Regeling vernieuwende projecten doorlopende leerlijnen vmbo/mbo

13 november 2005

Nr. vo/ok-2005/48505

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2.2.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 3 tot en met 5 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 25 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en wat het landbouwonderwijs betreft, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 21 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO);

c. mbo: beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

d. ROC: regionaal opleidingencentrum als bedoeld in artikel 1.3.1, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

e. AOC: agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

f. vmbo-school; een school voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, al dan niet behorend tot een AOC of tot een scholengemeenschap met een ROC;

g. subsidie: een aandeel in de kosten voor organisatie- en procesondersteuning.

Artikel 2

Doelstelling

Het doel van deze regeling is het ontwikkelen van een integrale leerlijn, volgens de notitie ‘Vmbo: het betere werk’ van april 2005, met als resultaat het substantieel verminderen van de voortijdig schooluitval, het bereiken van kwalificatiewinst, de toename van maatwerk voor en motivatie en tevredenheid van leerlingen en efficiëntere leerroutes.

Artikel 3

Subsidieontvangers

Subsidie op grond van deze regeling kan worden verleend aan het bevoegd gezag van een vmbo-school, ROC of AOC ten behoeve van een samenwerkingsverband dat voldoet aan de voorschriften van deze regeling.

Artikel 4

Uitgangspunten ontwikkelen integrale leerlijn

1. Bij het ontwikkelen van een integrale leerlijn waarvoor subsidie volgens deze regeling mogelijk is, gelden de volgende voorwaarden:

a. het bevoegd gezag van een of meer vmbo-scholen en het bevoegd gezag van een of meer ROC’s of AOC’s ontwikkelen op grondslag van een samenwerkingsovereenkomst een gezamenlijk traject voor een integrale leerlijn vmbo-mbo voor alle afdelingen en alle leerwegen van de vmbo-school en de vervolgopleidingen in het ROC of AOC;

b. het project is wezenlijk vernieuwend ten aanzien van de doorlopende leerlijn;

c. de vernieuwing van het vmbo, het herontwerp beroepsonderwijs, inclusief de vernieuwing van de kwalificatiestructuur in het beroepsonderwijs van de Wet educatie en beroepsonderwijs maakt onderdeel uit van het project en het project sluit aan bij de vernieuwingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs volgens de Beleidsregel onderbouw VO, zodanig dat de verschillende innovatietrajecten in de praktijk met elkaar worden verbonden;

d. in het project worden de vervolgopleidingen in het ROC of AOC meegenomen, alsmede vanaf 1 augustus 2008 het volledige vmbo-aanbod van de school, indien nodig gefaseerd in tijd;

e. met ingang van 1 augustus 2006 wordt gestart met leerjaar 3 vmbo op basis van het project;

f. het project bevat concrete, zoveel mogelijk gekwantificeerde afspraken in relatie tot de specifieke situatie van de scholen over een substantiële vermindering van de voortijdige schooluitval, in elk geval met 50% ten opzichte van de nulmeting, waarbij het schooljaar 2004/2005 als basis dient, over het bereiken van kwalificatiewinst, over toename van maatwerk voor en motivatie en tevredenheid van leerlingen en over efficiëntere leerroutes in de integrale leerlijn vmbo-mbo, waarbij zowel voor vmbo als mbo sprake kan zijn van bekorting van de programmaduur;

g. de betrokkenheid van het bedrijfsleven is gegarandeerd;

h. de maximale programmaduur van 4 jaar in het vmbo is onverkort van toepassing, met daarna in beginsel inschrijving in het mbo;

i. examinering en diplomering vmbo vinden plaats volgens de geldende regels;

j. doorstroom op het geëigende niveau in het mbo wordt gegarandeerd. De artikelen 8.2.1 en artikel 8.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de hierop gebaseerde Doorstroomregeling vmbo – beroepsonderwijs zijn van toepassing;

k. afwijking van de planningsprocedure voor onderwijsaanbod in de Wet op het voortgezet onderwijs is uitsluitend mogelijk op basis van een regionaal arrangement als bedoeld in de Beleidsregel criteria regionale arrangementen schooljaren 2005–2006 en 2006–2007;

l. het project is binnen de aangegeven termijn uitvoerbaar en een goede aanpak is gewaarborgd;

m. de in het project samenwerkende partijen maken zichtbaar hoe het project zich verhoudt tot relevante beleidsontwikkelingen ten aanzien van vmbo en mbo en de aansluiting daartussen. Dit geldt in elk geval voor de activiteiten of experimenten in het kader van het Platform Deltapunt Betatechniek, het Innovatiearrangement uitgevoerd door Het Platform Beroepsonderwijs in overleg met sociale partners, het Procesmanagement kwalificatiestructuur/mbo en de Adviesgroep vmbo, en wat betreft de sector landbouw in het vmbo voor het ‘groene leertraject’.

2. Indien de betrokken instellingen uitgaan van hetzelfde bevoegd gezag, berust het gezamenlijke traject in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, op een interne regeling in plaats van op een samenwerkingsovereenkomst.

3. Het bepaalde in deze regeling over samenwerkingsovereenkomsten geldt op overeenkomstige wijze voor de interne regeling, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 5

Subsidieplafond

1. Het subsidieplafond voor het in 2006 verlenen van subsidies bedraagt € 900.000.

2. Subsidie wordt verleend aan 10 aanvragen voor projecten waarbij een ROC en een vmbo-school zijn betrokken en voor 2 aanvragen voor projecten waarbij een AOC is betrokken.

Artikel 6

Hoogte subsidie per project

1. De subsidie voor de aanvraag van een project waarbij maximaal 3 vmbo-scholen zijn betrokken bedraagt in totaal € 50.000.

2. De subsidie voor de aanvraag van een project waarbij 4 of meer vmbo-scholen zijn betrokken bedraagt in totaal € 75.000.

Artikel 7

Selectie van projectvoorstellen

1. De bevoegde gezagsorganen van een of meer vmbo-scholen en een of meer ROC’s of van een AOC die een samenwerkingsverband vormen als bedoeld in artikel 3, kunnen tot 13 januari 2006 aanvragen voor projecten indienen bij Het Platform Beroepsonderwijs, met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bijlage van deze regeling.

2. Een door de Minister in te stellen onafhankelijke beoordelingscommissie beoordeelt de aanvragen voor projecten aan de hand van de criteria in deze regeling.

3. Indien het aantal aangemelde projecten waarbij een ROC en een vmbo-school zijn betrokken meer is dan 10 of het aantal aangemelde projecten waarbij een AOC is betrokken meer is dan 2 worden de aanvragen, bedoeld in het tweede lid, gerangschikt. De aanvragen worden gerangschikt met inachtneming van artikel 5, tweede lid, waarbij de rangorde wordt bepaald op basis van het criterium welke aanvragen het meest bijdragen aan het doel van de regeling. In het kader van deze rangschikking kan aan de aanvragers om een presentatie van hun project aan de beoordelingscommissie worden verzocht.

4. De selectie van de projectvoorstellen vindt plaats binnen vijf weken na het verstrijken van de indieningsdatum.

5. Daarna ontvangen de aanvragers die in de rangorde zijn geselecteerd met inachtneming van artikel 5, tweede lid, een uitnodiging om een projectplan in te dienen.

6. Indien een van de in het kader van het vijfde lid geselecteerde projecten wegvalt, kan de aanvrager van het eerstvolgende project in de rangschikking alsnog worden geselecteerd.

7. Die aanvragers die niet zijn geselecteerd, ontvangen een afwijzing.

Artikel 8

Projectplan

1. Een projectplan als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, kan alleen worden ingediend door de bevoegde gezagsorganen van een of meer vmbo-scholen en een of meer ROC’s of een AOC waarvan het project is geselecteerd volgens de procedure van artikel 7.

2. Een volledig uitgewerkt projectplan met verzoek om subsidie wordt binnen 6 weken na bekendmaking van de selectie ingediend bij Het Platform Beroepsonderwijs.

3. Bij het projectplan is gevoegd een door de bevoegde gezagsorganen van een of meer vmbo-scholen en van een of meer ROC’s of AOC’s ondertekende samenwerkingsovereenkomst die in overeenstemming is met deze regeling.

4. In deze samenwerkingsovereenkomst zijn uitgewerkte en concrete, zoveel mogelijk gekwantificeerde afspraken gemaakt over:

a. te behalen substantiële resultaten ten tijde van en aan het eind van het project in relatie tot de specifieke situatie van de scholen voor vmbo of ROC’s of AOC, welke resultaten omvatten:

1°. vermindering van de voortijdige schooluitval met ten minste 50% ten opzichte van de nulmeting,

2°. toename van het aantal leerlingen die een diploma op een hoger niveau behalen,

3°. toename van maatwerk voor en motivatie alsmede tevredenheid van leerlingen, en

4°. efficiëntere leerroutes, door het voorkomen van overlap en door het bekorten van de totale leerweg in de integrale leerlijn vmbo/mbo;

b. welke afdelingen in het vmbo en opleidingen in het mbo het betreft en de manier waarop de integrale afstemming wordt vormgegeven, zowel programmatisch, pedagogisch-didactisch als wat begeleiding en zorg betreft, en ten aanzien van het praktijkdeel;

c. het aantal betrokken leerlingen en welke resultaten voor welke groep leerlingen gelden;

d. hoe wordt omgegaan met risicoleerlingen en welke resultaten voor deze groep worden behaald;

e. een nulmeting door de deelnemers ten aanzien van de onder a genoemde resultaatsgebieden, waarbij voor de vermindering van de voortijdig schooluitval het schooljaar 2004/2005 als basis dient; tussenrapportages, eindrapportage en verantwoording;

f. de betrokkenheid en bijdrage van het bedrijfsleven, kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven en andere relevante partners in de regio;

g. onderwijsprogramma’s, in samenwerking met de relevante kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven, de activiteiten die worden ondernomen en het tijdstip waarop die activiteiten zijn afgerond;

h. hoe de samenwerking voor de diverse betrokken deelnemers aansluit op al in hun organisaties of instellingen in gang gezette ontwikkelingen ten aanzien van de aansluiting en samenwerking vmbo/mbo, het bedrijfsleven en andere partners;

i. een zodanige ondersteuning van het project dat de uitvoerbaarheid en realisatie van de doelstellingen zijn gewaarborgd;

j. een duidelijke samenhang met het project ‘het groene leertraject’ wat de sector landbouw in het vmbo betreft.

5. Bij de indiening van het projectplan kan het bevoegd gezag van een vmbo-school aangeven dat voor de uitvoering van het project de inrichtingsvoorschriften van de Wet op het voortgezet onderwijs onvoldoende mogelijkheden bieden.

Artikel 9

Beoordelingscriteria projectvoorstellen en projectplannen

De beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 7, tweede lid, selecteert en beoordeelt, in aanvulling op artikel 8 vierde lid, de projectvoorstellen en projectplannen op grond van de volgende aandachtspunten:

a. het gaat om projecten die wezenlijk vernieuwend zijn ten aanzien van de doorlopende leerlijn voor leerlingen voor wat betreft de programma’s inclusief praktijkdeel alsmede begeleiding en zorg, en die substantiële ambities omvatten op de in deze regeling aangegeven resultaatsgebieden;

b. noodzaak en uitvoerbaarheid, en aannemelijkheid dat de beoogde resultaten in de praktijk op basis van de gekozen aanpak binnen de gestelde tijd kunnen worden behaald;

c. betrokkenheid van het bedrijfsleven en andere partners in de regio;

d. spreiding over verschillende opleidingen, afdelingen/sectoren, problematiek, regio’s;

e. de mate van overdraagbaarheid en tussentijdse bruikbaarheid van resultaten voor anderen ten aanzien van inhoud, proces, succes- en faalfactoren en de manier waarop de publieke beschikbaarheid en de verspreiding van de resultaten van het project totstandkomt;

f. het analyseren en oplossingen aandragen voor belemmeringen in de regelgeving voor groepen leerlingen als bedoeld in deze regeling;

g. de deelname van meerdere scholen en instellingen in de regio;

h. de betrokkenheid van niet deelnemende andere vmbo-scholen en in voorkomende gevallen van andere instellingen in de regio.

Artikel 10

Beschikking op de aanvraag

1. Op de subsidieaanvraag wordt, na advies van de beoordelingscommissie en met inachtneming van artikel 5, positief beslist als in het projectplan op deugdelijke en consistente wijze het geselecteerde projectvoorstel is uitgewerkt en daarbij ten aanzien van het project wordt voldaan aan de eisen, gesteld in deze regeling.

2. Voor 15 mei 2006 beschikt de Minister op de subsidieaanvraag.

Artikel 11

Verdere subsidieverplichtingen

1. Het bevoegd gezag van de betrokken vmbo-scholen, ROC’s en AOC’s brengt jaarlijks de resultaten in kaart op de in deze regeling aangegeven resultaatsgebieden. Tweejaarlijks, te beginnen per 1 december 2008, levert de subsidieontvanger een rapportage over de voortgang en resultaten van het project namens de bevoegde gezagsorganen aan de Minister.

2. Voor 1 december van het schooljaar waarna het project is afgerond, tevens zijnde het schooljaar waarin de laatste groep leerlingen het ROC of AOC verlaat, overlegt de subsidieontvanger namens de bevoegde gezagsorganen de eindrapportage en eindverantwoording ten aanzien van de voortgang en resultaten van het project aan de Minister.

Artikel 12

Verantwoording

1. Verrekening van eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.

2. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze subsidie.

3. Betaling van de subsidie vindt in zijn geheel plaats voor 1 oktober 2006 op het door de deelnemers in de aanvraag aangegeven rekeningnummer van het bevoegd gezag van een van de deelnemende scholen.

Artikel 13

Afwijking van de inrichtingsvereisten in de WVO

1. De mededeling, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, geldt als aanvraag om op grond van artikel 25 van de Wet op het voortgezet onderwijs af te wijken van de inrichtingsvereisten bij en krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. De Minister kan de aanvraag inwilligen indien deze past binnen de kaders van Koers VO en de notitie ‘Vmbo: het betere werk’. De toestemming kan ten hoogste 3 schooljaren omvatten voor de leerlingen die in het kader van het project in het derde leerjaar van het vmbo zijn ingestroomd. De toestemming kan voor de eerste maal van toepassing zijn vanaf 1 augustus 2006 en geldt uiterlijk tot 1 augustus 2009.

3. Indien tijdens een project blijkt dat de inrichtingsvoorschriften bij en krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs onvoldoende mogelijkheden bieden, kan voor een volgend schooljaar voor 1 februari van het lopende schooljaar 2006/2007 of 2007/2008 een aanvraag als bedoeld in het eerste lid worden ingediend, bij de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van OCW, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag.

Artikel 14

Evaluatie regeling

De deelnemers aan de goedgekeurde projecten werken mee aan door of namens de Minister of Het Platform Beroepsonderwijs ingestelde activiteiten die gericht zijn op het monitoren en verspreiden van kennis.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling vernieuwende projecten doorlopende leerlijnen vmbo/mbo.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

De notitie ‘VMBO: het betere werk’ van april 2005 kondigt een tiental projecten aan, `waarbij vmbo en mbo een gezamenlijk traject ontwikkelen voor een doorlopende leerlijn, waarbij de vernieuwing van het vmbo en van de kwalificatiestructuur in het mbo een onderdeel vormt. Doel hierbij is verdere versterking van een passende doorstroom voor leerlingen en het meer beroepsnabij maken van het onderwijs in de regio. De betrokkenheid van het bedrijfsleven daarbij is vanwege een goede aansluiting op de arbeidsmarkt heel belangrijk.’

Het gaat er hierbij om hoe het onderwijs, in casu vmbo/mbo, in verband met een integrale leerlijn op maat zo kan plaatsvinden dat binnen een toekomstbestendig kader de leerling goed kan worden bediend en flexibel kan worden ingespeeld op ontwikkelingen in de regio, zodanig dat dit tastbare en overdraagbare resultaten oplevert. Met name een integrale doorlopende leerlijn vmbo/mbo op maat en een substantiële vermindering van de voortijdige schooluitval. Een en ander aansluitend op de Wet van 8 september 2005, Staatsblad 512 jaargang 2005, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen in die wetten geregelde onderwijsinstellingen.

Centraal staat hierbij het onderwijsconcept, niet een discussie over het onderwijsstelsel.

Het gaat bij de integrale leerlijn vmbo/mbo om alle leerwegen in alle afdelingen die door de vmbo-school kunnen worden aangeboden. Dit betekent alle opleidingen waarvoor per vestiging een licentie is. De regelgeving ten aanzien van de planning van het onderwijsaanbod blijft vanzelfsprekend in stand. De projecten betreffen zowel het volledige vmbo-aanbod als de vervolgopleidingen in het ROC of AOC. Ook de experimenten in het kader van de WEB (proeftuinen, c.q. experimenten met de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur) kunnen in het project worden betrokken, zodat waar aan de orde met andere relevante projecten verband wordt gelegd. De overgang van beroepsvoorbereiding naar beroepskwalificerend wordt op maat en zonder hiaten of overlap vormgegeven en speelt met name in op de vernieuwing van het vmbo en de kwalificatiestructuur in het mbo. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan de zwakste groep leerlingen.

Hierdoor kunnen de leerjaren 3 en 4 vmbo en de aansluitende mbo-opleidingen worden ingericht als een doorlopende opleidingsweg, met een doorlopende pedagogisch-didactische aanpak, aansluitend bij het competentiegericht leren in het mbo.

Het gezamenlijk inrichten van een doorlopende leerlijn vmbo/mbo beoogt te bereiken dat de leerling minder een breuklijn ervaart. In de doorlopende leerlijn kan geleidelijk vanuit een beroepsvoorbereidende fase naar een mbo-kwalificatie met eventuele uitstroomdifferentiatie (volgens de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur) worden toegespitst. Intensieve loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding maken hierbij onlosmakelijk deel uit van deze doorlopende leerlijn.

Bij een integrale leerlijn is de verwachting dat (voor bepaalde groepen leerlingen) verkorting van de studieduur kan plaatsvinden, zowel in het vmbo als in het mbo.

Bij het vormgeven aan de doorlopende opleidingsweg is het aan te bevelen om expliciet aandacht te besteden aan het ook op het gebied van de schoolomgeving zo min mogelijk optreden van breukvlakken, bijvoorbeeld ten aanzien van het praktijkdeel.

Voor de kwaliteitsborging en kan geput worden uit de resultaten van Q5 en ISIS.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Doelstelling

Doel van de regeling is een integrale leerlijn vmbo/mbo over de gehele breedte, op vernieuwende wijze vormgegeven. Met als resultaat een substantiële vermindering van de voortijdig schooluitval (met ten minste 50%), kwalificatiewinst (meer leerlingen met een diploma op een hoger niveau), toename van maatwerk voor en motivatie en tevredenheid van leerlingen en efficientere leerroutes (voorkomen overlap, verkorting van de totale leerweg). In relatie tot de internationaal afgesproken vermindering van de schooluitval in 2010 met 50% (Lissabonakkoord) is in deze regeling op dit resultaatsgebied een minimaal percentage geformuleerd.

Artikel 4. Uitgangspunten ontwikkelen integrale leerlijn

Leidend voor de kaders waarbinnen de projecten plaatsvinden is de richting die is geschetst in Koers VO en Koers BVE, de notitie ‘VMBO: het betere werk’ en de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur in het mbo.

Dat betekent voor het vmbo onder meer dat de leerwegen en eindtermen, diplomering en (centrale) examinering, programmaduur uitgangspunt zijn. Binnen de aangegeven kaders zijn echter tal van mogelijkheden om de leerlijn vmbo/mbo zo in te richten dat deze integraal doorloopt voor groepen leerlingen, maar zeker ook voor individuele leerlingen.

De randvoorwaarde dat het per project het gehele vmbo-onderwijsaanbod (van de betrokken vmbo school of scholen en vervolgopleidingen in de betrokken ROC’s of AOC’s) moet betreffen, kan gefaseerd worden ingevuld. Er moet in het schooljaar 2006/2007 met een aantal vmbo-programma’s worden gestart. Uiterlijk in het schooljaar 2008/2009 moeten alle vmbo-programma’s in het project zijn betrokken.

Een voorbeeld van het naar beneden afwijken van de Doorstroomregeling vmbo – beroepsonderwijs is als een ROC of AOC een basisberoepsgericht gediplomeerde leerling niet toelaat tot niveau 2. Het is juist de bedoeling de doorstroomrechten van leerlingen te verbeteren. De Doorstroomregeling vmbo – beroepsonderwijs is gepubliceerd in Gele katern nr 2/3 van 2001.

De Beleidsregel criteria regionale arrangementen schooljaren 2005–2006 en 2006–2007 is gepubliceerd in Staatscourant nr 161 van 2005.

Voor wat betreft het verband met het herontwerp mbo zijn van belang het ontwerp en de implementatie van onderwijsconcepten die geënt zijn op competentiegericht beroepsonderwijs (inrichting, programmering en examinering), operationalisering van de filosofie van het centraal stellen van de loopbaan van de leerling, herpositionering en herprogrammering van de beroepspraktijkvorming en de implementatie van de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur. Voor wat betreft de aansluiting bij de vernieuwingen in de onderbouw wordt verwezen naar de Beleidsregel onderbouw VO gepubliceerd in het Gele katern nr 21 van 22 december 2004. Bij het vmbo kunnen onder meer genoemd worden de globalisering van de eindtermen en het verbindend leren, dit is het meer verbinden van het leren met de praktijk.

Voor wat betreft het laatste uitgangspunt is het Kader voor de Adviesgroep vmbo gepubliceerd in Staatscourant nr. 210 van 2005.

Artikel 7. Selectie van projectvoorstellen

Voor een projectaanvraag is veel inzet en de betrokkenheid van meerdere partners vereist. Daarom wordt eerst een projectvoorstel ingediend. Slechts een beperkt aantal projecten kan worden toegewezen, hierdoor wordt zoveel mogelijk voorkomen dat inzet wordt gepleegd, zonder dat dit resulteert in een goedgekeurd project. Voor de aanvraag moet gebruik worden gemaakt van een aanvraagformulier. Dit formulier is te downloaden vanaf de website van Het Platform Beroepsonderwijs (www.hpbo.nl). Ook is het formulier telefonisch te bestellen bij Het Platform Beroepsonderwijs 030–691 91 90. Via dit formulier verstrekken de deelnemende bevoegde gezagsorganen informatie over de vernieuwendheid van het project, doel en inhoud van het project (waaronder de beoogde resultaten en de daarvoor uit te voeren activiteiten) en de betrokken opleidingen en de eventuele fasering hiervan in tijd.

De aanvraag moet voor 13 januari 2006 worden ingediend bij Het Platform Beroepsonderwijs, Breullaan 1, 3971 NG Driebergen.

Niet tijdig ontvangen of niet tijdig aangevulde en dus onvolledige projectvoorstellen worden niet in behandeling genomen. In verband met de selectie kan aan aanvragers worden verzocht om een presentatie voor de beoordelingscommissie te verzorgen. De beoordelingscommissie adviseert de Minister over de prioriteitsvolgorde van de meest kansrijke projecten voor enerzijds vmbo/mbo projecten en anderzijds projecten in het landbouwonderwijs. De Minister beslist op basis hiervan welke projecten worden geselecteerd. Voor de rangschikking van projectvoorstellen worden twee rangschikkingslijsten gehanteerd, indien het aantal aanvragen meer dan 10 is voor met name vmbo-scholen/ROC’s en meer dan 2 indien met name een AOC is betrokken. Er kan worden gewerkt met een beperkte reservelijst voor het geval geselecteerde projectplannen uitvallen. De aanvrager van het eerstvolgende project in de rangschikking kan dan alsnog worden geselecteerd. De aanvragers die geen projectplan kunnen indienen ontvangen een afwijzing.

Artikel 8. Projectplan

Alleen als een projectvoorstel is geselecteerd kan daarna op basis daarvan binnen 6 weken na de bekendmaking van de selectie een uitgewerkt projectplan worden ingediend. Niet tijdig ontvangen of niet tijdig aangevulde en dus onvolledige projectplannen worden niet in behandeling genomen.

Op de aanvraag wordt positief beslist als in het projectplan op deugdelijke en consistente wijze het geselecteerde projectvoorstel is uitgewerkt en daarbij ten aanzien van het project wordt voldaan aan de eisen, gesteld in deze regeling.

Eventuele ideeën voor nieuwe programma’s kunnen worden gemeld, maar met deze programma’s kan niet worden gestart, omdat dit consequenties zou hebben voor onder meer de examinering. Hiervoor wordt eerst het advies van de Adviesgroep vmbo afgewacht.

Ten aanzien van de samenwerkingsovereenkomst geldt het volgende.

Om de aangegeven resultaten te bereiken is samenwerking tussen vmbo en mbo noodzakelijk. Ook andere betrokken partners in de regio (bijv. het bedrijfsleven) kunnen bijdragen aan het bereiken van de resultaten. In de samenwerkingsovereenkomst wordt onder meer aangegeven wat de inzet van de deelnemers is en hoe het proces wordt vormgegeven.

Het verzekeren van een doorlopende leerlijnen en een goede positie en garanties voor leerlingen is daarbij essentieel. Daarnaast geeft de samenwerkingsovereenkomst aan hoe en wanneer de afgesproken resultaten zullen worden gerealiseerd. Het te behalen resultaat voor wat betreft de vermindering van de voortijdig schooluitval geldt voor het totaal van de in het project deelnemende scholen.

Artikel 9. Beoordelingscriteria projectvoorstellen en projectplannen

Bij het beoordelen van de aanvragen zullen een aantal punten een belangrijke rol spelen. Het gaat bij de ambities en beoogde resultaten om: doordachtheid, analyse van problemen en oplossingen en de mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat binnen de aangegeven tijd substantiële resultaten kunnen worden behaald (startklaar en uitvoerbaar), gebruikmakend van beschikbare mogelijkheden die de regelgeving (binnenkort) biedt. De wezenlijke vernieuwendheid ten aanzien van de integrale leerlijn op maat voor leerlingen zal voortbouwen op al in gang gezette ontwikkelingen, maar gaat verder dan dat. Ook toekomstgerichtheid, bredere toepasbaarheid en overdraagbaarheid zijn belangrijk

De projecten gaan een stap verder dan wat nu in de praktijk wordt gebracht, gebruikmakend van de beschikbare of binnenkort beschikbare mogelijkheden, bijvoorbeeld de eerdergenoemde Wet van 8 september 2005. Om hieraan te kunnen voldoen moet er al langer innovatief nagedacht zijn over c.q. innovatief gewerkt zijn aan het thema aansluiting en doorlopende leerwegen op maat.

De projecten matchen nieuwe eindtermen mbo met programma vmbo en op welk niveau het best kan worden aangesloten, bijvoorbeeld opleidingsclusters of domeinen of anderszins.

De projecten realiseren een integrale programma/leerlijn (pedagogisch/didactisch, zorg, praktijk, loopbaanoriëntatie en -begeleiding

De projecten stellen de loopbaan van de leerling echt centraal, niet alleen voor groepen leerlingen, maar juist ook voor individuele leerlingen (maatwerk, doorlopende loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding): niet alleen op papier, maar juist vormgegeven in de praktijk.

De projecten geven inzicht in de problematiek inhoudelijk, smal, schoolbreed, regio.

De projecten geven aan hoe verband wordt gelegd tussen de (innovatieve) regio en de sectoren en bij al lopende experimenten.

De projecten beschrijven de betrokkenheid van het bedrijfsleven en andere partners in de regio, ook om de beroepsnabijheid van het onderwijs te vergroten.

De projecten geven de aanpak van de problemen op de korte en op de langere termijn aan.

De projecten geven zo mogelijk het vermijden van een (ongewenste) breuk in de leeromgeving vmbo/mbo aan.

Artikel 11. Verdere subsidieverplichtingen

Aan het eind van het project vindt de afsluitende eindrapportage en eindverantwoording plaats. De duur kan per project verschillend zijn. Op zijn laatst is een project in 2014 afgelopen (voor de laatste lichting leerlingen die met een diploma op niveau 4 het ROC of AOC verlaat).

Artikel 12. Verantwoording

Overeenkomstig de OCenW-Richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie herkenbaar als bate verantwoord en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten is niet noodzakelijk. De subsidie wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening als niet-geoormerkte subsidie.

Artikel 13. Afwijking van de inrichtingsvereisten in de WVO

Op de (verlenging van) de beslistermijn bij aanvragen tot afwijking van de inrichtingsvoorschriften bij en krachtens de WVO is artikel 25, tweede en derde volzin, van de WVO van toepassing.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven