Wijziging Afkoopregeling

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 november 2005, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/PB/05/86048, tot wijziging van de Afkoopregeling om afkoop ten behoeve van een levensloopregeling mogelijk te maken

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 32, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 39, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

Besluit:

Artikel I

De Afkoopregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

1. Een pensioenfonds, spaarfonds, beroepspensioenfonds of verzekeraar is bevoegd de pensioenaanspraken, bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de wet, af te kopen, mits de afkoopsom:

a. wordt berekend overeenkomstig artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004;

b. wordt aangewend ten behoeve van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964; en

c. deze afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan de uitvoerder van de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

2. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de echtgenoot ter zake van de pensioenaanspraken een recht op uitbetaling heeft als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

B

Artikel 8 vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Den Haag, 7 november 2005.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

In het kader van de parlementaire behandeling van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling is een motie ingediend door het lid Bibi de Vries c.s (Kamerstukken II 2004/05, 29 760, nr. 49). De motie is aangenomen en bevat het verzoek te bewerkstelligen dat opgebouwde prepensioenrechten slechts gebruikt kunnen worden voor verhoging van het ouderdomspensioen of voor storting in de levensloopregeling.

Het afkopen van pensioen of pensioenaanspraken is verboden, tenzij er sprake is van vormen van afkoop die bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet dan wel de Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn toegestaan. De belangrijkste uitzondering op het afkoopverbod betreft afkoop ten behoeve van waardeoverdracht, waarbij de pensioenbestemming behouden blijft. Hieronder valt ook de interne waardeoverdracht, bijvoorbeeld het omzetten van prepensioen in ouderdomspensioen.

Afkoop van prepensioenaanspraken met als doel deze afkoopsom aan te wenden voor de financiering van een levensloopregeling, valt niet onder de bestaande uitzonderingen.

Met deze wijzigingsregeling wordt deze uitzondering op het afkoopverbod alsnog geregeld.

Indien echter de prepensioenaanspraken, die in beginsel zouden mogen worden afgekocht ten behoeve van een levensloopregeling, zijn verevend op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding mag het vastgestelde recht op uitbetaling niet worden afgekocht. Immers in deze situatie wordt een vastgesteld deel van de prepensioenaanspraak vanaf pensioeningangsdatum rechtstreeks uitbetaald aan de ex-echtgenoot. Dit recht op uitbetaling is afhankelijk van de prepensioenaanspraak van de deelnemer/verzekerde die de aanspraak heeft opgebouwd. Dit betreft de ingangsdatum van het prepensioen. Het betreft ook het terugvloeien van het recht op uitbetaling naar de deelnemer/verzekerde bij overlijden van de ex-echtgenoot. Deze situatie is niet goed te verenigen met een afkoop van het prepensioendeel dat aan de deelnemer/verzekerde toekomt. Uit praktische overwegingen en ter bescherming van de rechten van de ex-echtgenoot is voor deze gevallen bepaald dat hiervoor geen afkoopmogelijkheid wordt geboden. Ten aanzien van deze prepensioenaanspraak kan wel worden gekozen voor de andere opties, bijvoorbeeld omzetting naar ouderdomspensioen conform artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit artikel bevat een uitzondering op het afkoopverbod met betrekking tot afkoop van pensioenaanspraken bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Dit betreft de afkoop van prepensioenaanspraken ten behoeve van een levensloopregeling. Deze uitzondering geldt niet in het geval ten aanzien van die prepensioenaanspraak pensioenverevening heeft plaatsgevonden.

Artikel 2, tweede lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bevat de hoofdregel dat de echtgenoot, wanneer deze recht heeft op een deel van de pensioenaanspraken, na scheiding een recht op uitbetaling heeft jegens de pensioenuitvoerder. Voor alle duidelijkheid is in het in artikel I, onderdeel B, van deze regeling vervatte artikel 7, tweede lid, bepaald dat prepensioenaanspraken niet kunnen worden afgekocht wanneer daarop nog een recht op uitbetaling rust jegens de ex-echtgenoot. Voor de situatie bedoeld in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (conversie) hoeft geen regeling te worden getroffen, omdat de ex-echtgenoot in dat geval een eigen recht op pensioen heeft verkregen. Daarmee zijn de pensioenaanspraken in eigendom overgegaan op de ex-echtgenoot.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 8 van de regeling kan vervallen. Dit bevat namelijk overgangsrecht uit 1994 dat inmiddels is uitgewerkt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven