Wijziging Onderzoekingsregulatief 2002

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 november 2005, nr. VGP/VL 2626673, houdende wijziging Onderzoekingsregulatief 2002

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op verordening (EG) nr. 2245/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 december 2003 (PbEU L333) tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen en geiten en verordening (EG) nr. 214/2005/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 februari 2005 (PbEU L 37) tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij geiten, alsmede op artikel 4 van het Besluit produktie en handel vers vlees;

Besluit:

Artikel I

In artikel 10 van het Onderzoekingsregulatief 20021 wordt onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Bij schapen en geiten als bedoeld in bijlage III, hoofdstuk A, onderdeel II, punt 2, van de verordening, bedoeld in het eerste lid, vindt een onderzoek van hersenweefsel plaats met één van de testen als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, van die verordening.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

In verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 (PbEG L 147) houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (verder te noemen verordening (EG) nr. 999/2001) zijn o.a. voorschriften vastgelegd voor het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij runderen, geiten en schapen. Deze verordening heeft destijds geleid tot wijziging van op de Vleeskeuringswet gebaseerde uitvoeringsvoorschriften, te weten het Keuringsregulatief 1994 en het Onderzoekingsregulatief 2002. Verordening(EG) nr. 999/2001 en in het bijzonder de daarbij behorende bijlagen zijn vervolgens een aantal malen gewijzigd. In bijlage III, hoofdstuk A, onder II, punt 2 van verordening (EG) nr. 999/2001 wordt voorgeschreven dat schapen of geiten, ouder dan 18 maanden of waarbij meer dan twee blijvende snijtanden door het tandvlees zijn doorgebroken, en die voor menselijke consumptie worden geslacht, steekproefsgewijs moeten worden getest op scrapie. Het vlees van deze geteste dieren mag worden verhandeld en geconsumeerd als de uitkomst van de test negatief is.

In januari van dit jaar is in Frankrijk bij een geslachte geit Bovine spongiforme encefalopathie (BSE) geconstateerd. Dit was het eerste geval van BSE bij een kleine herkauwer onder natuurlijke omstandigheden. Overeenkomstig adviezen van de Wetenschappelijke Stuurgroep en de EFSA , de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, moet het toezicht op geiten nu worden uitgebreid tot alle geiten om de uitroeiingsprogramma’s van de Gemeenschap te verbeteren. In het nieuw ingevoegde tweede lid van artikel 10 Onderzoekingsregulatief 2002 is voor de schapen en de geiten uitvoering gegeven aan deze bepalingen.

De uitroeiingsprogramma’s zullen leiden tot een betere bescherming van de consument, al waarborgen de geldende maatregelen, in het bijzonder de voorschriften inzake de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal, al dat producten van schapen en geiten uit veilige bronnen worden verkregen.

Met betrekking tot de vraag of de onderhavige regeling administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich mee zal brengen kan worden opgemerkt dat bij de uitvoering van de regeling dagelijks monsters geregistreerd worden door de laboratoria en dienen aan het eind van het testproces de resultaten van de testen aan de RVV te worden gemeld. Gelet op de eigenschappen van de ziekte BSE en de thans lopende onderzoeken is het nodig dat de laboratoria de uitslagen gedurende een periode van zeven jaren bewaren. De kosten voor administratie, registratie en informatie voor de laboratoria worden geschat op circa 10% van de totale kosten per test. De testkosten zullen € 42 per getest dier bedragen. Het totale aanbod van monsters dat getest moet worden wordt geschat op 7.000 geiten en 10.000 schapen per jaar. Uitgaande van 17.000 testen per jaar en de geschatte administratieve lasten van 10% per test worden de totale administratieve lasten voor het testen van alle monsters berekend op € 71400 per jaar voor de laboratoria. In dit geval is er geen sprake van privatisering van de monsterneming. Het CIDC-Lelystad is het enige laboratorium dat monsters zal testen. De EU zal de kosten die in verband met het testen voor geiten worden gemaakt financieel ondersteunen wat neer komt op € 30 per test. De Minister van LNV vult het resterende bedrag van € 12 aan. Voor het testen van de schapen betaalt de Commissie van de Europese Unie € 8 per test. Het resterende bedrag wordt betaald door het Ministerie van LNV en de Productschappen Vee Vlees en Eieren en het Productschap Zuivel op fifty-fifty basis. Deze partijen hebben een convenant gesloten voor de financiering van de bestrijding van besmettelijke dierziekten. Het convenant bestaat sinds 2000 en is per 1 januari 2005 vernieuwd voor een volgende periode van 5 jaren.

De Productschappen betalen aan het Diergezondheidsfonds op basis van begroting en nacalculatie. De kosten die de RVV en het CIDC in het totaal maken worden achteraf via het Diergezondheidsfonds verrekend. Dit gebeurt rechtstreeks zonder tussenkomst van de veehouder.

Na ten minste een half jaar zal een evaluatie plaatsvinden door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid.

Er doen zich hier geen administratieve lasten voor de burger voor.

De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Het College heeft beslotende de regeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers of bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven