Wijziging pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP

23 november 2005

Nr. 2005-0000295922

DGMOS/AOS

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4, zesde lid, van de Wet privatisering ABP;

Gezien het verzoek van de Stichting Pensioenfonds ABP van 14 november 2005, gedaan mede namens sociale partners in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, tot plaatsing in de Staatscourant;

Besluit:

tot bekendmaking van wijziging van

- de bepaling van de pensioenpremie;

- de pensioenaanspraken van overheidswerknemers, gewezen overheidswerknemers en hun nagelaten betrekkingen, alsmede hun daarmee samenhangende verplichtingen, in verband met de voorwaardelijke indexatie.

Artikel I

Het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 4.6a

Na artikel 4.6 wordt onder de titel Premiebetaling een nieuw artikel 4.6a opgenomen luidende:

Artikel 4.6a

1. De in dit hoofdstuk bedoelde premies worden door het bestuur op een kostendekkend niveau vastgesteld. Deze premies worden bepaald conform de daarvoor geldende regelgeving op de wijze zoals omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 3, vierde lid van de statuten.

2. De door het bestuur te bepalen feitelijk te betalen premies kunnen anders uitvallen dan de premies als bedoeld in het eerste lid, doordat daarin nog eventueel rekening wordt gehouden met een inhaalpremie op basis van een herstelplan of een korting in verband met de financiering uit het vrije vermogen wanneer is voldaan aan het bepaalde in artikel 12 van de bijlage behorende bij artikel 12.1 van dit reglement.

Artikel 4.7

Het eerste lid komt als volgt te luiden:

1. De aangesloten werkgever betaalt met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.6a de verschuldigde pensioenpremies, bedoeld in de artikelen 4.4, 4.4a, en 4.5 en de verschuldigde premie, bedoeld in artikel 4.6, in twaalf evenredige termijnen aan het fonds. De betaling dient te geschieden voor het einde van de maand volgende op de uitbetalingstermijn waarop die pensioenpremies betrekking hebben.

Hoofdstuk 12

De titel komt als volgt te luiden:

12. Voorwaardelijke indexatie

Artikel 12.1

Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Het beleid van ABP omvat de ambitie om de pensioenen bestendig en volledig te indexeren. Het inhalen van in het verleden niet verleende volledige indexatie is onderdeel van die ambitie. Bestendig en volledig indexeren betekent dat het jaarlijks pensioenbedrag, berekend op grond van de artikelen 5a.3, 6.3, 7.2, 7.5b en 7.7 en met inbegrip van de bij dat pensioen behorende toeslagen voor zover daarop recht bestaat, dan wel een aanspraak op pensioen van een gewezen deelnemer dan wel een gewezen partner wordt aangepast overeenkomstig de algemene bezoldigingswijzigingen van het overheidspersoneel teneinde een aan die bezoldigingswijziging evenredige aanpassing van de pensioenen te bewerkstelligen, tenzij de financiële positie van het fonds zich dwingend tegen die aanpassing verzet. In het tweede en derde lid wordt beschreven of en zo ja, in hoeverre de in de vorige volzin bedoelde financiële positie van het fonds leidt tot vermindering, dan wel het geheel achterwege laten van de aanpassing. De vorige volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing op een ingegaan invaliditeitspensioen, met dien verstande dat daarbij jaarlijks het inkomen, bedoeld in artikel 8.3 wordt aangepast.

Een nieuw tweede lid wordt ingevoegd luidende:

2. Onverminderd het bepaalde in het derde lid vindt de aanpassing bedoeld in het eerste lid in het geheel niet, dan wel slechts gedeeltelijk plaats, indien de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen van het fonds, uitgedrukt in de dekkingsgraad zich dwingend tegen volledige aanpassing verzet. Voor de toepassing van de vorige volzin stelt het bestuur nadere regels vast, waarin een jaarlijks vast te stellen ondergrens en bovengrens van de dekkingsgraad worden gedefinieerd, alsmede een beleidsstaffel, waarmee ook een gedeeltelijke aanpassing kan worden bepaald voor het geval dat de dekkingsgraad ligt tussen de onder- en bovengrens. Bevindt de dekkingsgraad zich op of onder de ondergrens dan is de aanpassing nihil. Bevindt de dekkingsgraad zich op of boven de bovengrens dan is de aanpassing gelijk aan de algemene bezoldigingswijzigingen. De in dit lid bedoelde nadere regels zijn neergelegd in bijlage m bij dit reglement.

Een nieuw derde lid wordt ingevoegd luidende:

3. De indexatie van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Het bestuur toetst elk jaar of de aanpassing als bedoeld in het eerste lid kan plaatsvinden. Bij het nemen van deze beslissing laat het bestuur zich behalve door de dekkingsgraad als beschreven in het tweede lid mede leiden door andere overwegingen welke bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of de financiële positie van het fonds zich dwingend tegen die aanpassing verzet, zoals, doch niet uitsluitend, de algemene economische situatie en de ontwikkeling op de financiële markten. Een besluit dat in enig jaar een aanpassing kan plaatsvinden, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen aanpassingen en houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur ter zake heeft.

In de premies bepaald conform de daarvoor geldende regelgeving op de wijze zoals omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 3, vierde lid van de statuten, wordt een marge aangehouden voor toekomstige indexatie. Om de indexatieambitie te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat op de langere termijn sprake is van een gerealiseerd reëel beleggingsrendement dat overeenkomt met het voor premievaststelling gehanteerde verwachte reële rendement. De indexatietoezegging wordt aldus gefinancierd uit de premies alsook uit het beleggingsrendement dat het fonds maakt. Er wordt geen bestemmingsreserve gevormd voor indexatie.

De leden 2 tot en met 10 worden vernummerd tot 4 tot en met 12 en luiden als volgt:

4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de maximale bedragen, bedoeld in de artikelen 7.4, derde lid, 7.8, tweede lid en de correctiebedragen, bedoeld in artikel 18c.3, tweede lid, alsmede ten aanzien van de bedragen, genoemd in de artikelen 5a.4, eerste lid en 6.4, eerste lid, met dien verstande dat het bedrag waarmee het pensioen wordt verhoogd, rekenkundig wordt afgerond op 50 eurocenten.

5. Alvorens tot vaststelling van de regels, bedoeld in het tweede lid, over te gaan, worden de externe actuaris, bedoeld in artikel 20 van de statuten, de deelnemersraad bedoeld in artikel 17 van de statuten, de werkgeversraad, bedoeld in artikel 17a van de statuten en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid in de gelegenheid gesteld binnen twee maanden over die voorgenomen regels te adviseren. Bij de adviesaanvraag aan de deelnemersraad, de werkgeversraad en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid wordt het advies van de externe actuaris gevoegd.

6. De algemene bezoldigingswijziging is het gewogen gemiddelde van de wijziging van de salarissen van het overheidspersoneel in de onderscheiden sectoren in de zin van de WPA.

7. Het bestuur stelt de algemene bezoldigingswijziging, bedoeld in het zesde lid, en de datum waarop deze ingaat, vast.

8. Indien de salarissen, bedoeld in het zesde lid, in een sector een gedifferentieerde wijziging ondergaan, bepaalt het bestuur in hoeverre deze wijziging een algemeen karakter draagt, en wordt bij de toepassing van het zesde lid wat betreft de weging van de desbetreffende sectorale salarisontwikkeling uitgegaan of tevens uitgegaan van de aldus vastgestelde bezoldigingswijziging met algemeen karakter.

9. Bij de vaststelling van het gewogen gemiddelde, bedoeld in het zesde lid, wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde jaarlijkse som van de met de deeltijdfactor vermenigvuldigde inkomens in de onderscheiden sectoren, afgerond op miljoenen euro’s.

10. Indien aan het personeel, bedoeld in het zesde lid, een eenmalige uitkering is of wordt toegekend, bepaalt het bestuur in hoeverre deze uitkering een algemeen karakter draagt.

11. Het bestuur stelt regels voor de toepassing van het eerste lid en het vierde lid, en in voorkomend geval voorts over de wijze waarop eenmalige uitkeringen, bedoeld in het tiende lid, leiden tot eenmalige uitkeringen aan pensioengerechtigden en tot een overeenkomstige aanpassing van de aanspraken van gewezen deelnemers.

12. De aanpassingen, bedoeld in het eerste lid, en de uitkeringen, bedoeld in het elfde lid, vinden in beginsel slechts met ingang van 1 januari plaats en zijn gebaseerd op de bezoldigingswijzigingen en de uitkeringen die zich tot en met die datum hebben voorgedaan.

Bijlage m behorende bij artikel 12.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP

Voorwaardelijke indexatie

1. De indexatie van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Het bestuur toetst elk jaar of de aanpassing als bedoeld in het eerste lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement kan plaatsvinden. Bij het nemen van die beslissing laat het Bestuur zich behalve door de dekkingsgraad als beschreven in het tweede lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement, mede leiden door andere overwegingen welke bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of de financiële positie van het fonds zich dwingend tegen die aanpassing verzet, zoals, doch niet uitsluitend, de algemene economische situatie en de ontwikkeling op de financiële markten. Een besluit dat in enig jaar een aanpassing kan plaatsvinden, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen aanpassingen en houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur ter zake heeft.

In de premies bepaald conform de daarvoor geldende regelgeving op de wijze zoals omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 3, vierde lid van de statuten, wordt een marge aangehouden voor toekomstige indexatie. Om de indexatieambitie te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat op de langere termijn sprake is van een gerealiseerd reëel beleggingsrendement dat overeenkomt met het voor premievaststelling gehanteerde verwachte reële rendement. De indexatietoezegging wordt aldus gefinancierd uit de premies alsook uit het beleggingsrendement dat het fonds maakt. Er wordt geen bestemmingsreserve gevormd voor indexatie.

2. Het tweede lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement bepaalt dat de nadere regels met betrekking tot een gedeeltelijke aanpassing van het jaarlijks pensioenbedrag in een bijlage bij het Pensioenreglement zijn neergelegd.

3. Met inachtneming van het eerste tot en met het derde lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement zal het bestuur ieder jaar besluiten of en in hoeverre de nadere regels, zoals neergelegd in het vierde tot en met twaalfde artikel van deze bijlage, leiden tot indexatie.

4. Indien de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen van het fonds uitgedrukt in de dekkingsgraad, berekend op basis van een actuele nominale marktrente die aansluit bij de gemiddelde looptijd van de pensioenverplichtingen overeenkomstig de in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota neergelegde waarderingsregels, op 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanpassing van het jaarlijkse pensioenbedrag als bedoeld in het eerste lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement betrekking heeft, zich dwingend tegen volledige aanpassing verzet, vindt de aanpassing niet of gedeeltelijk plaats.

5. Teneinde te kunnen beoordelen of de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen van het fonds, uitgedrukt in de dekkingsgraad, zich dwingend tegen volledige aanpassing verzet wordt ieder jaar door het bestuur een zogenoemde beleidsstaffel vastgesteld. De werking van deze staffel wordt grafisch weergegeven in de figuur bij deze bijlage. Peildatum voor de invulling van deze staffel is 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de werking van de staffel betrekking zal hebben.

6. Voor de bepaling van de ondergrens van deze staffel worden de verplichtingen gewaardeerd tegen de actuele nominale marktrente die het dichtst aansluit bij de looptijd van de verplichtingen.

7. Voor de bepaling van de bovengrens van deze staffel worden de verplichtingen gewaardeerd tegen de actuele nominale marktrente die het dichtst aansluit bij de looptijd van de verplichtingen minus de verwachte prijsinflatie en minus het gemiddelde verschil tussen de prijsinflatie en de bezoldigingswijziging van het overheidspersoneel over de afgelopen 10 jaren, overeenkomstig de berekeningsmethodiek zoals opgenomen in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Indien dit aldus berekende gemiddelde verschil negatief zou zijn, wordt dit op 0% gesteld. De bovengrens van de staffel wordt vervolgens uitgedrukt in termen van de dekkingsgraad berekend op basis van een actuele nominale marktrente die aansluit bij de gemiddelde looptijd van de pensioenverplichtingen overeenkomstig de in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota neergelegde waarderingsregels.

8. Indien de feitelijke dekkingsgraad van het fonds per de in het vierde artikel van deze bijlage genoemde peildatum gelijk is aan of kleiner dan de voor pensioenfondsen geldende minimaal vereiste dekkingsgraad, vindt geen aanpassing, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement, plaats.

9. Indien de feitelijke dekkingsgraad van het fonds per de in het vierde artikel van deze bijlage genoemde peildatum groter is dan de voor pensioenfondsen geldende minimaal vereiste dekkingsgraad en kleiner is dan de bovengrens, vindt de aanpassing als bedoeld in het eerste lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement gedeeltelijk plaats, afhankelijk van de verhouding tussen de boven- en ondergrens en deze feitelijke dekkingsgraad.

10. Indien de feitelijke dekkingsgraad van het fonds per de in het vierde artikel van deze bijlage genoemde peildatum gelijk is aan of groter is dan de bovengrens, vindt de aanpassing als bedoeld in het eerste lid van artikel 12.1 van het Pensioenreglement, volledig plaats. Ingeval de dekkingsgraad groter is dan de bovengrens is het bestuur bovendien bevoegd om in het verleden niet verleende volledige aanpassingen alsnog volledig of gedeeltelijk te verlenen (hierna te noemen: inhaalindexatie).

11. Bij een eventueel besluit tot inhaalindexatie, laat het bestuur zich leiden door de aan de financiële positie van het fonds te stellen eisen en de overweging dat de kans op volledige indexatie in de nabije toekomst door een besluit tot toekenning van inhaalindexatie niet onevenredig zwaar mag worden gereduceerd. Dit betekent dat eventuele inhaalindexatie niet ten koste mag gaan van het uitzicht op volledige indexatie in de nabije toekomst. Een besluit dat in enig jaar inhaalindexatie kan plaatsvinden, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen aanpassingen en houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur ter zake heeft.

12. Een korting op de premie kan alleen worden gehanteerd als de continuïteitsanalyse aantoont dat de gewekte verwachting ten aanzien van de indexatie nu en in de toekomst kan worden waargemaakt, terwijl de geprognosticeerde dekkingsgraad structureel boven de evenwichtssituatie blijft. ABP zal geen korting verlenen op de premie, vóórdat volledige inhaalindexatie is verleend.

Uit een oogpunt van bestendig beleid is het niet gewenst dat de (ex-) deelnemers / gepensioneerden in een relatief korte tijd zowel met een premiekorting als met een korting op de indexatie worden geconfronteerd.

13. Deze bijlage kan worden gewijzigd conform hetgeen terzake is bepaald in artikel 19.4a van het Pensioenreglement.

Figuur bij bijlage m behorende bij artikel 12.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP

stcrt-2005-235-p11-SC72623-1.gif

Artikel II

De wijzigingen bedoeld in artikel I treden in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,voor deze,
de directeur Arbeidszaken Openbare Sector,
C.J.A. Maas.

Naar boven