Regeling Commissie van Toezicht uitzettingen Koninklijke Marechaussee

De Minister van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. commissie: de Commissie van Toezicht, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

b. uitzetting: uitzetting als bedoeld in hoofdstuk 6, afdeling 2 van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 2

1. Er is een Commissie van Toezicht uitzettingen Koninklijke Marechaussee.

2. De commissie houdt toezicht op:

a. de handelingen, anders dan rechtshandelingen, waaraan vreemdelingen die door de Koninklijke Marechaussee worden uitgezet bij hun uitzetting worden onderworpen;

b. de verzorging, veiligheid, bejegening en het vervoer van vreemdelingen vanaf het moment dat zij aan de Koninklijke Marechaussee zijn overgedragen ter uitzetting uit Nederland;

3. De commissie rapporteert omtrent haar bevindingen aan de Minister van Defensie, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Commandant Koninklijke Marechaussee;

4. De commissie brengt jaarlijks een schriftelijk verslag over haar werkzaamheden en bevindingen uit aan de Minister van Defensie, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Commandant Koninklijke Marechaussee.

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit tenminste vijf en ten hoogste negen leden.

2. De leden van de commissie worden door de Minister van Defensie, in overeenstemming met de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, benoemd voor een periode van drie jaar. Zij kunnen tweemaal voor herbenoeming in aanmerking komen.

3. De Minister van Defensie wijst uit de leden een voorzitter aan.

4. Bij de samenstelling van de commissie wordt rekening gehouden met diversiteit in maatschappelijke en culturele achtergrond, kennis, deskundigheid en ervaring van de leden. Van de commissie maken in elk geval deel uit:

a. Een medicus;

b. Een deskundige uit de kring van het maatschappelijk werk;

c. Een ter zake deskundig jurist;

d. Een deskundige met ervaring in politiële verhoudingen.

Artikel 4

1. Een lid van de commissie wordt door de Minister van Defensie tussentijds ontslagen:

a. Op eigen verzoek;

b. Bij de aanvaarding van een ambt of betrekking, onverenigbaar met het lidmaatschap van de commissie;

c. Wanneer hij naar het oordeel van de Minister van Defensie of van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

2. Aan een lid kan door de Minister van Defensie tussentijds ontslag worden verleend bij het verlies van de hoedanigheid of beëindiging van de ambtsvervulling in verband waarmee de benoeming heeft plaatsgevonden.

3. Hangende de procedure voor ontslag kan de Minister van Defensie het lid in de uitoefening van zijn functie schorsen.

Artikel 5

Voor benoeming als lid komen niet in aanmerking:

1. Ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie of de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op het terrein van handhaving van vreemdelingenwetgeving;

2. Ambtenaren of andere personen, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee;

3. Ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie of de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, indien hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid hetzij door hun positie, hetzij door de aard van hun werkzaamheden in het geding zou kunnen komen;

4. Personen tegen wie, in verband met het vertrouwelijk karakter van de functie alsmede de aan de functie verbonden bevoegdheden, bezwaren bestaan.

Artikel 6

1. De Minister van Defensie wijst een of meer ambtenaren als secretaris aan. Tenminste één secretaris is als ambtenaar werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee.

2. De Minister van Defensie kan aan de commissie een of meer plaatsvervangende secretarissen toevoegen.

3. Een secretaris of een plaatsvervangend secretaris is geen lid van de commissie.

Artikel 7

1. De leden van de commissie hebben te allen tijde toegang tot de door de Koninklijke Marechaussee beheerde ruimten waar de uitzetting wordt voorbereid of feitelijk wordt uitgevoerd, tenzij daardoor, naar het oordeel van de leidinggevende ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee ter plaatse, de orde tijdens de uitzetting kan worden verstoord.

2. De leden van de commissie worden geïnformeerd over de veiligheidsvoorschriften en dienen de op grond daarvan gegeven aanwijzingen door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee terstond op te volgen.

3. De commissie kan zich over alle aangelegenheden die verband houden met de vervulling van haar taken rechtstreeks wenden tot de Commandant Koninklijke Marechaussee en de districtscommandanten van de Koninklijke Marechaussee onder wier verantwoordelijkheid de uitzetting plaatsvindt. De ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee verlenen de commissie terstond alle medewerking die zij redelijkerwijs voor haar taak behoeft.

4. De Commandant Koninklijke Marechaussee voorziet de leden van de commissie van een identiteitsbewijs, dat onbelemmerd toegang geeft tot door de Koninklijke Marechaussee beheerde ruimten waar een uitzetting wordt voorbereid of wordt uitgevoerd. De commissie wordt desgevraagd door de Minister van Defensie voorzien van middelen en mogelijkheden om ook feitelijk toezicht uit te oefenen aan boord van het vaartuig of luchtvaartuig waarmee de vreemdeling wordt uitgezet en zo nodig tijdens de overdracht van de vreemdeling aan de bevoegde autoriteiten van het land waarheen wordt uitgezet.

Artikel 8

1. De districtsleiding woont op verzoek van de commissie de vergaderingen van de commissie bij. Op verzoek van de commissie brengt de districtsleiding een algemeen verslag uit over hetgeen sedert de vorige vergadering is geschied binnen het werkterrein van de commissie.

2. De commissie is bevoegd ambtenaren van het Ministerie van Defensie en van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Intergratie uit te nodigen voor haar vergaderingen.

3. De commissie stelt zich regelmatig op de hoogte van de wijze waarop de handelingen tot uitzetting worden uitgevoerd. Leden van de commissie kunnen daartoe aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig met de uit te zetten vreemdeling en begeleidende ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee meereizen. Van deze mogelijkheid dient steekproefsgewijs gebruik te worden gemaakt en vereist voorafgaande goedkeuring van de Commandant Koninklijke Marechaussee.

Artikel 9

De commissie stelt ter uitvoering van haar taken een huishoudelijk reglement op, dat de goedkeuring behoeft van de Minister van Defensie.

Artikel 10

De leden ontvangen voor door hen in het kader van de taak van de commissie verrichte werkzaamheden een vergoeding ten laste van het Ministerie van Defensie. De reiskosten van de leden worden vergoed overeenkomstig de voor burgerambtenaren in dienst van het Ministerie van Defensie geldende voorzieningen.

Artikel 11

Ten aanzien van klachten betreffende de uitvoering van handelingen waaraan de uit te zetten vreemdeling door de Koninklijke Marechaussee wordt onderworpen, is de klachtenregeling politietaken Koninklijke Marechaussee/krijgsmacht 2004 van toepassing. De commissie verwijst klagers naar de hierin genoemde klachtencommissie of leidt haar ter kennis gebrachte klachten aan die commissie door.

Artikel 12

De regeling Commissie van Toezicht detentieplaatsen Koninklijke Marechaussee Schiphol wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14

De regeling wordt aangehaald als: Regeling Commissie van Toezicht uitzettingen Koninklijke Marechaussee.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Van die plaatsing zal mededeling worden gedaan in het Algemeen Politieblad.

Den Haag, 25 juli 2005.
De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp.

Toelichting:

Algemeen

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie draagt de verantwoordelijkheid voor het ten aanzien van uit te zetten vreemdelingen gevoerde beleid, en de Minister van Defensie draagt de verantwoordelijkheid voor de gedragingen van ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee in de uitvoering van hun taak. Beiden hebben derhalve belang bij een goed functionerende uitzetting van vreemdelingen, en dienen aan de hand van de rapportages van de commissie op de hoogte gesteld te worden van de ontwikkelingen ten aanzien van de door de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee verrichte uitzettingen.

De instelling van een Commissie van Toezicht uitzettingen Koninklijke Marechaussee wordt thans niet in enig wettelijk voorschrift geëist. De Commandant Koninklijke Marechaussee en de Minister van Defensie hebben de wens uitgesproken om een onafhankelijke Commissie van Toezicht in te stellen om toe te zien op de wijze waarop door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee uitzettingen van vreemdelingen worden verricht. Deze regeling is gemaakt om een onafhankelijke commissie toezicht te laten houden ten aanzien van aan de Koninklijke Marechaussee overgedragen uit te zetten vreemdelingen nadat deze aan de Koninklijke Marechaussee zijn overgedragen vanuit de ruimte waarin zij worden opgehouden. Het voornemen tot het instellen van de onderhavige commissie is reeds aangekondigd in de nota van toelichting bij het Koninklijk Besluit van 7 mei 2004 tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar houdende voorschriften voor het gebruik van hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting (Stb. 218).

Uitzetting betekent het met de sterke arm verwijderen van een vreemdeling. De bevoegdheid tot uitzetting met de sterke arm impliceert een bevoegdheid tot het toepassen van dwang en dwangmiddelen. De toepassing van dwang en dwangmiddelen ten behoeve van uitzetting zal steeds getoetst moeten worden aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Daarbij dient bedacht te worden dat de toepassing van dwang en dwangmiddelen ten behoeve van uitzettingen menigmaal zal plaatsvinden in het bijzijn van medepassagiers of andere derden en derhalve door de vreemdeling als vernederend kan worden ervaren.

Ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, in de praktijk belast met de feitelijke uitzetting van vreemdelingen, worden met regelmaat geconfronteerd met vreemdelingen die zich door middel van hevig verbaal of fysiek geweld tegen uitzetting verzetten. De uitzetting is veelal een grote desillusie alsmede een bron van spanningen voor de vreemdeling en kan leiden tot agressie en weerspanningen.

Verzet tegen de uitzetting frustreert niet alleen de tenuitvoerlegging van de uitzetting maar kan ook gevaar opleveren voor de gezondheid en veiligheid van de vreemdeling, van de begeleidende ambtenaren belast met de uitzetting van de vreemdeling en van derden.

De Koninklijke Marechaussee hecht waarde aan transparantie rond het beleid en de uitvoering ten aanzien van uitzettingen vanwege de maatschappelijke gevoeligheid en omdat de uitzetting vaak in het openbaar plaatsvindt. Transparantie zorgt voor duidelijkheid en meer begrip bij de samenleving. Een onafhankelijke commissie kan hierin van grote betekenis zijn.

Door de commissie wordt toezicht gehouden op de handelingen die ten aanzien van uit te zetten vreemdelingen plaatsvinden nadat deze zijn overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee vanuit de ruimte waarin zij worden opgehouden, tot het moment van overdracht van de vreemdeling aan de autoriteiten van het land van herkomst of een derde land. De commissie kan adviseren over de werkwijze en de werkomstandigheden, alsmede de regelgeving, instructies voor uitzettingen en het gebruik van dwangmiddelen. Openheid en transparantie over de gehanteerde methoden kunnen bijdragen aan een professionele en kwalitatief hoogwaardige werkwijze en voor begrip binnen de samenleving. De advies- en klankbordfunctie zal tot verbetering van het proces kunnen leiden, maar kan incidenten echter niet voorkomen. Voor het onderzoek naar incidenten blijft de klachtencommissie van de Koninklijke Marechaussee de geëigende instantie.

De Commissie van toezicht voor de detentieplaatsen in gebruik bij het district Koninklijke Marechaussee Schiphol heeft in haar advies aan de Minister van Defensie melding gemaakt van de behoefte aan onafhankelijk toezicht op de manier waarop de verwijdering van illegale en uitgeprocedeerde vreemdelingen uit Nederland plaatsvindt en dan met name op het gebruik daarbij van dwangmiddelen.

Bij het opstellen van de onderhavige regeling is gebruik gemaakt van de ervaring van en de regelingen met betrekking tot enkele reeds bestaande commissies van toezicht, waaronder de Commissie van toezicht voor de detentieplaatsen in gebruik bij het district Koninklijke Marechaussee Schiphol.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onder b

De Vreemdelingenwet 2000 bevat geen definitie van uitzetting. In H4.1.4 van de Vreemdelingencirculaire wordt onder dit begrip verstaan verwijdering van een vreemdeling met de sterke arm uit Nederland. Hieronder wordt mede verstaan uitzettingen van vreemdelingen aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd en die door personeel van de Koninklijke Marechaussee worden teruggeleid. De uitzetting van de vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd, is de verantwoordelijkheid van de vervoerder die de vreemdeling heeft aangevoerd. De ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee begeleiden de uitzetting op verzoek van de vervoerder.

Artikel 3, tweede lid

Teneinde de leden van de commissie te beschermen tegen een té grote betrokkenheid bij het onderwerp, en om hun objectiviteit ten aanzien van de voor de commissie te verrichten werkzaamheden te bewaken, is het aantal malen dat een lid herkozen kan worden tot tweemaal beperkt.

Vierde lid

Het proces van uitzetten van vreemdelingen vraagt om specifieke kennis op diverse gebieden. Om te komen tot gedegen aanbevelingen zal de commissie moeten beschikken over verschillende deskundigen. De commissie moet onder andere kunnen beoordelen of de uitzettingsprocedure medisch verantwoord is, conform de regelgeving plaatsvindt, maatschappelijk verantwoord is en psychische gevolgen aanvaardbaar zijn. Daarnaast moet de commissie kennis hebben van politieel optreden en het krachtenveld waarbinnen dit plaatsvindt. Gelet op de verscheidenheid aan nationaliteiten van uit te zetten vreemdelingen moeten de leden van de commissie gedegen kennis dragen van andere culturen en gebruiken.

Artikel 6, eerste lid

De reden om tenminste een personeelslid van de Koninklijke Marechaussee als secretaris aan te wijzen is gelegen in het feit dat zijn of haar vertrouwdheid met de organisatie, de procedures en gebruiken het functioneren van de commissie aanzienlijk kan vergemakkelijken.

Hoewel de secretaris geen lid is van de commissie, dient – gelet op de onafhankelijkheid van de commissie – de leiding van de organisatie ervoor te zorgen dat de secretaris een onafhankelijke en neutrale opstelling kan innemen tegenover de eigen leiding en het overige personeel.

Artikel 7, eerste lid

De aanwezigheid van commissieleden bij een uitzetting kan leiden tot verstoring van de orde. Indien dit dreigt te gebeuren, kan de leidinggevende ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee besluiten de leden van de commissie tijdelijk geen toegang te geven tot bepaalde door de Koninklijke Marechaussee beheerde ruimten. De afweging deze maatregel te nemen dient uiteindelijk bij de Koninklijke Marechaussee te liggen. Het weren van commissieleden bij een uitzetting dient echter terughoudend, en alleen in gevallen van aantoonbare ordeverstoringen plaats te vinden.

Tweede lid

De leden van de commissie worden geïnformeerd over de veiligheidsvoorschriften (waaronder mede begrepen de protocollen van de Minister van Defensie ten aanzien van het betreffende luchthaventerrein dan wel haventerrein). Zij dienen de op grond daarvan gegeven aanwijzingen door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee terstond op te volgen.

Derde lid

De ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee zijn verplicht om de commissie terstond alle medewerking te verlenen die zij redelijkerwijs voor haar taak behoeft. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de uit te zetten vreemdeling de Nederlandse taal niet machtig is. Om goed toezicht te kunnen uitoefenen, zal de commissie zich zonodig van de bijstand van een tolk moeten kunnen bedienen. Hiertoe kan zij zich wenden tot een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee.

Vierde lid

Teneinde te waarborgen dat de leden van de commissie zich tegenover het personeel van de Koninklijke Marechaussee kunnen legitimeren en vrij toegang hebben tot door de Koninklijke Marechaussee beheerde ruimten, is het noodzakelijk dat zij beschikken over een legitimatiebewijs welke, ten aanzien van de situatie op Schiphol, zonodig kan worden aangevuld met een door de Commandant van het district Koninklijk Marechaussee Schiphol af te geven pas, zoals ook aan degenen die op het luchtvaartterrein werkzaam zijn, wordt verstrekt.

Artikel 8, tweede lid

Gelet op de verantwoordelijkheden die zowel de Minister van Defensie als de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hebben ten aanzien van de uitzetting van vreemdelingen is in deze regeling opgenomen dat de commissie kan besluiten om haar vergaderingen te laten bijwonen door ambtenaren van beide Ministers. De keuze om ambtenaren van beide Ministers uit te nodigen is aan de commissie.

Artikel 9

In een nader op te stellen huishoudelijk reglement kunnen een aantal inhoudelijke zaken nader geregeld worden, zoals de vergaderfrequentie.

Artikel 12

Enerzijds is door ontwikkelingen ten aanzien van het beheer van de politiecellen, in gebruik bij de Koninklijke Marechaussee op Schiphol, toezicht door de Koninklijke Marechaussee overbodig geworden.

Anderzijds omvatten de werkzaamheden van de commissie deels de werkzaamheden van de Commissie van toezicht detentieplaatsen Koninklijke Marechaussee Schiphol. Derhalve kan de regeling voor laatstgenoemde commissie worden ingetrokken.

De Minister van Defensie,

H.G.J. Kamp

Naar boven