het aantal maanden dat het betrokken gezinslid daadwerkelijk samen met de belanghebbende in gezinsverband in de Nederlandse Antillen of Aruba heeft verbleven.

Hoofdstuk 5

Voorzieningen bij verblijf in de Nederlandse Antillen en Aruba

Artikel 5.1

1. De belanghebbende die een huurwoning bewoont, heeft voor de duur van zijn beschikbaarstelling voor zichzelf en zijn gezin aanspraak op een huurtegemoetkoming.

2. De huurtegemoetkoming bedraagt het verschil tussen de werkelijke huurprijs tot ten hoogste het in bijlage 4 genoemde huurplafond en de eigen bijdrage ter hoogte van 12,5% van het bruto maandsalaris.

3. De aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid gaat in op de datum van ingang van de huurovereenkomst voor de desbetreffende woning doch niet eerder dan de dag waarop de belanghebbende beschikbaar is gesteld.

4. De tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid wordt op verzoek van de belanghebbende aan hem toegekend na overlegging van een afschrift van de huurovereenkomst.

5. Voor de berekening van de huurtegemoetkoming wordt de geldende administratiekoers van de desbetreffende maand gehanteerd.

6. De tegemoetkoming in de huurlasten wordt slechts aan één belanghebbende toegekend. Indien meer belanghebbenden op één en hetzelfde adres woonachtig zijn, wordt het bedrag van de tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid vastgesteld naar rato van het aantal belanghebbenden dat op het desbetreffende adres woonachtig is.

7. De belanghebbende die een eigen woning bewoont heeft voor de duur van zijn beschikbaarstelling voor zichzelf en zijn gezin aanspraak op een tegemoetkoming in de netto hypotheekrentelasten naar analogie van de huurtegemoetkoming volgens bovenvermelde bepalingen.

Artikel 5.2

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. erkende onderwijsinstelling: een door de plaatselijke overheid erkende onderwijsinstelling of naar het oordeel van de Minister daarmede gelijk te stellen instelling;

b. onderwijs: alle soorten van onderwijs aan een erkende onderwijsinstelling;

c. onderwijskosten: voor het onderwijs verschuldigde schoolgelden, met uitzondering van de kosten van huisvesting, schoolmaaltijden en schooluniformen;

d. bijkomende kosten: de voor het onderwijs verschuldigde kosten van registratie, examenkosten en kosten van onderwijsmateriaal, met uitzondering van de kosten van huisvesting, schoolmaaltijden en schooluniformen;

e. schooljaar: een aaneengesloten periode van 12 maanden gerekend vanaf de datum van aanvang van het betreffende onderwijs.

2. De belanghebbende heeft voor elk van zijn kinderen dat met hem in de Nederlandse Antillen of Aruba woonachtig is en daar onderwijs geniet aanspraak op een tegemoetkoming in de onderwijskosten en bijkomende kosten. Deze aanspraak bestaat slechts voor zover voor het desbetreffende kind aanspraak bestaat op kinderbijslag of op een tegemoetkoming in de studiekosten.

3. De in het eerste lid bedoelde kosten worden vergoed tot ten hoogste de tarieven die door een erkende onderwijsinstelling worden gehanteerd.

4. Aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid, heeft ook de belanghebbende ter zake van de kosten van kleuteronderwijs voor zijn kind of kinderen met de leeftijd van drie jaren, indien:

a. het volgen van kleuteronderwijs door driejarige kinderen in het gebied van verblijf gebruikelijk is en

b. het kind van de belanghebbende door het niet volgen van dat onderwijs naar het oordeel van de Minister in een sociaal isolement komt te verkeren of problemen ontstaan bij de aansluiting op het lager onderwijs, met dien verstande dat de kosten van een crèche, peuterspeelzaal, kinderbewaarplaats en dergelijke niet in beschouwing worden genomen.

5. Bij het vaststellen van de onderwijskosten worden reeds op andere wijze genoten of nog te ontvangen bijdragen en uitkeringen – zoals studiebeurzen – daarop in mindering gebracht. Daarbij blijven premies voor en uitkeringen op grond van een studieverzekering en de basisbeurs buiten beschouwing.

6. Het bedrag van de tegemoetkoming per kind is gelijk aan het verschil tussen:

a. het totaal van de onderwijskosten en bijkomende kosten, die gedurende een schooljaar daadwerkelijk zijn gemaakt en;

b. een vierde gedeelte van het totaal van de in het betrokken schooljaar ontvangen en aan de onder a bedoelde kinderen toe te rekenen bedragen van de kinderbijslag, de basisbeurs, dan wel de tegenwaarde van de fictieve basisbeurs die naar het oordeel van de Minister zou zijn toegekend indien dat kind zijn studie in Nederland zou hebben gevolgd, en de verhoging van de toelage ten behoeve van het desbetreffende kind bedoeld in artikel 3.2.

7. De tegemoetkoming in de onderwijskosten, bedoeld in het tweede lid, wordt op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de belanghebbende en onder overlegging van de betalingsbewijzen, originele rekeningen, bank of giro afschriften en de beschikking van de Sociale Verzekeringsbank waaruit de aanspraak op kinderbijslag c.q. studie financiering blijkt, aan het einde van elk schooljaar toegekend. Op diens verzoek kan aan het begin van elk schooljaar een voorschot op de tegemoetkoming in de onderwijskosten worden toegekend.

Hoofdstuk 6

Verlof- en gezinsherenigingsreizen

Artikel 6.1

1. De belanghebbende die met zijn gezinsleden naar de Nederlandse Antillen of Aruba is verhuisd, heeft éénmaal per periode van twaalf maanden van verblijf in de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba voor zichzelf en zijn gezinsleden die met hem in dat land metterwoon verblijven, aanspraak op vergoeding van de kosten van een vliegreis van het land van tewerkstelling naar Nederland en terug.

2. Op de in het eerste lid bedoelde vergoeding bestaat eerst aanspraak twaalf maanden nadat de belanghebbende zijn werkzaamheden in het desbetreffende land heeft aangevangen en onder de voorwaarde dat hij die werkzaamheden na zijn terugkeer op zijn plaats van tewerkstelling in de Nederlandse Antillen of Aruba voor de duur van ten minste drie maanden zal voortzetten. Voor de aldaar verblijvende gezinsleden geldt tevens dat het desbetreffende gezinslid onmiddellijk voorafgaande aan de verlofreis ten minste 6 maanden onafgebroken aldaar in gezinsverband met de belanghebbende in dat land moet hebben verbleven en na terugkeer voor een verdere duur van ten minste zes maanden in het land zal verblijven waar belanghebbende is tewerkgesteld.

3. De belanghebbende die met een of meer gezinsleden naar de Nederlandse Antillen of Aruba is verhuisd, heeft – indien de duur van zijn beschikbaarstelling ten minste twee jaar zal zijn – eenmaal per periode van twaalf maanden ter zake van gezinshereniging met een in Nederland achtergebleven minderjarig kind, voor dat kind, zichzelf of zijn echtgenoot met wie de belanghebbende in dat land verblijft, aanspraak op vergoeding van de kosten voor een vliegreis tussen het land waar de belanghebbende is tewerkgesteld en de woonplaats van het kind in Nederland (v.v.). Deze aanspraak gaat in voor het eerst zes maanden nadat de belanghebbende is aangevangen met zijn werkzaamheden in de Nederlandse Antillen of Aruba.

4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing op het minderjarige gezinslid van de belanghebbende dat voortijdig is gerepatrieerd. De aanspraak op vergoeding van de vliegreis voor dat kind gaat voor het eerst in zes maanden nadat het desbetreffende kind is gerepatrieerd en voor zover de belanghebbende op de dag van repatriëring van dat kind nog tenminste twaalf maanden in de Nederlandse Antillen of Aruba is tewerkgesteld.

5. Het eerste lid is niet van toepassing op de echtgenoot met wie de samenlevingsrelatie vóór de tewerkstelling in de Nederlandse Antillen of Aruba minder dan een half jaar heeft geduurd.

Artikel 6.2

De belanghebbende die als gevolg van zijn beschikbaarstelling zonder zijn gezin is verhuisd en gedurende ten minste zes achtereenvolgende maanden gescheiden van zijn gezin in de Nederlandse Antillen of Aruba werkzaam is geweest en wiens werkzaamheden aldaar nog ten minste zes maanden zullen voortduren, heeft eenmaal per periode van zes maanden aanspraak op een vergoeding van de reiskosten verbonden aan een verlofreis van zijn plaats van tewerkstelling in de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba naar Nederland en terug.

Artikel 6.3

1. De vergoeding van de kosten van een vliegreis, bedoeld in de artikelen 6.1 en 6.2, bedraagt niet meer dan de kosten van een retourticket op basis van de laagste klasse van vervoer met een geldigheidsduur van maximaal twee maanden voor een rechtstreekse vlucht tussen Nederland en het land waar de belanghebbende is tewerkgesteld.

2. De vergoeding van de reiskosten, bedoeld in de artikelen 6.1 en 6.2, wordt op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de belanghebbende toegekend, onder overlegging van de desbetreffende betalingsbewijzen en tickets.

Hoofdstuk 7

Ziekte, ongeval en overlijden

Artikel 7.1

De belanghebbende is verplicht elk geval van ziekte of ongeval van hemzelf terstond ter kennis van de Minister te brengen, indien de ziekte of het ongeval van zodanige aard is, dat hij naar verwachting langer dan een maand arbeidsongeschikt zal zijn.

Artikel 7.2

Indien de Minister in geval van ziekte of ongeval van de belanghebbende na overleg met de autoriteiten van het land waar de belanghebbende tewerk is gesteld en na ter zake advies te hebben ontvangen van de bedrijfsgeneeskundige dienst van het desbetreffende land, van oordeel is dat een langer verblijf van de belanghebbende in de Nederlandse Antillen of Aruba niet langer verantwoord, raadzaam of van nut is, neemt hij de maatregelen tot terugkeer naar Nederland van de belanghebbende en zijn gezin, die hij in zodanige omstandigheden noodzakelijk acht. De daaruit voortvloeiende kosten, met uitzondering van die waarvan het risico verzekerd is, worden door het Rijk vergoed.

Artikel 7.3

Ingeval de belanghebbende wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt de vergoeding van de werkgeverslasten aan de werkgever betaald tot maximaal 52 weken, gerekend vanaf de datum waarop de beschikbaarstelling wordt beëindigd.

Artikel 7.4

Bij repatriëring van de belanghebbende of een van diens gezinsleden wegens ziekte of ongeval wordt de aanspraak op de toelagen, bedoeld in hoofdstuk 3 – rekening houdend met de nog lopende kosten in verband met zijn verblijf in de Nederlandse Antillen of Aruba – door de Minister nader beoordeeld en vastgesteld.

Artikel 7.5

1. Indien de belanghebbende komt te overlijden wordt de vergoeding van de werkgeverslasten aan de Nederlandse werkgevers en de krachtens de hoofdstukken 3 en 5 toegekende toelagen aan de nabestaande(n) uitbetaald tot en met de dag van het overlijden.

2. Bij overlijden van de belanghebbende wordt de vergoeding van de werkgeverslasten aan de Nederlandse werkgever ten behoeve van de uitkering aan de achtergebleven echtgenoot van wie de overleden belanghebbende niet duurzaam gescheiden leefde, verhoogd met een bedrag gelijk aan de laatst genoten bezoldiging over een tijdvak van drie maanden, alsmede met een bedrag gelijk aan drie maal dat van de vakantie-uitkering die de belanghebbende over de maand van het overlijden zou hebben genoten. Bij ontstentenis van een achtergebleven echtgenoot, van wie de belanghebbende niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de vergoeding aan de werkgever ten behoeve van de minderjarige kinderen.

3. Indien de belanghebbende met zijn gezin in de Nederlandse Antillen of Aruba verblijft worden – anders dan in het eerste lid is bepaald – bij overlijden van de belanghebbende de toelagen, bedoeld in artikel 3.2 en artikel 5.1, aan de achtergebleven echtgenoot of minderjarige kinderen doorbetaald tot uiterlijk drie maanden na de datum van overlijden of zoveel eerder dan het gezin naar Nederland is teruggekeerd.

1. Bij zeer ernstige ziekte of overlijden van de in Nederland achtergebleven kinderen of (schoon)ouders kan aan de belanghebbende een vergoeding van de reiskosten voor hem en zijn gezin worden verleend tot maximaal de kosten voor een retourvlucht op basis van de laagste klasse van vervoer van zijn standplaats naar Nederland en terug.

2. De in het eerste lid genoemde vergoeding wordt verleend op een daartoe strekkend verzoek en voor zover de ernst van de situatie kan worden afgeleid uit een door de behandelend geneesheer afgegeven verklaring.

3. De Minister kan, indien hij het noodzakelijk acht, op verzoek van de belanghebbende van het bepaalde in het eerste lid afwijken.

Hoofdstuk 8

Overige rechten en verplichtingen

Artikel 8.1

1. Aan de belanghebbende kan bij beschikbaarstelling een renteloos voorschot worden verstrekt voor de aanloopkosten bij aankomst in dat land tot ten hoogste € 9.100,–

2. Het aanloopkostenvoorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in maandelijkse termijnen terugbetaald en heeft een looptijd van ten hoogste 24 maanden of zoveel korter als de beschikbaarstelling duurt.

3. Het aanloopkostenvoorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt op schriftelijk verzoek van de belanghebbende een maand voor de beschikbaarstelling of uiterlijk twee maanden na aanvang van de beschikbaarstelling verstrekt.

Artikel 8.2

In geval de echtgenoot van de belanghebbende eveneens als belanghebbende in de zin van deze regeling in de Nederlandse Antillen of Aruba werkzaam is, dan wel uit anderen hoofde aanspraak heeft op vergoedingen van of tegemoetkomingen in kosten bedoeld in deze regeling van de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse overheid, worden de vergoedingen en tegemoetkomingen krachtens deze regeling slechts verleend tot het bedrag, waarmee de aanspraak van de echtgenoot de aanspraak van de belanghebbende overschrijdt.

Artikel 8.3

Indien de belanghebbende aanspraak maakt op vergoedingen, tegemoetkomingen, loon en dergelijke van de Nederlandse Antillen of Aruba, verband houdende met de beschikbaarstelling, de beëindiging van de beschikbaarstelling en de uitoefening van de functie aldaar, dient hij dit onmiddellijk bij de Minister te melden en de door de Minister betaalde vergoedingen, tegemoetkomingen en loon e.d. terug te betalen tot maximaal het bedrag dat hij van Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse zijde heeft ontvangen, voor zover door de Minister met dergelijke aanspraken niet reeds rekening is gehouden.

Hoofdstuk 9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9.1

1. Voorzover in deze regeling niet anders is bepaald, vervallen de uit deze regeling voortvloeiende rechten op vergoedingen indien daarop binnen een termijn van 6 maanden na het eindigen van de beschikbaarstelling geen beroep is gedaan.

2. De Minister kan van de termijn, bedoeld in het eerste lid, in bijzondere gevallen afwijken.

Artikel 9.2

In gevallen waarin niet of niet voldoende in deze regeling is voorzien, beslist de Minister naar redelijkheid en, waar mogelijk, in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van deze regeling.

Artikel 9.3

1. Deze regeling is van toepassing op de belanghebbende die na inwerkingtreding van deze regeling ter beschikking wordt gesteld.

2. Ten aanzien van de belanghebbende die vóór inwerkingtreding van deze regeling ter beschikking is gesteld blijven, tenzij anders is overeengekomen, de oorspronkelijke voorwaarden voor het resterende gedeelte van zijn beschikbaarstelling van kracht.

3. Op verlengingen van de termijn van beschikbaarstelling is deze regeling van toepassing, tenzij bij de oorspronkelijke beschikbaarstelling anders is overeengekomen.

Artikel 9.4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beschikbaarstelling ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba.

Artikel 9.5

De Regeling honorering deskundigen technische bijstand wordt ingetrokken.

Artikel 9.6

Deze regeling treedt in werking op de dag van publicatie en werkt terug tot 1 juli 2004.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, A. Pechtold.

Bijlage 1

Tabel éloignement (EL) en duurtecorrectie (DC) ten behoeve van de vaststelling van de toelage-buitenland

Percentages en bedragen per 1 juli 2004

 

Indien aanspraak bestaat op een toelage-buitenland

Gebied van plaatsing

Gehuwd, gezin aldaar

Gehuwd, gezin niet aldaar

Ongehuwd

Duurtecorrectie, als bedoeld in artikel 1.1*

Administratie

Koers*

  

EL in %

EL in €

   

* Variabel per maand

      

Aruba

65%

47%

26,32

46%

17,50 %

€ 0,458

Sint-Maarten

62%

46%

62,62

46%

15,79 %

€ 0,458

Nederlandse Antillen (m.u.v. Sint-Maarten)

62%

46%

26,32

46%

17,60 %

€ 0,458

Voorbeeld berekening:

Voor een gehuwde belanghebbende die met gezin (vrouw) in de Nederlandse Antillen verblijft, wordt de toelage buitenland als volgt berekend:

((Standaard netto Nederland + algemene heffingskorting) x 1.1) x EL%

= bedrag a

 

((Standaard netto Nederland + algemene heffingskorting) x 1.1) x DC

= bedrag b

 

Bedrag a x DC

= bedrag c

+

 

toelage buitenland

 

Voor een gehuwde belanghebbende die niet met gezin in de Nederlandse Antillen of Aruba verblijft wordt de toelage buitenland als volgt berekend:

((Standaard netto Nederland + algemene heffingskorting) x 1.1) x EL%

= bedrag a

 

EL-bedrag

= bedrag b

 

Bedrag a x DC

= bedrag c

+

 

toelage buitenland

 

Voor een ongehuwde wordt de toelage buitenland als volgt berekend:

(Standaard netto Nederland x 1,1) x EL%

= bedrag a

 

(Standaard netto Nederland x 1,1) x DC

= bedrag b

 

Bedrag a x DC

= bedrag c

+

 

toelage buitenland

 

Verhoging toelage-buitenland (indien het kind verblijft in het gebied van plaatsing) (ad art. 9, 2e lid VBD)

Bedragen per: 1 juli 2004

Gebied

Basisbedrag per maand

Duurtecorrectie per maand over gemiddeld kinderbijslagbedrag

Binnen de keerkringen

€ 51,69

 

Europa m.u.v. Kreta

€ 34,46

€ 70,34

Overige gebieden

€ 43,08

 

Tabel Verhoging toelage-buitenland (indien het kind niet verblijft in het gebied van plaatsing) (ad art. 9, 3e lid VBD)

Bedragen per: 1 juli 2004

Bedrag per maand indien het kind jonger is dan 18 jaar en het niet samenwonen van het kind met het gezin van belanghebbende uitsluitend het gevolg is van het verblijf van dat gezin buiten Nederland

Bedrag per maand in overige gevallen

€ 279,08

€ 218,73

Bijlage 2

Uitrustingskosten ad Artikel 4.5

De tegemoetkoming in de uitrustingskosten bij beschikbaarstelling naar de Nederlandse Antillen of Aruba bedraagt per 1 juli 2004:

a. voor de belanghebbende: € 651,94

b. voor de echtgenoot: € 651,94

c. voor elk kind: € 131,42

De tegemoetkoming in de uitrustingskosten wordt niet toegekend bij verhuizing binnen de Nederlandse Antillen en Aruba.

Woonlasten ad artikel 5.1 vierde lid

De huurplafonds bedragen:

Aruba

Af 2.700

Bonaire

Naf 2.500

Curaçao

Naf 2.500

Saba

US$ 2.000

Sint Eustatius

US$ 2.000

Sint Maarten

US$ 2.000

Bijlage 3

stcrt-2005-237-p10-SC72532-1.gifstcrt-2005-237-p10-SC72532-2.gif

Bijlage 4

stcrt-2005-237-p10-SC72532-3.gifstcrt-2005-237-p10-SC72532-4.gif

Bijlage 5

stcrt-2005-237-p10-SC72532-5.gifstcrt-2005-237-p10-SC72532-6.gif

Bijlage 6

stcrt-2005-237-p10-SC72532-7.gifstcrt-2005-237-p10-SC72532-8.gif

Bijlage 7

stcrt-2005-237-p10-SC72532-9.gifstcrt-2005-237-p10-SC72532-10.gif

Toelichting

Algemeen

De personele samenwerking is een steeds belangrijker rol gaan spelen in de verhouding tussen de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland. Op tal van terreinen blijkt in de landen in het Caribisch gebied tijdelijke behoefte te bestaan aan gekwalificeerd personeel. Daarbij komt dat de taken van de diverse overheden toenemen in zwaarte door de wens voor een verbetering van het bestuur. De Nederlandse Antillen en Aruba doen dan ook met grote regelmaat een beroep op Nederland om te voorzien in deskundig personeel in het kader van de personele samenwerking.

De gerekruteerde belanghebbenden hebben in Nederland een verschillende positie. Tot nu toe bestaat de grootste groep uit de rijksambtenaren die in het kader van de personele samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba ter beschikking worden gesteld. Nu ook de eilandgebieden hun bestuurskracht moeten vergroten, wordt daarnaast in toenemende mate deskundigheid gerekruteerd uit het ambtenarenbestand van de andere overheden. Een aparte groep zijn de uitgezonden ambtenaren van de rechterlijke macht en het openbaar ministerie. Deze groep valt niet onder deze regeling.

In de loop der jaren zijn voor uitzendingen van langer dan een jaar, naast de bepalingen zoals neergelegd in de Regeling honorering deskundigen technische bijstand, diverse voorzieningen getroffen, wat tot gevolg heeft dat de rechtspositie onoverzichtelijk is geworden en daardoor veel te arbeidsintensief. Dit is niet gewenst en daarom is besloten een regeling op te stellen waarin alle voorzieningen zijn opgenomen. Als basis voor de berekening van de toelage buitenland is gekozen voor de systematiek zoals neergelegd in het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD). Ook de gegevens die het Ministerie van defensie hanteert voor berekening van de toelage bij verblijf in de Nederlandse Antillen en Aruba worden daarbij integraal overgenomen.

Bij de nieuwe regeling is tevens gekozen voor het verzorgen van de gehele uitzending door één instantie. De reden hiervan is dat er bezwaren zijn dat de verzorging van de uitzending (het regelen van het transport van de inboedel en het vervoer van belanghebbende en het gezin) gedeeltelijk door de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen of Aruba en deels door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties wordt gedaan. Dit ‘twee loketten’ systeem brengt grote nadelen mee zowel voor de uit te zenden belanghebbende als voor de administratieve verwerking daarvan. Om praktische redenen is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als die instantie aangewezen die de uitzending verzorgt. Dit laat onverlet dat de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties de werkzaamheden voortvloeiend uit de personele samenwerking geheel of gedeeltelijk aan een ander(e) instantie of orgaan kan uitbesteden.

Artikelsgewijs

Ad artikel 1.1

De omschrijving van de belanghebbende omvat de ambtenaar die voor ten minste een jaar door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties aan de Nederlandse Antillen, Aruba of ter beschikking wordt gesteld van de landen van het Koninkrijk in het kader van de samenwerking tussen deze landen in een recherche samenwerkingsteam.

De ambtenaren die ter beschikking worden gesteld hebben van hun Nederlandse werkgever buitengewoon verlof gekregen en hebben al dan niet een terugkeergarantie. Vanwege de discussie rond de rechtmatigheid van inhoudingen van premies kunnen slechts ambtenaren aan de Nederlandse Antillen of Aruba beschikbaar worden gesteld die bij hun Nederlandse werkgever buitengewoon verlof hebben verkregen met behoud van bezoldiging.

Met de echtgenoot is gelijk gesteld, de geregistreerde partner en de levenspartner. Of een persoon als levenspartner kan worden aangemerkt dient te blijken uit een notarieel verleden samenlevingscontract, waarin het samenwonen, het voeren van een gezamenlijke huishouding en de wederzijdse rechten en verplichtingen van de beide partners zijn vastgelegd. Dit mag ook blijken uit de overlegging van een verklaring van een notaris dat er een zodanig samenlevingscontract aanwezig is, met vermelding van de aktedatum en van de personalia van de beide partners. Voor de toepassing van deze regeling wordt slechts één persoon als levenspartner aangemerkt.

Om als kind van het gezin gerekend te kunnen worden is de leeftijdsgrens voor kinderen gesteld op 18 jaar. De grens van 21 jaar wordt wel aangehouden voor kinderen ten aanzien van wie een onderhoudsplicht bestaat naar burgerlijk recht. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt, kort gezegd, dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun kinderen tot het eenentwintigste jaar.

Ad artikel 2.1

De belanghebbende die aan de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse overheid ter beschikking wordt gesteld, gaat een dienstverband aan met die overheid. Teneinde de relatie met de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties te creëren sluit de belanghebbende daarnaast met de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties een overeenkomst Hierin worden onder meer het doel en de duur van de beschikbaarstelling, de hoogte van de vergoedingen en tegemoetkomingen en – indien daartoe aanleiding bestaat – andere afspraken neergelegd.

In het tweede lid is bepaald dat een beschikbaarstelling niet langer dan vijf jaar kan duren. Bij een langere periode van tewerkstelling in het Caribisch gebied verandert de verhouding zowel met de vroegere werkgever als met de autoriteiten waarbij de belanghebbende is tewerkgesteld. Van de vroegere werkgever mag niet verwacht worden dat nog voldaan kan worden aan de verplichting om de belanghebbende na terugkeer een passende functie te geven en de verhouding met de Antilliaanse en Arubaanse autoriteiten behoort ook niet langer gebaseerd te zijn op een tijdelijk dienstverband.

Het derde en vierde lid regelen de opzegging van de overeenkomst door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Daarin is ondermeer bepaald dat de overeenkomst in ieder geval wordt opgezegd indien het betreffende land waaraan de belanghebbende beschikbaar is gesteld het dienstverband heeft beëindigd.

Bij de beschikbaarstelling van een belanghebbende wordt bezien of dit past binnen het beleid van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Bij verandering van functie buiten medeweten van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties kan die afweging niet plaatsvinden. In dat geval is er aanleiding om de overeenkomst op te zeggen.

Ad artikel 2.2

De Nederlands-Antilliaanse respectievelijk de Arubaanse overheid stelt als voorwaarde voor het aangaan van een dienstverband dat de belanghebbende en zijn gezinsleden die met hem in dat land verblijven, medisch geschikt zijn voor een verblijf in de tropen. De belanghebbende en zijn gezinsleden ondergaan een medische keuring. Voor kinderen tot 6 jaar moet een gezondheidsverklaring van de huisarts worden overgelegd. De medische keuring gebeurt door een door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties aan te wijzen instantie.

Indien één of meer gezinsleden de belanghebbende niet terstond vergezellen zal de keuring alsnog moeten plaatsvinden voordat zij zich bij hem voegen. Indien dit niet gebeurt, heeft betrokkene geen aanspraak op toelage ten behoeve van het verblijf van dat gezinslid in dat land noch zal de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties de kosten bij repatriëring vergoeden.

Ad artikel 3.1

De belanghebbende behoudt gedurende zijn beschikbaarstelling, bij zijn Nederlandse werkgever zijn bezoldiging eventueel verhoogd met toelagen die hij vóór zijn beschikbaarstelling ontving. De bezoldiging is niet afhankelijk van de zwaarte van de functie in de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba waarin hij als belanghebbende tewerkgesteld wordt. Gedurende de tewerkstelling blijft betrokkene aanspraak houden op de periodieke verhoging bij zijn Nederlandse werkgever, indien hij in zijn huidige inschaling het maximum nog niet heeft bereikt.

De bezoldiging van de belanghebbende komt volledig voor rekening van de Rijksoverheid (de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties) door de werkgeverslasten aan de Nederlandse werkgever van de belanghebbende te vergoeden. Uitgangspunt bij deze vergoeding is dat voor de bepaling van de bezoldiging wordt uitgegaan van een ‘volledige’ werkweek omdat tewerkstellingen in het kader van de personele samenwerking in algemeen een volledige werkweek omvatten. De formele arbeidsduur in Nederland verschilt echter per sector. Voor de sector Rijk geldt thans een arbeidsduur van 36 uur per week. Voor de vaststelling van de Nederlandse bezoldiging wordt derhalve onder volledig werkweek verstaan: de formele arbeidsduur die op de belanghebbende van toepassing is volgens de voor hem geldende Nederlandse arbeidsvoorwaarden.

In het tweede lid van artikel 3.1 is ondermeer aangegeven dat onder de werkgeverslasten tevens wordt verstaan: de overige bijkomende wettelijke en/of verplichte kosten die ten laste van de werkgever komen. Hiermee wordt onder andere bedoeld het werkgevers aandeel in de kosten voor pensioenvoorziening en WAO verzekering. Doordat ambtenaren uit verschillende sectoren als het Rijk, Gemeenten en Provincies beschikbaar kunnen worden gesteld met uiteenlopende arbeidsvoorwaarden is het niet mogelijk om alle werkgeverslasten met name te noemen. Het spreekt derhalve voor zich dat de hiervoren genoemde lasten geen limitatieve opsomming vormen.

Ad artikel 3.2

De doelstelling van de toelage buitenland is om de ambtenaar tijdens zijn verblijf in de Nederlandse Antillen en Aruba financieel in staat te stellen het voor hem in Nederland gebruikelijke consumptiepatroon voort te zetten en om de meerkosten wegens lokale omstandigheden of gebruiken in redelijkheid te compenseren.

De toelage buitenland bestaat de volgende elementen:

Een standaard netto Nederland (SNN), het éloignement en een duurtecorrectie.

De toelage buitenland bestaat uit de volgende elementen: Een standaard netto Nederland (SNN), het éloignement en een duurtecorrectie.

Standaard netto inkomen

Voor de berekening van de toelage buitenland wordt uitgegaan van een standaard netto Nederlands inkomen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met individuele afwijkingen, zoals spaarloon, verzekeringspremies e.d. Omdat de vakantie uitkering en individuele toelagen bij de berekening van de toelage buitenland niet in beschouwing wordt genomen, wordt het SNN gecompenseerd door het te vermenigvuldigen met de factor 1,1.

Het éloignement

Éloignement is het Franse woord voor ‘verwijdering of afwezigheid’. Het component in de toelage buitenland is bedoeld als een vergoeding van die onkosten die verband houden met het gegeven dat de ambtenaar (al dan niet met gezin) verwijderd is van Nederland. De hoogte van deze component is het resultaat van een aantal aannames die bij de totstandkoming van de toelage buitenland zijn gedaan. Voor een deel zijn deze aannames gerelateerd aan de afstand tussen het land van verblijf en Nederland, waardoor het bijvoorbeeld onmogelijk is om familie frequent te bezoeken. Voor een ander deel is het éloignement gebaseerd op het zogenaamde kwalitatief en kwantitatief mee- en minderverbruik, waardoor bijvoorbeeld globaal gesproken rekening is gehouden met het gegeven dat als gevolg van andere sociale, culturele of klimatologische omstandigheden het consumptiepatroon anders is dan de Nederlandse situatie. Het gaat hierbij dus om de kwaliteit en kwantiteit en niet om de prijs. Een voorbeeld is dat men bij een verblijf in de tropen meer water verbruikt dan men in Nederland zou doen. De meerdere kubieke meters water worden geacht te zijn vergoed door toevoeging van het éloignement in de toelage buitenland. Ook is het aannemelijk dat men tijdens het verblijf in de tropen geen winterkleding gebruikt. Ook dit minderverbruik wordt geacht te zijn verrekend in het éloignement.

Duurtecorrectie

De duurtecorrectie is bedoeld om de prijsverschillen van kwalitatief vergelijkbare goederen en diensten tussen Nederland en het land van verblijf te compenseren.

Het gaat hierbij dus niet om prijsverschillen van goederen en diensten in een bepaalde periode in de Nederlandse Antillen of Aruba, maar om de prijsverschillen tussen de Nederlandse Antillen of Aruba en Nederland. Hierdoor is het heel goed mogelijk dat uit de prijsindex van de Nederlandse Antillen of Aruba blijkt dat de kosten van levensonderhoud in de afgelopen periode is gestegen, terwijl de duurtecorrectie toch wordt verlaagd.

Op basis van feitelijke prijswaarnemingen bij meerdere leveranciers wordt vastgesteld wat de gemiddelde prijs is van een bepaald artikel of dienst in de Nederlandse Antillen en Aruba en wat hetzelfde artikel of dienst in Nederland kost. Is een bepaald artikel niet verkrijgbaar dan wordt gezocht naar een artikel van vergelijkbare kwaliteit. Dit onderzoek wordt door een extern bureau gedaan op verzoek van het Ministerie van Defensie. Het Ministerie van Defensie berekent vervolgens het percentage van de duurtecorrectie. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maakt voor de berekening van de toelage gebruik van de cijfers van het Ministerie van Defensie.

In het vierde lid van dit artikel is een voorziening van de koerscompensatie opgenomen. De koerscompensatie is bedoeld om grote koersverschillen welke kunnen ontstaan bij omwisseling van het Nederlandse salaris tegen te gaan. Daarbij wordt uitgegaan van het basis netto Nederlandse salaris exclusief eventuele toelagen en toeslagen.

Gedurende de beschikbaarstelling valt de belanghebbende onder de werktijd- en verlofregels van het desbetreffende land of van het RST. De locale arbeidsduur kan echter verschillen met de arbeidsduur die de belanghebbende in Nederland heeft, terwijl daar geen compensatie van meer gewerkte uren tegenover staat. Het salaris van de belanghebbende komt in dat geval niet overeen met zijn arbeidsduur aldaar. Ter compensatie van het gemis van ADV compensatie wordt een tegemoetkoming verstrekt in de vorm van een ADV compensatietoeslag. Deze toeslag is geregeld in het vijfde lid van dit artikel. De ADV compensatietoeslag en bedraagt 2,5% van het brutosalaris voor ieder uur verschil tussen de arbeidsduur bij de Nederlandse werkgever en de locale arbeidsduur. Als bijvoorbeeld de Nederlandse arbeidsduur 36 uur per week bedraagt en de plaatselijke arbeidsduur 39 uur, bedraagt de toelage 7,5% van het brutoloon.

Als gevolg van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 november 2000, kenmerk 98/6628 ABP, is deze toelage per 1 januari 2001 deel uit gaan maken van het ambtelijk inkomen en dient tot de pensioengrondslag te worden gerekend.

Het tiende lid bepaalt dat er geen tegemoetkoming in de kosten voor het voeren van een dubbele gezinshuishouding wordt gegeven in het geval dat de belanghebbende korter dan een half jaar voor zijn vertrek duurzaam is gaan samenleven en indien die samenleving niet duurzaam lijkt te zijn. Deze bepaling sluit aan op de regeling die wordt toegepast in het fiscaal stelsel.

De toelagen, bedoeld in dit artikel zijn met uitzondering van de ADV compensatietoeslag vooralsnog belastingvrij en worden betaalbaar gesteld door overmaking op een door de belanghebbende aan te geven bank- of girorekening in Nederland. De ADV compensatietoeslag wordt, tenzij de Minister anders bepaalt, via de Nederlandse werkgever betaald.

Ad artikel 3.3

Hierin is de aanvang en het einde van de aanspraak op de toelagen opgenomen. De toelagen zijn immers bedoeld ter bestrijding van de extra kosten die een buitenlands verblijf met zich meebrengt. De toelagen worden ingetrokken bij onderbreking van de werkzaamheden en vertrek uit het land van tewerkstelling. Er kunnen echter situaties zijn waarin een onderbreking noodzakelijk is en bepaalde kosten blijven doorlopen. Te denken valt bijvoorbeeld aan het achterblijven van het gezin in het land van tewerkstelling van de belanghebbende vanwege noodzakelijke redenen. In zo'n geval kan de Minister bepalen dat de aanspraak op een of meerdere toelagen gehandhaafd blijft.

Ad artikel 3.4

De hoogte van de toelagen wordt mede bepaald door onder andere de gezinssamenstelling of de plaats waar het gezin daadwerkelijk verblijft. Dit artikel verplicht de belanghebbende die gegevens onmiddellijk door te geven indien er wijzigingen zijn in de situatie, die van invloed zijn op de hoogte van de toelagen. Wanneer de belanghebbende zich niet of niet tijdig houdt aan deze verplichting kan de Minister uiteraard het teveel betaalde terug vorderen, maar tevens zou hij bij grove nalatigheid kunnen overwegen om de overeenkomst voor zijn beschikbaarstelling op te zeggen.

Ad artikel 4.1

De aanspraak op vergoeding van verhuiskosten voor ambtenaren (sector Rijk) is geregeld in het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en de Verplaatsingskostenregeling 1989. Bij de beschikbaarstelling van een ambtenaar bestaat tussen de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de belanghebbende nooit een dienstverband. De Minister kan derhalve niet als bevoegd gezag worden aangehaald in de zin van het Verplaatsingskostenbesluit 1989. Om die redenen wordt het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en de Verplaatsingskostenregeling 1989 analoog van toepassing verklaard. Voorts voorziet het Verplaatsingskostenbesluit 1989 in een vergoeding bij indiensttreding, verplaatsing en ontslag. Bij de beschikbaarstelling van ambtenaren is geen van deze situaties van toepassing. De beschikbaarstelling en beëindiging van die beschikbaarstelling wordt voor de toepassing van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en Verplaatsingskostenregeling 1989 dan ook gelijk gesteld met indiensttreding en ontslag. Als bijlage is opgenomen de thans geldende tekst van de betreffende artikelen van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en Verplaatsingskostenregeling 1989.

In het derde lid van dit artikel is een voorziening opgenomen die voorziet in een tegemoetkoming in de aanschafkosten van een auto bij zijn beschikbaarstelling. Voorwaarde hierbij is dat de belanghebbende zijn auto in Nederland achterlaat en derhalve geen kosten declareert voor het transport van zijn auto naar de Nederlandse Antillen of Aruba.

Ad artikel 4.2

Het ontvangen van de verhuisboedel kan enige tijd op zich laten wachten. De belanghebbende en de leden van zijn gezin krijgen dan ook een vergoeding voor het meenemen van een beperkte hoeveelheid extra bagage. Begeleide bagage wordt als handbagage tijdens de reis meegenomen, onbegeleide bagage dient van te voren bij de vliegtuigmaatschappij te worden aangeboden en kan na de vliegreis in ontvangst genomen worden.

Ad artikel 4.5

De tegemoetkoming in de uitrustingskosten van de belanghebbende en ieder van de leden van zijn gezin zijn vooral bedoeld voor het aanschaffen van tropenkleding. De tegemoetkoming in de uitrustingskosten wordt slechts éénmaal bij aankomst in het Caribisch gebied toegekend. Bij verhuizing naar een ander land of eiland in het Caribisch gebied heeft de belanghebbende niet opnieuw aanspraak op de tegemoetkoming in de uitrustingskosten.

Ook is in dit artikel geregeld dat bij aankomst in de Nederlandse Antillen of Aruba een huurauto beschikbaar wordt gesteld voor maximaal 2 weken. De achterliggende gedachte hiervoor is dat in de Nederlandse Antillen en Aruba geen adequaat openbaar vervoer beschikbaar is en bij verscheping van de eigen auto deze nog niet voorhanden is.

Ad artikel 4.6

Het vervoer van de verhuisboedel naar de Nederlandse Antillen of Aruba en terug naar Nederland duurt ongeveer zes weken. In verband hiermee zal de belanghebbende tijdelijk in verband met het ontbreken van inboedel of het opzeggen van het huurcontract, moeten uitwijken naar vervangende woonruimte. Dit artikel bepaalt dat alsdan een tegemoetkoming in de gemaakte kosten voor passende vervangende woonruimte gegeven wordt. Of woonruimte passend is zal van geval tot geval bezien moeten worden, waarbij rekening gehouden wordt met de gezinssamenstelling, de beschikbaarheid van woningen en de streek van het land. Alleen de kosten voor logies en toeristenbelasting worden vergoed. De belanghebbende mag zelf bepalen of hij de gehele of een gedeelte van de periode in Nederland vervangende woonruimte betrekt dan wel in het land van tewerkstelling.

Ad artikel 4.7

In dit artikel is – onverlet de ter zake geldende bepalingen in het Verplaatsingskostenbesluit 1989 – een opsomming gegeven in welke gevallen een terugbetalingsplicht geldt. Indien de beschikbaarstelling door toedoen van de belanghebbende geen doorgang vindt dan wel binnen een jaar wordt afgebroken, dient hij de kosten voor zijn beschikbaarstelling, die door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties gemaakt zijn, terug te betalen. Het terug te betalen bedrag neemt af naarmate de tewerkstelling langer heeft geduurd.

In de overeenkomst kunnen verplichtingen voor de belanghebbende opgenomen worden die hij voor zijn beschikbaarstelling moet nakomen. Te denken valt bij voorbeeld aan het volgen van één of meer cursussen. Komt de belanghebbende zijn verplichtingen niet na dan kan het contract worden opgezegd en de door de Minister gemaakte kosten verband houdende met zijn beschikbaarstelling worden teruggevorderd. Gaat de beschikbaarstelling niet door omdat bijvoorbeeld de autoriteiten in de Nederlandse Antillen of Aruba te kennen hebben gegeven dat aan de werkzaamheden van deze belanghebbende bij nader inzien geen behoefte bestaat dan wordt slechts dat gedeelte van de tegemoetkomingen teruggevorderd dat nog niet is besteed. Een en ander ter beoordeling van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.

Ad artikel 5.1

De woonlasten zijn in beide landen hoog, maar verschillen van eiland tot eiland. Vandaar dat de belanghebbende een tegemoetkoming in de woonlasten krijgt. De hoogte van de tegemoetkoming is afgeleid van de hoogte van de woonlasten per eiland. Het bedrag van de tegemoetkoming in de woonlasten kan – indien daartoe aanleiding bestaat – worden aangepast aan de ontwikkelingen op de woningmarkt.

In de oude uitzendregeling werd uitgegaan van een eigen bijdrage in de huurlasten van 12,5% van het bruto maandsalaris. Dit percentage wordt vooralsnog aangehouden. Volgens de huidige fiscale regels gaat de fiscus echter uit van een hoger percentage dat een ieder geacht wordt bij te dragen aan de huurlasten, wil er sprake zijn van een (gedeeltelijk) belastingvrije vergoeding. Het eventuele fiscaal nadeel komt ten laste van de belanghebbende zelf.

De regeling gaat uit van de – meest voorkomende – situatie dat belanghebbende een huurhuis bewoont. Een enkele keer komt het voor dat de uitgezondene een eigen woning bewoont. In dat geval wordt een maatwerkoplossing geboden, waarbij een tegemoetkoming in de netto hypotheekrentelasten wordt verstrekt analoog aan de tegemoetkoming in de huurkosten.

Ad artikel 5.2

De kosten van onderwijs in de Nederlandse Antillen en Aruba zijn hoog en om die redenen wordt een tegemoetkoming in de onderwijskosten verleend. De voorwaarden hierbij zijn dat het betreffende kind deel uitmaakt van het gezin van de belanghebbende en voor dat kind gedurende het betreffende schooljaar aanspraak bestaat op kinderbijslag, ingevolge de Algemene kinderbijslagwet, dan wel op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

Voor de berekening van de tegemoetkoming in de onderwijskosten wordt een schooljaar gesteld op twaalf maanden en een maand op dertig dagen.

De voorzieningen in dit artikel treden in de plaats van het tot nu toe gevoerde beleid, zoals neergelegd in de brieven van 17 juli 1998, kenmerk PU-988835 resp. van 4 augustus 1999, kenmerk PU/99078540 en 10 augustus 2000, kenmerk PU/0082601.

Ad artikel 6.1

De belanghebbende die langer dan twaalf maanden in de Nederlandse Antillen of Aruba wordt tewerkgesteld, heeft éénmaal per periode van twaalf maanden van verblijf in de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba recht op een retourticket tussen zijn plaats van tewerkstelling in de Nederlandse Antillen of Aruba en Nederland. Dit betekent dus dat de belanghebbende bij een verblijf van bijvoorbeeld 3 jaar, slechts 2 keer aanspraak kan maken op een verlofreis en bij een verblijf van 4 jaar bestaat slechts 3 keer aanspraak op een verlofreis. De gezinsleden van de belanghebbende, die hem hebben vergezeld naar de Nederlandse Antillen of Aruba, hebben dezelfde rechten als de belanghebbende.

Bij een opeenvolgende beschikbaarstellingen in een ander land zonder onderbreking of bij een onderbreking van korter dan een maand, wordt voor de toepassing van dit artikel, de periode van verblijf in het Caribisch gebied geacht niet onderbroken te zijn. Met andere woorden de beide perioden van de beschikbaarstelling worden bij elkaar geteld.

Ad artikel 7.1 en 7.2

Een belanghebbende die zodanig ziek wordt dat langer verblijf in de tropen niet verantwoord of raadzaam is, of door ziekte of een ongeval zijn werkzaamheden niet meer kan uitoefenen zal moeten worden gerepatrieerd. De Minister zal echter op de hoogte moeten zijn van iedere zodanige situatie, zodat tijdig de nodige maatregelen getroffen kunnen worden. Artikel 7.1 verplicht de belanghebbende dan ook dergelijke situaties te melden. De beslissing tot voortijdige repatriëring is ingrijpend, vandaar dat artikel 7.2 bepaalt dat die niet genomen wordt dan na overleg met de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse werkgever en het advies van de bedrijfsgeneeskundige dienst.

Ad artikel 7.4 en 7.5

In het algemeen zullen de toelagen, die immers gegeven worden voor het verblijf in de Antillen en Aruba, bij terugkeer in Nederland niet meer worden uitbetaald. Bij een onverwachte voortijdige terugkeer kan er echter sprake zijn van onvoorziene extra kosten. Te denken valt hierbij aan kosten die nog gemaakt worden voor de huur van de woonruimte in de voormalige standplaats omdat het contract niet tijdig kon worden opgezegd. In zo een geval kan de Minister bepalen dat de toelagen nog enige tijd geheel of gedeeltelijk worden doorbetaald. Artikel 7.5 geeft een regeling van de uitkeringen die na het overlijden van de belanghebbende gedaan zullen worden.

Ad artikel 7.6

Dit artikel voorziet in een regeling voor de extra reiskosten die een verblijf buiten Nederland met zich meebrengt wanneer de in Nederland achtergebleven kinderen of (schoon)ouders ernstig ziek zijn of overlijden.

In het derde lid van dit artikel is een bepaling opgenomen om in noodsituaties af te kunnen wijken van de bepaling dat het vervoer voor maximaal één retourvlucht wordt vergoed en op basis van de laagste klasse. Gedachte hierachter is dat het voorkomt dat de belanghebbende vanwege ernstige ziekte naar Nederland is afgereisd en bij terugkeer in de Nederlandse Antillen geconfronteerd wordt met het overlijden van hetzelfde familielid en zijn aanwezigheid in Nederland dus weer gewenst is. In dat geval kan de Minister wederom instemmen met een vergoeding van de reiskosten naar Nederland en terug.

Voorts kan het – vanwege het op sterven liggen van een in Nederland verblijvend kind of (schoon)ouder en omdat op basis van economy class er geen plaats is op de eerst volgende vlucht naar Nederland – het noodzakelijk worden geacht dat belanghebbende en zijn gezin op basis van business class naar Nederland vertrekt. Voorwaarden hiervoor is wel dat belanghebbende dit aan de Minister voorlegt. De Minister kan alsdan – indien hij het noodzakelijk acht – er mee instemmen dat belanghebbende op basis van een hogere klasse al dan niet met zijn gezin naar Nederland afreist. In voorkomend geval kan de reis ook via het Reisbureau van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden geregeld.

Ad artikel 8.1

De aanloopkosten die de belanghebbende moet maken in de eerste maanden van zijn verblijf in de Nederlandse Antillen of Aruba zijn hoog. Niet alleen zal hij aanschaffingen moeten verrichten voor de uitrusting en inrichting van hem en zijn gezin, hij zal veelal ook een tweede auto moeten aanschaffen. De bezoldiging, de toelagen en de inrichtingskosten worden echter pas aan het eind van de eerste maand van tewerkstelling betaald. Om die reden wordt een voorschot op de toelagen verstrekt in de vorm van een aanloopkostenvoorschot. Dit voorschot wordt in ten hoogste vierentwintig maanden terugbetaald door maandelijkse inhouding van een bedrag op toelagen van de belanghebbende. Heeft de overeenkomst een looptijd van minder dan vierentwintig maanden dan dient de terugbetaling te gebeuren in het aantal maanden dat het contract loopt.

Ad artikel 8.2

Het komt voor dat gehuwden of duurzaam samenlevenden beiden beschikbaar zijn gesteld en beiden op grond daarvan als belanghebbende aanspraak kunnen maken op de emolumenten van deze regeling. Ook komt het voor dat de partner van de belanghebbende door het Ministerie van Defensie wordt uitgezonden.

De kosten die in zo'n geval gemaakt moeten worden voor bijvoorbeeld de verhuizing of de inrichting van de woning zijn gelijk aan die van een gezin waarvan slechts één lid als belanghebbende wordt uitgezonden. De toelagen zijn bestemd om de belanghebbende te compenseren voor de extra kosten voortvloeiend uit zijn verblijf in de Nederlandse Antillen of Aruba. Een dubbele compensatie zou het doel voorbij schieten. Dit artikel bepaalt dat dan ook een vergoeding of tegemoetkoming in de te maken kosten wordt gegeven tot ten hoogste het niveau van de hoogste aanspraak.

Ad artikel 8.3

In de praktijk komt het voor dat de Minister de zorg op zich neemt voor de uitzending van ambtenaren die in het kader van de personele samenwerking aan de Nederlandse Antillen of Aruba beschikbaar worden gesteld en/of de betaling voor zijn rekening neemt. Ter voorkoming van dubbele aanspraken is in dit artikel bepaald dat eventuele vergoedingen, tegemoetkomingen, loon e.d. welke voor rekening van de Nederlandse Antillen of Aruba komen aan de Minister dienen te worden terugbetaald.

Ad artikel 9.1

Het is gewenst dat financiële aanspraken, die betrekking hebben op een beschikbaarstelling, op een bepaald moment afgesloten worden. Vandaar dat – tenzij in het desbetreffende artikel niet anders is vermeld – in dit artikel is bepaald dat rechten op vergoedingen vervallen als er binnen 6 maanden na beëindiging van de beschikbaarstelling geen beroep op is gedaan.

Ad artikel 9.3

Deze regeling is van toepassing op de belanghebbende die na inwerkingtreding beschikbaar wordt gesteld. De belanghebbende die voor de inwerkingtreding van deze regeling beschikbaar is gesteld heeft een overeenkomst gesloten voor de toen geldende voorwaarden. Hij behoudt deze voorwaarden tenzij hij voor de nieuwe voorwaarden kiest of ten aanzien van zijn uitzendvoorwaarden anders is afgesproken of beslist. Bij een eventuele verlenging van de beschikbaarstelling ontstaat een nieuwe situatie en vervallen de oude aanspraken op de voorwaarden en kan hij uitsluitend aanspraak maken op emolumenten op basis van deze regeling.

Ad Artikel 9.4

Deze regeling kan worden afgekort tot Rbana

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

Naar boven