Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2005, nr. TRCJZ/2005/139, houdende wijziging van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet ter vaststelling van enkele lijsten met soorten behorende bij vrijstellingen in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 11, 16, tweede lid, onderdeel b, en 16h van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en artikel 107, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet1 wordt als volgt gewijzigd.

A

Na artikel 1 worden in § 2 drie nieuwe artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust op artikel 75, tweede lid, van de Flora- en faunawet, artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 4, eerste lid, 11, 16, tweede lid, onderdeel b, 16h en artikel 17a, tweede lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

Artikel 1b

1. Als beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten worden aangewezen de soorten, genoemd in bijlage 1 bij deze regeling.

2. Als dieren als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten worden aangewezen dieren, behorende tot de soorten genoemd in bijlage 2 bij deze regeling.

3. Als dieren als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten worden aangewezen dieren, behorende tot de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze regeling.

4. Als beschermde inheemse dier- en plantensoorten als bedoeld in artikel 16b, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten worden aangewezen de soorten, genoemd in bijlage 4 bij deze regeling.

5. Als diersoorten als bedoeld in artikel 16h, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten worden aangewezen de soorten, genoemd in de bijlagen 5 en 6 bij deze regeling.

Artikel 1c

Van het verbod, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, wordt ten behoeve van de bestrijding van ziekten, plagen of onkruiden vrijstelling verleend voor het houden van dieren, behorende tot de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze regeling, met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Met uitzondering van de vrijstelling, bedoeld in artikel 7, onderdeel b, gelden de vrijstellingen, bedoeld in deze regeling, slechts voorzover:’ vervangen door: De vrijstellingen, bedoeld in deze regeling, gelden slechts voorzover:.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 1c en 7, onderdeel b.

C

Aan de regeling worden zes bijlagen toegevoegd, luidende:

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 1b, eerste lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Aardmuis

Microtus agrestis

Boommarter

Martes martes

Boomspitsmuis

Sorex coronatus

Bosmuis

Apodemus sylvaticus

Bosspitsmuis

Sorex araneus

Brandmuis

Apodemus agrarius

Bunzing

Mustela putorius

Damhert

Dama dama

Dwergmuis

Micromys minutus

Dwergspitsmuis

Sorex minutus

Edelhert

Cervus Elaphus

Grote bosmuis

Apodemus flavicollis

Haas

Lepus europaeus

Hermelijn

Mustela erminea

Huisspitsmuis

Crocidura russula

Konijn

Oryctolagus cuniculus

Mol

Talpa europaea

Ondergrondse woelmuis

Pitymys subterraneus

Ree

Capreolus capreolus

Rosse woelmuis

Clethrionoms glareolus

Steenmarter

Martes foina

Veldmuis

Microtus arvalis

Veldspitsmuis

Crocidura leucodon

Vos

Vulpes vulpes

Waterspitsmuis

Neomys fodiens

Wezel

Mustela nivalis

Wijngaardslak

Helix pomatia

Wild zwijn

Sus scrofa

Woelrat

Arvicola terrestris

Bijlage 2 als bedoeld in artikel 1b, tweede lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Bosmuis

Apodemus sylvaticus

Ekster

Pica pica

Holenduif

Columba oenas

Huismus

Passer domesticus

Kauw

Corvus monedula

Knobbelzwaan

Cygnus olor

Kokmeeuw

Larus ridibundus

Mol

Talpa europaea

Rietgans

Anser fabalis

Roek

Corvus frugilegus

Spreeuw

Sturnus vulgaris

Turkse tortel

Streptopelia decaocto

Veldmuis

Microtus arvalis

Vlaamse gaai

Garrulus glandarius

Vos

Vulpes vulpes

Waterhoen

Gallinula chloropus

Zilvermeeuw

Larus argentatus

Zwarte kraai

Corvus corone corone

Bijlage 3 als bedoeld in artikel 1b, derde lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Alpensneeuwhoen

Lagopus mutus

Auerhoen

Tetrao urogallus

Barbarijse patrijs

Alectoris barbara

Bokje

Lymnocryptes minimus

Damhert

Dama dama

Edelhert

Cervus elaphus

Eidereend

Somateria mollissima

Fazant

Phasianus colchicus

Goudplevier

Pluvialis apricaria

Grauwe gans

Anser anser

Haas

Lepus europaeus

Houtduif

Columba palumbus

Houtsnip

Scolopax rusticola

Kolgans

Anser albifrons

Konijn

Oryctolagus cuniculus

Korhoen (Britse populaties)

Tetrao tetrix (Britse populaties)

Kuifeend

Aythya fuligula

Meerkoet

Fulica atra

Moerassneeuwhoen

Lagopus lagopus

Patrijs

Perdix perdix

Pijlstaart

Anas acuta

Ree

Capreolus capreolus

Rode patrijs

Alectoris rufa

Slobeend

Anas clypeata

Smient

Anas penelope

Tafeleend

Aythya ferina

Toppereend

Aythya marila

Watersnip

Gallinago gallinago

Wild zwijn

Sus scrofa

Wilde eend

Anas platyrhynchos

Wintertaling

Anas crecca

Zwarte zee-eend

Melanitta nigra

Bijlage 4 als bedoeld in artikel 1b, vierde lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Vaatplanten

 

Aardaker

Lathyrus tuberosus

Akkerklokje

Campanula rapunculoides

Brede wespenorchis

Epipactis helleborine

Breed klokje

Campanula latifolia

Dotterbloem1

Caltha palustris

Gewone vogelmelk

Ornithogalum umbellatum

Grasklokje

Campanula rotundifolia

Grote kaardenbol

Dipsacus fullonum

Kleine maagdenpalm

Vinca minor

Knikkende vogelmelk

Ornithogalum nutans

Koningsvaren

Osmunda regalis

Slanke sleutelbloem

Primula elatior

Zwanebloem

Butomus umbellatus

  

Zoogdieren

 

Aardmuis

Microtus agrestis

Bosmuis

Apodemus sylvaticus

Bunzing

Mustela putorius

Dwergmuis

Micromys minutus

Dwergspitsmuis

Sorex minutus

Egel

Erinaceus europaeus

Gewone bosspitsmuis

Sorex araneus

Haas

Lepus europeus

Hermelijn

Mustela erminea

Huisspitsmuis

Crocidura russula

Konijn

Oryctolagus cuniculus

Ondergrondse woelmuis

Pitymys subterraneus

Ree

Capreolus capreolus

Rosse woelmuis

Clethrionomys glareolus

Tweekleurige bosspitsmuis

Sorex coronatus

Veldmuis

Microtus arvalis

Vos

Vulpes vulpes

Wezel

Mustela nivalis

Woelrat

Arvicola terrestris

  

Amfibieën

 

Bruine kikker

Rana temporaria

Gewone pad

Bufo bufo

Kleine watersalamander

Triturus vulgaris

Meerkikker

Rana ridibunda

Middelste groene kikker

Rana esculenta

  

Mieren

 

Behaarde rode bosmier

Formica rufa

Kale rode bosmier

Formica polyctena

Stronkmier

Formica truncorum

Zwartrugbosmier

Formica pratensis

  

Slakken

 

Wijngaardslak

Helix pomatia

1 met uitzondering van de spindotterbloem (Caltha palustris ssp. araneosa).

Bijlage 5 als bedoeld in artikel 1b, vijfde lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Insecta (insecten)

Coleoptera (kevers)

Adalia bipunctata (Linnaeus 1758)

Aleochara bilineata (Gyllenhal 1810)

Atheta coriaria (Kraatz 1856)

Chilocorus baileyi Blackburn 1890

Chilocorus bipustulatus (Linnaeus 1758)

Chilocorus circumdatus (Schoenherr 1808)

Chilocorus nigritus (Fabricius 1798)

Clitostethus arcuatus (Rossi 1794)

Cryptolaemus montrouzieri Mulsant 1853

Delphastus catalinae (Horn 1895)

Exochomus laeviusculus Weise 1909

Exochomus quadripustulatus (Linnaeus 1758)

Holobus flavicornis (Boisduval & Lacordaire 1835) [=Oligota flavicornis (Boisd. et Lac. 1835)]

Nephus includens (Kirsch 1870)

Rhyzobius forestieri (Mulsant 1853)

Rhyzobius lophanthae (Blaisdell 1892 [=Lindorus lophanthae (Blaisdell 1892)]

Rodolia cardinalis (Mulsant 1850) [=Vedalia cardinalis (Mulsant 1850)]

Scymnus rubromaculatus (Goeze 1777)

Stethorus punctillum (Weise 1891)

Diptera (tweevleugeligen)

Aphidoletes aphidimyza (Rondani 1847)

Coenosia attenuata (Stein 1903)

Episyrphus balteatus (De Geer 1776)

Feltiella acarisuga (Vallot 1827) [=Therodiplosis persicae (Kieffer 1912)]

Hemiptera – Heteroptera (roofwantsen)

Anthocoris nemoralis (Fabricius 1794)

Anthocoris nemorum (Linnaeus 1761)

Dicyphus (Dicyphus) errans (Wolff 1804)

Macrolophus melanotoma A.Costa 1853 [=Macrolophus caliginosus (Wagner) 1950]

Orius (Dimorphella) albidipennis (Reuter 1884)

Orius (Heterorius) majusculus (Reuter 1879)

Orius (Orius) laevigatus (Fieber 1860)

Picromerus bidens (Linnaeus 1758)

Hymenoptera (sluipwespen)

Anagrus atomus (Linnaeus 1767)

Anagyrus dactylopii (Howard 1898)

Anagyrus fusciventris (Girault 1915)

Anagyrus pseudococci (Girault 1915)

Anaphes iole (Girault 1911)

Aphelinus abdominalis (Dalman 1820)

Aphelinus mali (Haldeman 1860)

Aphelinus varipes (Förster 1841)

Aphidius colemani (Viereck 1912)

Aphidius ervi (Haliday 1834)

Aphidius matricariae (Haliday 1834)

Aphytis diaspidis (Howard 1881)

Aphytis holoxanthus (DeBach 1960)

Aphytis lignanensis (Compere 1955)

Aphytis melinus (DeBach 1959)

Aprostocetus hagenowii (Ratzeburg 1852)

Arrhenophagus albitibiae (Girault 1915)

Blastothrix brittanica (Girault 1920)

Bracon (Habrobracon) hebetor (Say 1836)

Coccidencyrtus ochraceipes (Gahan 1927)

Coccidoxenoides peregrina (Girault 1915) [=Pauridia peregrina (Timberlake 1919)]

Coccophagus cowperi (Girault 1917)

Coccophagus gurneyi (Compere 1929)

Coccophagus lycimnia (Walker 1839)

Coccophagus pulvinariae (Compere 1931

Coccophagus rusti (Compere 1928)

Coccophagus scutellaris (Dalman 1825)

Comperiella bifasciata Howard 1906)

Cotesia glomerata (Linnaeus 1758)

Cotesia rubecola (Marshall 1885)

Dacnusa sibirica (Telenga 1934)

Diglyphus isaea (Walker 1838)

Encarsia citrina (Craw 1891)

Encarsia formosa (Gahan 1924)

Encarsia guadeloupae (Viggiani 1987)

Encarsia hispida (DeSantis 1948)

Encarsia protransvena (Viggiani 1985)

Encyrtus infelix (Embleton 1902)

Encyrtus lecaniorum (Mayr 1876)

Eretmocerus eremicus (Rose & Zolnerowich 1997)

Eretmocerus mundus (Mercet 1931)

Gyranusoidea litura (Prinsloo 1983)

Leptomastidea abnormis (Girault 1915)

Leptomastix dactylopii (Howard 1885)

Leptomastix epona (Walker 1844)

Leptomastix histrio (Förster 1856)

Metaphycus flavus (Howard 1881)

Metaphycus helvolus (Compere 1926)

Metaphycus lounsburyi (Howard 1898) [=Metaphycus bartletti (Annecke & Mynhardt 1972)]

Metaphycus stanleyi (Compere 1940)

Metaphycus swirskii (Annecke & Mynhardt 1979)

Meteorus gyrator (Thunberg 1822)

Microterys flavus (Howard 1881)

Ophelosia crawfordi (Riley 1890)

Praon volucre (Haliday 1833)

Pseudaphycus flavidulus (Brèthes 1916)

Pseudaphycus maculipennis (Mercet 1923)

Scutellista caerulea (Fonscolombé 1832) [=Scutellista cyanea (Motschulsky 1859)]

Synacra paupera (Macek 1995)

Tetracnemoidea brevicornis (Girault 1915) [=Hungariella pretiosa (Girault 1915)]

Tetracnemoidea peregrina (Compere 1939) [=Hungariella peregrina (Compere 1939)]

Tetrastichus coeruleus (Nees 1834) [=Tetrastichus asparagi (Crawford 1909)]

Thripobius semiluteus (Boucek 1977)

Trichogramma brassicae (Bezdenko 1968) [=Trichogramma maidis (Pintureau & Voegelé 1980)]

Trichogramma evanescens (Westwood 1833)

Neuroptera (gaasvliegen)

Chrysoperla carnea (Stephens 1836) [=Chrysopa carnea (Stephens 1836)]

Coniopteryx tineiformis (Curtis 1834)

Conwentzia psociformis (Curtis 1834)

Sympherobius fallax (Navás 1908) [=Sympherobius sanctus (Tjeder 1939)]

Thysanoptera (rooftripsen)

Aeolothrips intermedius (Bagnall 1934)

Aleurodothrips fasciapennis (Franklin 1908)

Franklinothrips megalops (Trybom 1912) [=Franklinothrips myrmicaeformis (Zanon 1924)]

Franklinothrips vespiformis (Crawford 1909)

Karnyothrips melaleucus (Bagnal 1911)

Arachnida (spinachtigen)

Acari – Mesostigmata (roofmijten)

Phytoseiidae

Amblyseius andersoni (Chant 1957) [=Amblyseius potentillae (Garman 1958)]

Amblyseius largoensis (Muma 1955)

Euseius finlandicus (Oudemans 1915)

Euseius scutalis (Athias-Henriot 1958)

Iphiseius degenerans (Berlese 1889) [= Amblyseius degenerans (Berlese 1889)]

Metaseiulus occidentalis (Nesbitt 1951) [=Typhlodromus occidentalis, Galendromus occidentalis]

Neoseiulus barkeri (Hughes 1948) [=Amblyseius barkeri (Hughes 1948); Amblyseius mckenziei (Schuster et Pritchard 1963)]

Neoseiulus cucumeris (Oudemans 1930) [=Amblyseius cucumeris (Oudemans 1930)]

Neoseiulus fallacis (Garman 1948) [=Amblyseius fallacis (Garman 1948)]

Phytoseiulus longipes (Evans 1958) [=Mesoseiulus longipes (Evans 1958)]

Phytoseiulus persimilis (Athias-Henriot 1957)

Phytoseius finitimus (Ribaga 1904)

Typhlodromips montdorensis (Schicha 1979) [=Amblyseius montdorensis (Schicha 1979)]

Typhlodromips swirskii (Athias-Henriot 1962) [=Amblyseius swirskii (Athias-Henriot 1962)]

Typhlodromus athiasae (Hirschmann 1962)

Typhlodromus doreenae (Schicha 1987)

Typhlodromus pyri (Scheuten 1857) [=Galendromus pyri (Scheuten 1857)]

Laelapidae

Galeolaelaps aculeifer (Canestrini 1884) [=Hypoaspis aculeifer (Canestrini 1884)]

Stratiolaelaps miles (Berlese 1892) [=Hypoaspis miles (Geolaelaps miles)]

Parasitidae

Pergamasus quisquiliarum (Canestrini 1882)

Acari – Prostigmata (roofmijten)

Eupalopsellidae

Saniosulus nudus (Summers 1960)

Cheyletidae

Cheyletus eruditus (Schrank 1781)

Nematoda (Entomopathogene aaltjes)

Strongylida – Heterorhabditidae

Heterorhabditis bacteriophora (Poinar 1976) [=Heterorhabditis heliothidis (Khan, Brooks & Hirschmann 1976)]

Heterorhabditis megidis (Poinar, Jackson & Klein 1988)

Rhabditida – Steinernematidae

Steinernema carpocapsae (Weiser 1955) [=Neoaplectana carpocapsae (Weiser 1955)]

Steinernema feltiae [=Neoaplectana feltiae (Filipjev 1934), Neoplectana bibionis (Bovien 1937), Neoaplectana leucaniae (Hoy 1954)]

Steinernema glaseri (Steiner 1929)

Steinernema kraussei (Steiner 1923)

Chilopoda (duizendpoten)

Lamyctinus coeculus (Brölemann 1889) [=Lamyctes coeculus (Brölemann 1889)]

Bijlage 6 als bedoeld in de artikelen 1b, vijfde lid, en 1c van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

A. Ondersteunende organismen (banker-systemen, pest-in-first, voeding)

Insecta (insecten)

Hemiptera – Aphididae (bladluizen)

Rhopalosiphum padi (Linnaeus 1758)

Sitobion (Sitobion) avenae (Fabricius 1775)

Hemiptera – Aleyrodidae (wittevliegen)

Trialeurodes vaporariorum (Westwood 1856)

Lepidoptera (vlinders)

Ephestia kuehniella Zeller 1879 (als steriele eieren)

Sitotroga cereallela (Olivier 1879) (als steriele eieren)

Arachnida (spinachtigen)

Acarina (mijten)

Acarus siro (Linnaeus 1758)

Tyrophagus putrescentiae (Schrank 1781)

Tetranychus urticae (Koch 1836)

B. Begeleidende organismen

Insecta (insecten)

Diptera

Bradysia difformis (Frey 1948) [=Bradysia paupera (Tuomikoski 1960)]

Chromatomyia syngenesiae (Hardy 1849) [=Phytomyza chrysanthemi, (Kowarz in Lintner 1891)]

Hemiptera – Aphididae (bladluizen)

Aphis (Aphis) gossypii (Glover 1877)

Acyrthosiphon (Acyrthosiphon) pisum (Harris 1776)

Macrosiphum (Macrosiphum) euphorbiae (Thomas 1878)

Hemiptera – (dop-, wol- en schildluizen)

Abgrallaspis cyanophylli (Signoret 1869)

Aspidiotus nerii (Bouché)

Coccus hesperidum (Linnaeus 1758)

Diaspis boisduvalii (Signoret 1869)

Icerya purchasi (Maskell 1878)

Pinnaspis aspidistrae (Signoret 1869)

Planococcus citri (Risso 1813)

Pseudococcus viburni (Signoret 1875) [=Pseudococcus affinis (Fernald 1903)]

Pseudococcus longispinus (Targioni Tozzetti 1867)

Pulvinaria floccifera (Westwood 1870)

Saissetia coffeae (Delplanche 1859)

Saissetia oleae oleae (Olivier 1791)

Lepidoptera (vlinders)

Galleria mellonella (Linnaeus 1758)

Pieris brassicae (Linnaeus 1758)

Pieris rapae (Linnaeus 1758)

Spodoptera exigua (Hübner 1808)

Thysanoptera (tripsen)

Heliothrips haemorrhoidalis (Bouché 1833)

Hercinothrips femoralis (O.M. Reuter 1891)

Parthenothrips dracaenae (Heeger 1854)

Dictyoptera (kakkerlakken)

Periplaneta australasiae (Fabricius 1775)

Entognata

Collembola – Isotomidae (springstaarten)

Folsomia candida (Willem 1902)

Symphyla

Scutigeromorpha – Scutigerellidae (wortelduizendpoten)

Scutigerella immaculata (Newport 1845)

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit van 10 september 2004, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (Stb. 2004, 501) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

§ 1. Algemeen

Onderhavige wijzigingsregeling voorziet in de aanwijzing van dier- en plantensoorten op grond van de artikelen 4, eerste lid, 11, 16, tweede lid, onderdeel a, en 16h van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (Stb. 2000, 525, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 september 2004, Stb. 2004, 501) (hierna: het besluit) en in een vrijstelling van artikel 34 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor het houden van dieren met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten in verband met biologische bestrijding.

De aanwijzing van de dier- en plantensoorten en verlening van de vrijstelling van artikel 34 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vinden plaats door middel van een wijziging van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Omdat deze regeling tot op heden niet gebaseerd was op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is in artikel I, onderdeel A (artikel 1a), van de wijzigingsregeling vastgelegd dat de regeling voortaan mede op deze wet berust.

§ 2. Aanwijzing dier- en plantensoorten op grond van het besluit

De aanwijzing van de dier- en plantensoorten geschiedt in artikel I, onderdeel A (artikel 1b), juncto artikel I, onderdeel C, van de wijzigingsregeling.

Het nieuwe artikel 1b, eerste lid, van de Regeling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet wijst als beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het besluit de soorten aan, genoemd in bijlage 1 bij de regeling.

Ingevolge artikel 4, eerste lid, van het besluit geldt een vrijstelling voor handelingen ten aanzien van gefokte (producten van) dieren, behorende tot bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten, zoals het doden, opzettelijk verontrusten en verhandelen.

Het tweede en derde lid van artikel 1b voorzien in de aanwijzing van dieren als bedoeld in artikel 11 van het besluit.

Artikel 11, eerste lid, van het besluit bevat een vrijstelling voor het onder zich hebben en vervoeren van producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, voorzover deze producten afkomstig zijn van bij ministeriële regeling aangewezen dieren. De vrijstelling geldt slechts, indien de houder van de producten kan aantonen dat hij deze heeft verworven in overeenstemming met de regelgeving voor beheer en schadebestrijding van schade (hoofdstuk V, titel III, afdeling 1, paragraaf 3, van de Flora- en faunawet). Als dieren als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit worden aangewezen dieren, behorende tot de soorten genoemd in bijlage 2 bij de regeling.

Ingevolge het tweede lid van artikel 11 van het besluit geldt een vrijstelling voor het verhandelen en onder zich hebben van producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, voorzover deze producten afkomstig zijn van bij ministeriële regeling aangewezen dieren. Net als aan de vrijstelling in het eerste lid, is aan deze vrijstelling de voorwaarde verbonden dat de houder van de producten dient aan te kunnen tonen dat hij deze heeft verworven in overeenstemming met de regelgeving voor beheer en schadebestrijding van schade.

Op grond van artikel 11, tweede lid, zijn dieren aangewezen, behorende tot de soorten genoemd in bijlage 3 bij de regeling.

De lijsten met soorten die opgenomen zijn in de bijlagen 1, 2 en 3 van de regeling waren voorheen opgenomen in de bijlagen 1, 2 en 3 bij het besluit en worden met onderhavige regeling verplaatst naar de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.

Ingevolge artikel 1b, vierde lid, worden als beschermde inheemse dier- en plantensoorten aangewezen, de soorten, genoemd in bijlage 4 bij de regeling. Ten aanzien van deze soorten gelden vrijstellingen voor handelingen als het vangen en opzettelijk verontrusten, mits dit geschiedt in het kader van bestendig beheer, gebruik en onderhoud en in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (artikel 16b, eerste lid, van het besluit).

De in bijlage 4 opgenomen soorten zijn zeer algemeen voorkomend of algemeen voorkomend. De voornoemde vrijstellingen doen geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten. De mol is niet in bijlage 4 opgenomen. Voor deze soort geldt reeds een vrijstelling op grond van artikel 16e, tweede lid, van het besluit.

In de bijlagen 5 en 6 zijn diersoorten opgenomen die worden aangewezen op grond van artikel 16h van het besluit. Dit artikel bevat een vrijstelling van artikel 14, eerste lid, van de Flora- en faunawet voor het uitzetten van dieren of eieren van dieren, behorende tot bij ministeriële regeling aangewezen diersoorten ten behoeve van de bestrijding van ziekten, plagen of onkruiden.

Bijlage 5 bevat soorten biologische bestrijders. Biologische bestrijders zijn dieren die ziekten, plagen of onkruiden bestrijden. In bijlage 6 zijn prooidieren opgenomen. Prooidieren zijn noodzakelijk voor de kweek van de biologische bestrijders. De prooidieren worden door de biologische bestrijders gegeten.

De Plantenziektenkundige Dienst heeft een risicoanalyse uitgevoerd met betrekking tot commercieel verkrijgbare soorten biologische bestrijders en prooidieren. Aan de hand van door het bedrijfsleven aangeleverde gegevens en kennis uit openbare bronnen heeft de Dienst onderzocht of het uitzetten van de dieren gevaar oplevert voor de inheemse flora en fauna. De soorten waarvan in het kader van dit onderzoek is vastgesteld dat ze niet schadelijk zijn voor de inheemse flora en fauna zijn opgenomen in bijlage 5 en 6.

§ 3. Vrijstelling voor het houden van dieren, behorende tot soorten genoemd in bijlage 6

Producenten van biologische bestrijders en telers kweken prooidieren, teneinde de biologische bestrijders van voldoende voedsel te kunnen voorzien. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is het verboden om dieren te houden met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten, tenzij deze behoren tot in het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren (Stb. 1998, 51) aangewezen soorten of categorieën daarvan.

In artikel I, onderdeel A (artikel 1c), van de regeling is op grond van artikel 107, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren ten behoeve van de biologische bestrijding een vrijstelling verleend van dit verbod. In verband met de nauwe samenhang met de vrijstelling voor het uitzetten van de in bijlage 6 genoemde diersoorten, ligt een vrijstelling op grond van artikel 107, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren thans meer in de rede dan het opnemen van de diersoorten in het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren. Wel bestaat het voornemen om de in bijlage 6 genoemde diersoorten tezijnertijd op te nemen in het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren.

De vrijstelling geldt voor prooidieren behorende tot de soorten, genoemd in bijlage 6 bij de regeling. Op grond van thans beschikbare gegevens doet het houden van deze dieren met het oog op de productie geen afbreuk aan de gezondheid en het welzijn van deze dieren.

Voor de biologische bestrijders bestaat geen noodzaak om vrijstelling van artikel 34, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te verlenen. Deze dieren worden niet gehouden met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten. Het verbod in artikel 34, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet is dan ook niet van toepassing op biologische bestrijders.

In artikel I, onderdeel B, van de regeling is artikel 2 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet gewijzigd. Er is een nieuw derde lid aan het artikel toegevoegd, waarin is bepaald dat het eerste en tweede lid van artikel 2 niet van toepassing zijn op de vrijstelling voor het houden van prooidieren, behorende tot soorten genoemd in bijlage 6. Artikel 2, eerste en tweede lid, bevatten nadere voorwaarden voor de vrijstellingen in de regeling, die voortvloeien uit de basisverordening1 en de uitvoeringsverordening2 . Deze verordeningen zijn echter niet van toepassing op de soorten, genoemd in bijlage 6.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om tevens de voorwaarde in artikel 2, tweede lid, buiten toepassing te laten voor de vrijstelling, bedoeld in artikel 7, onderdeel b, van de regeling. Dit is een vrijstelling voor het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van geprepareerde producten van dieren, behorende tot soorten waarop de basis- en uitvoeringsverordening evenmin van toepassing zijn.

§ 4. Lasten voor bedrijfsleven, burgers en overheid

In onderhavige regeling worden diverse dieren en diersoorten aangewezen, waarvoor ingevolge het besluit een vrijstelling geldt. In paragraaf 5 van het algemeen deel van de nota van toelichting, behorende bij het Besluit van 10 september 2004, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (Stb. 2004, 501) is beschreven welke consequenties de vrijstellingen hebben voor de lasten voor bedrijfsleven, burgers en overheid. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.

De verlening van de vrijstelling van het verbod in artikel 34, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren heeft nauwelijks gevolgen voor de administratieve lasten. De vrijstelling maakt het aanvragen van een ontheffing weliswaar overbodig, maar tot op heden zijn slechts twee ontheffingen aangevraagd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2002, 51; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 31 maart 2004, Stcrt. 2004, 66.

Naar boven