Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/8)

Aan: De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)

i.a.a.:

– De Minister van Buitenlandse Zaken

– de Gevolmachtigde Minister van Aruba

– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

– de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 10 november 2005

Ons kenmerk: INDUIT 05-6673

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Artikel 13, eerste lid Rijkswet op het Nederlanderschap; Artikel 4 Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap

Geldigheidsduur: Een jaar ingaande twee dagen na publicatie in de Staatscourant

Onderwerpen: Ontheffing naturalisatiegelden voor kinderen geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder

Inleiding

Met dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN) wordt de toelichting in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) op artikel 13 RWN aangepast zodat het kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder ontheffing wordt verleend van de verplichting tot het betalen van naturalisatiegelden.

Artikel 13, lid 1

Ad a van paragraaf 2.6 op pagina 6-C.4 in de toelichting op artikel 13, eerste lid, RWN komt te vervallen en wordt vervangen door de volgende alinea’s:

“Ad a

In geval van een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de naturalisatiegelden anders te handelen dan in geval van een zelfstandige naturalisatie van een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van de gemeente en het ministerie van Justitie vereist. Voor een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige wordt in beginsel dan ook hetzij tarief C, hetzij tarief E in rekening gebracht. Slechts onder de hieronder genoemde drie omstandigheden wordt een minderjarige die een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient, ontheven van het betalen van naturalisatiegelden.

– Worden tegelijkertijd door twee minderjarigen binnen één gezin twee zelfstandige verzoeken om naturalisatie ingediend, dan wordt hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van naturalisatiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van gelijktijdige zelfstandige verzoeken om naturalisatie door meerdere minderjarigen binnen een gezin een hoger bedrag aan naturalisatiegelden op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek. Dit betekent dat de naturalisatiegelden bij gelijktijdige, zelfstandige, verzoeken om naturalisatie van meerdere kinderen binnen een gezin hetzij tarief D hetzij tarief F is verschuldigd;

– In het geval een zelfstandig verzoek wordt ingediend door een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder dan wordt dat kind ontheffing verleend van de verplichting tot het betalen van de naturalisatiegelden. Aangezien voor een verzoek om medeverlening geen leges zijn verschuldigd, is het redelijk dat ook een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van zijn ouder(s) ontheffing heeft van de legesverplichting indien het een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient. Voor de ontheffing van de betalingsverplichting dient het naturalisatieverzoek van het kind binnen een redelijke termijn na de verkrijging of de verlening van het Nederlanderschap aan de ouder te zijn ingediend. De redelijke termijn voor de indiening van het verzoek van het kind is in dit geval maximaal een jaar nadat de ouder Nederlander is geworden. Wordt het verzoek later ingediend, dan wordt hetzij tarief C, hetzij tarief E in rekening gebracht;

– In bijzondere gevallen waarin een kind buiten eigen toedoen niet is meegenaturaliseerd, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden. Hierbij kan worden gedacht aan een kind dat door zwaarwegende lichamelijke of psychische omstandigheden ten tijde van de naturalisatie van de ouders niet in Nederland verbleef en niet is meegenaturaliseerd. Bijvoorbeeld een kind dat in het land van herkomst tijdelijk is opgenomen in een ziekenhuis of psychiatrische inrichting. Een en ander dient te worden aangetoond door middel van een verklaring van een medisch specialist of psychiater.”

Toelichting

In artikel 4, tweede lid van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 is geregeld dat de Minister ontheffing kan verlenen van de verplichting tot het betalen van de verschuldigde leges onder andere in het geval het een zelfstandig verzoek tot naturalisatie betreft van een minderjarige vreemdeling.

In de toelichting op artikel 13 van de Rijkswet op het Nederlanderschap zoals opgenomen in paragraaf 2.6, onderdeel a, van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap, worden twee omstandigheden genoemd op grond waarvan een minderjarige die een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient, worden ontheven van het betalen van naturalisatiegelden. Aan die opsomming wordt een derde omstandigheid toegevoegd.

De Minister heeft de burgemeester gemandateerd om in het geval meer dan twee minderjarigen uit één gezin tegelijkertijd een zelfstandig naturalisatieverzoek indienen het derde en volgende kind(ederen) altijd te ontheffen van het betalen van naturalisatieleges. Een zelfde systematiek wordt gevolgd bij tijdens de optie- of naturalisatieprocedure geboren kinderen. Met dit TBN verleent de Minister mandaat aan de burgemeester tot ontheffing van het betalen van naturalisatieleges voor het tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van zijn ouder⁠(s) geboren kind. Voorwaarde is wel dat het zelfstandige naturalisatieverzoek voor het kind binnen één jaar na de optiebevestiging of de naturalisatie van de ouder⁠(s) wordt ingediend.

Reden waarom tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder⁠(s) geboren kinderen, mits voor hen tijdig een naturalisatieverzoek is ingediend, op grond van het door de Minister daartoe gevoerde ontheffingsbeleid zijn ontheven, is dat de behandeling van het verzoek van een tussentijdsgeboren kind niet of nauwelijks verschilt van de behandeling van het verzoek om medeverlening. Het zelfstandige verzoek op grond van artikel 11, vierde lid RWN voldoet immers aan de daar gestelde (vorm)vereisten (zie de toelichting op artikel 11, vierde lid). Naast de uit het verzoek verkregen zekerheid omtrent de toelating kan uit het verzoek van de ouder⁠(s) tevens worden afgeleid dat het kind tevens sedert de geboorte hoofdverblijf alhier heeft. Een dergelijke eenvoudige toets is te vergelijken met het beoordelen van een verzoek om medeverlening. Aangezien een verzoek om medeverlening kosteloos wordt behandeld is het daarom redelijk geacht het tussentijdsgeboren kind tevens te ontheffen van de betaling van de leges.

Tot slot

Dit TBN treedt in werking met ingang van drie maanden na het verstrijken van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De tekst van dit TBN wordt, voor zover relevant, verwerkt in de Handleiding RWN.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaalInternationale aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Naar boven