Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2005/54)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 1 november 2005, nummer 2005/54, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/2.1.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1.4 Arbeidsmarktaantekening

Art. 4.21 Vreemdelingenbesluit:

1. Als documenten in de zin van artikel 50, eerste lid, laatste volzin, van de Wet, worden aangewezen:

a. voor vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document waaruit zulks blijkt en waarvan het model is vastgesteld bij ministeriële regeling;

b. voor vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document, waaruit zulks blijkt en waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling;

c. voor vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, hebben ingediend: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document waaruit zulks blijkt en waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling;

d. voor vreemdelingen die rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder j, van de Wet hebben of dat op grond van artikel 45, vijfde lid, van de Wet geacht worden te hebben, en die niet beschikken over een ingevolge de Wet vereist geldig document voor grensoverschrijding: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document, waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, dat is voorzien van een inlegvel als bedoeld in artikel 4.29, derde lid, waarop de verblijfsrechtelijke positie is aangetekend;

e. voor andere vreemdelingen: een ingevolge de Wet voor het hebben van toegang tot Nederland vereist geldig document voor grensoverschrijding dan wel een document voor grensoverschrijding waarin het benodigde visum is aangetekend of waarin een aantekening omtrent de verblijfsrechtelijke positie is geplaatst.

2. Geen document, anders dan bedoeld in het eerste lid, onder a of b, wordt verstrekt aan kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld.

3. Op het ingevolge het eerste lid, onder a tot en met d, afgegeven document wordt aangetekend of het de vreemdeling toegestaan is arbeid te verrichten en of voor deze arbeid ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen een tewerkstellingsvergunning is vereist.

4. Indien aan het verblijf in Nederland van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde vreemdelingen een beperking als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, is verbonden, wordt op het document de aantekening ‘beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’ gesteld.

Ingevolge artikel 4.21, derde lid, Vreemdelingenbesluit wordt op het document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, aangetekend of het de vreemdeling is toegestaan arbeid te verrichten en of voor deze arbeid ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen een tewerkstellingsvergunning is vereist.

Tussen de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet bestaat een nauwe samenhang. Toetreding tot de arbeidsmarkt wordt gereguleerd met de Wet arbeid vreemdelingen. Het algemene uitgangspunt in de Wet arbeid vreemdelingen (artikel 2 Wet arbeid vreemdelingen) is dat het een werkgever verboden is een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.

Het verbod is niet van toepassing ten aanzien van vreemdelingen die behoren tot:

de categorie als genoemd in artikel 3 Wet arbeid vreemdelingen (onder andere gemeenschapsonderdanen); en vreemdelingen die beschikken over een krachtens de Vreemdelingenwet afgegeven vergunning die is voorzien van een aantekening van de Minister van Justitie waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid (artikel 4 Wet arbeid vreemdelingen).

Zie in dit verband ook B5 Vreemdelingencirculaire.

Samenhang documenten en schriftelijke verklaringen als bedoeld in artikel 9 Vreemdelingenwet en de arbeidsmarktaantekening.

Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet verschaft de Minister aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met h, en j tot en met l van de Vreemdelingenwet, een document of schriftelijke verklaring waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. De vreemdeling met rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder i, van de Vreemdelingenwet, wordt desgevraagd een dergelijk document of verklaring verschaft.

Artikel 3.9 Voorschrift Vreemdelingen:

1. Documenten of schriftelijke verklaringen waaruit het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a, b, d, e, f, g, – laatstgenoemde twee onderdelen voor zover sprake is van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning bedoeld in artikel 14 – alsmede i en l van de Wet blijkt, worden verstrekt door de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

2. Documenten of schriftelijke verklaringen waaruit het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder c, f, g – laatstgenoemde twee onderdelen voor zover sprake is van een aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning bedoeld in de artikelen 28 en 33 – alsmede j en k van de Wet blijkt, worden verstrekt door de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfplaats heeft.

Het document of de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9, Vreemdelingenwet, bevat tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

Afgifte van documenten en schriftelijke verklaringen als bedoeld in artikel 9 Vreemdelingenwet

a. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, dan wel in de situatie dat aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend.

Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De burgemeester wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

b. In de situatie dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld aangifte te doen van overtreding van artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel).

In afwijking van de hoofdregel vermeld onder ‘a’, wordt het document of de schriftelijke verklaring in deze situatie door de korpschef verstrekt.

De korpschef wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

N.B. Indien de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingewilligd, wordt het verblijfsdocument conform de hoofdregel uitgereikt door de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft. Deze wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

c. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 20 van de Vreemdelingenwet.

In afwijking van de hoofdregel vermeld onder ‘a’ wordt het document of de schriftelijke verklaring in deze situatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verstrekt. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) via het landelijk telefoonnummer 0900-1234561 (€ 0,10 p.m.). Dit nummer is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Vervolgens bepaalt een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de tijd en de locatie waar het bescheid rechtmatig verblijf kan worden verkregen.

De medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

d. In de situatie dat aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd is verleend, als bedoeld in artikel 20 van de Vreemdelingenwet.

Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De burgemeester wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

e. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het wijzigen van de verblijfsvergunning, dan wel in de situatie dat de aanvraag tot het wijzigen van de verblijfsvergunning is ingewilligd.

Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De burgemeester wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

f. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

In afwijking van de hoofdregel vermeld onder ‘a’ wordt het document of de schriftelijke verklaring in deze situatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verstrekt. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) via het landelijk telefoonnummer 0900-1234561 (€ 0,10 p.m.). Dit nummer is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Vervolgens bepaalt een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de tijd en de locatie waar het bescheid rechtmatig verblijf kan worden verkregen.

De medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

g. In de situatie dat de geldigheidsduur van de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier wordt verlengd.

Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De burgemeester wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

h. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift én uitzetting gedurende deze periode achterwege dient te blijven.

In afwijking van de hoofdregel vermeld onder ‘a’ wordt het document of de schriftelijke verklaring in deze situatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verstrekt. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) via het landelijk telefoonnummer 0900-1234561 (€ 0,10 p.m.). Dit nummer is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Vervolgens bepaalt een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de tijd en de locatie waar het bescheid rechtmatig verblijf kan worden verkregen.

De medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

i. In de situatie dat de vreemdeling in de vrije termijn als bedoeld in artikel 12 van de Vreemdelingenwet hier te lande verblijft.

Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De burgemeester wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

j. In de situatie dat uitzetting van de vreemdeling ingevolge artikel 64 van de Vreemdelingenwet gelet op zijn gezondheidstoestand of die van één van zijn gezinsleden achterwege dient te blijven.

Er kan hierbij een tweetal situaties worden onderscheiden:

1. De vreemdeling heeft een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier ingediend en nog voordat de voorbereiding van de uitzetting is aangevangen is reeds bekend dat de vreemdeling vanwege zijn gezondheidstoestand niet uitgezet zal kunnen worden.

Hierbij zij met nadruk vermeld dat de vraag of uitzetting op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet achterwege moet blijven, zich niet eerder kan voordoen dan vanaf het moment waarop een uitzetting ingevolge de Vreemdelingenwet zou kunnen plaatsvinden. Derhalve kan geen beroep op artikel 64 van de Vreemdelingenwet worden gedaan indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft ingevolge artikel 8 Vreemdelingenwet. Wanneer de vreemdeling zich bij voorbeeld in de situatie bevindt dat hij de beslissing op een bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing een verblijfsvergunning regulier te verlenen, in Nederland mag afwachten, is artikel 64 Vreemdelingenwet nog niet aan de orde. Wanneer de vreemdeling zich daarentegen in de situatie bevindt waarin de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet (langer) is opgeschort, is een beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet mogelijk, ongeacht de vraag of de uitzetting daadwerkelijk aan de orde is.

In afwijking van de hoofdregel vermeld onder ‘a’ wordt het document of de schriftelijke verklaring in deze situatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verstrekt. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) via het landelijk telefoonnummer 0900-1234561 (€ 0,10 p.m.). Dit nummer is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Vervolgens bepaalt een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de tijd en de locatie waar het bescheid rechtmatig verblijf kan worden verkregen.

De medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

2. De vreemdeling heeft hetzij nimmer een aanvraag ingediend, hetzij de politie is reeds met uitzettingshandelingen begonnen alvorens blijkt dat de gezondheidstoestand van de vreemdeling zich verzet tegen zijn uitzetting.

In afwijking van de hoofdregel onder ‘a’ verstrekt de korpschef aan de vreemdeling het document of de schriftelijke verklaring, waaruit het rechtmatig verblijf gedurende de periode waarin uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft ingevolge artikel 64 van de Vreemdelingenwet.

De korpschef wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

B

Paragraaf B1/2.1.4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1.4.1. Eerste verblijfsaanvaarding

Verschillende arbeidsmarktaantekeningen

Per hoofdstuk zal hierop nader worden ingegaan.

Op het document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, kunnen verschillende arbeidsmarktaantekeningen worden geplaatst. Voor de vreemdeling is het van groot belang dat de juiste arbeidsmarktaantekening zo spoedig mogelijk wordt geplaatst op zijn document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. Een verkeerde aantekening kan immers grote gevolgen hebben voor zijn mogelijkheden om arbeid te verrichten. Het is van belang dat de korpschef de vreemdeling wijst op de rechten die voortvloeien uit deze aantekening.

Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist

De vreemdeling is met deze aantekening volledig vrij op de arbeidsmarkt. Dit betekent dat hij dit recht behoudt gedurende de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur of tijdens de bezwaar- of beroepsprocedure. Wanneer de beperking wijzigt waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aan hem is verleend, blijft de arbeidsmarktaantekening ongewijzigd (bijv. indien de beperking van een verblijfsvergunning bij Nederlandse echtgenoot wijzigt in een verblijfsvergunning voor studie).

EU/EER-onderdanen, Zwitserse onderdanen en gemeenschapsonderdanen mogen op grond van het EG-Verdrag vrij in Nederland werken. Daarom hebben zij per definitie recht op deze arbeidsmarktaantekening op hun document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. Deze aantekening is met name van belang voor gemeenschapsonderdanen, die geen EU/EER-onderdanen of Zwitserse onderdanen zijn. EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen kunnen immers aan de hand van hun paspoort of identiteitsbewijs aantonen dat zij vrij toegang hebben tot de arbeidsmarkt (zie ook B10 Vreemdelingencirculaire).

Arbeid uitsluitend toegestaan indien werkgever beschikt over TWV

De vreemdeling heeft hiermee een beperkt recht om zich op de arbeidsmarkt te begeven. Slechts indien zijn (feitelijke) werkgever beschikt over een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van zijn tewerkstelling is het de vreemdeling toegestaan om arbeid te verrichten (bijvoorbeeld vreemdelingen die in het kader van het verrichten van arbeid in loondienst tot Nederland worden toegelaten alsmede hun gezinsleden krijgen deze aantekening). Deze aantekening kan echter wijzigen.

Indien de vreemdeling gedurende een ononderbroken tijdvak van drie jaar heeft beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met deze aantekening, heeft hij recht op de aantekening ‘arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.

Specifieke arbeid toegestaan mits werkgever beschikt over TWV; andere arbeid niet toegestaan

De vreemdeling met deze aantekening kan zich slechts op een specifiek omschreven deel van de arbeidsmarkt begeven onder de voorwaarde dat zijn (feitelijke) werkgever beschikt over een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van zijn tewerkstelling. Het is niet toegestaan om andere arbeid te verrichten dan de arbeid waarvoor toestemming is verleend (bijvoorbeeld vreemdelingen aan wie een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst aan boord van een Nederlands zeeschip is verleend).

Arbeid en asielzoekers

Op basis van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het aan asielzoekers toegestaan om, op beperkte schaal, tijdens de asielprocedure arbeid te verrichten.

Bij en krachtens dit Besluit worden regels gegeven omtrent de vraag aan wie het is toegestaan arbeid te verrichten, de hoeveelheid arbeid die mag worden verricht en hoe een tewerkstellingsvergunning dient te worden aangevraagd.

Arbeid niet toegestaan

Het is de vreemdeling niet toegestaan arbeid in Nederland te verrichten (bijvoorbeeld vreemdelingen aan wie een verblijfsvergunning verband houdende met verblijf als au pair is verleend).

C

Paragraaf B9/2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2 Doelgroep

De procedure in dit hoofdstuk heeft betrekking op de hierna genoemde categorieën vreemdelingen.

1. Vreemdelingen die worden aangetroffen bij een politiecontrole in een seksinrichting

Wanneer er in een seksinrichting in het kader van een reguliere controle op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de Vreemdelingenwet (Vw) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) of in het kader van een strafrechtelijke opsporingsonderzoek niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen worden aangetroffen, dient de politie reeds bij geringe aanwijzing van mensenhandel de betrokken vreemdeling te wijzen op de in dit hoofdstuk omschreven rechten.

Aanwijzingen van mensenhandel kunnen op verschillende manieren worden verkregen. Na de opheffing van het bordeelverbod per 1 oktober 2000, dient een exploitant teneinde legaal een seksinrichting te mogen exploiteren te beschikken over een door de gemeente verstrekte vergunning. Voorwaarde voor een dergelijke vergunning is onder meer dat er geen vreemdelingen werkzaam mogen zijn, die niet beschikken over een geldige verblijfstitel waarmee het is toegestaan om in Nederland te werken. De aanwezigheid van een prostituee in een seksinrichting die niet beschikt over een geldige verblijfstitel kan een aanwijzing van mensenhandel zijn.

Verder kunnen de politie en andere overheidsinstanties tijdens acties die gericht zijn op illegalen ook op mogelijke slachtoffers van mensenhandel stuiten. Indien tijdens deze acties aanwijzingen worden verkregen dat mogelijk sprake is van mensenhandel dienen de vermoedelijke slachtoffers daarvan gewezen te worden op de in dit hoofdstuk omschreven procedure.

2. Vreemdelingen, die in Nederland in de prostitutie werkzaam zijn geweest, die niet over een geldige verblijfstitel beschikken en die zelf contact opnemen met de politie.

Het gaat hier om vreemdelingen die in Nederland in de prostitutie werkzaam zijn of zijn geweest en zich op eigen initiatief tot de politie wenden, omdat zij slachtoffer zijn van mensenhandel. De politie dient de vreemdeling te wijzen op de in dit hoofdstuk omschreven procedure.

3. Slachtoffers van overige in artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht als mensenhandel strafbaar gestelde feiten.

Onder uitbuiting wordt verstaan gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken of te blijven. Alleen de slachtoffers die geen geldige verblijfstitel hebben in Nederland kunnen rechten ontlenen aan de in dit hoofdstuk omschreven procedure.

4. Vreemdelingen die nog niet in Nederland werkzaam zijn geweest, die niet over een geldige verblijfstitel beschikken, maar wel mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel.

Het gaat hier over vreemdelingen die zich in Nederland bevinden en mogelijk buiten Nederland slachtoffer van mensenhandel zijn geworden, en die nog niet feitelijke in Nederland werkzaam zijn geweest. Aangezien slachtoffers van mensenhandel regelmatig van het ene naar het andere land worden gebracht, juist om de afhankelijkheid te vergroten en de opsporing te bemoeilijken komt deze doelgroep regelmatig voor. Het kan echter wel degelijk van belang zijn dat ook deze vreemdelingen ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek gehoord worden en dat zij in de gelegenheid worden gesteld om aangifte te doen. De dader kan in meerder landen actief zijn en het is ook mogelijk dat het slachtoffer met het oogmerk hem/haar hier te lande wederom te verhandelen naar Nederland is gebracht. Voor deze vreemdelingen is de bedenktijd opengesteld.

5. Vreemdelingen die nog geen toegang tot Nederland hebben gehad, maar wel mogelijk slachtoffer van mensenhandel zijn.

Het gaat hier bijvoorbeeld om vreemdelingen aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd, maar die aangeven slachtoffer te zijn van mensenhandel. Voor de strafbaarstelling in artikel 273a gelden geen territoriale beperkingen. Het kan dus wel degelijk van belang zijn dat ook deze vreemdelingen ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek gehoord worden en dat zij in de gelegenheid worden gesteld om aangifte te doen. Pas na aangifte volgt toelating. Op hen is de bedenktijd als beschreven in B9/3 niet van toepassing omdat de bedenktijd feitelijke toelating tot Nederland vereist. De overige paragrafen zijn wel van toepassing.

6. Getuige-aangevers van mensenhandel

Getuige-aangevers kunnen vreemdelingen zijn of Nederlanders die zelf werkzaam zijn in dezelfde sector als het slachtoffer. Tevens kunnen het personen zijn, die werkzaam zijn buiten deze sector en die kennis dragen van mensenhandel. Alleen de getuige-aangevers die geen geldige verblijfstitel hebben in Nederland kunnen rechten ontlenen aan de in dit hoofdstuk omschreven procedure. Op hen is de bedenktijd als omschreven in B9/3 niet van toepassing omdat de bedenktijd naar zijn aard bedoeld isom een slachtoffer uit de strafbare situatie te halen en de gelegenheid te bieden om op adem te komen en een weloverwogen beslissing tot aangifte te kunnen laten nemen.

D

Paragraaf B9/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3 Bedenktijdfase

Aan vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel, wordt een periode gegund van maximaal drie maanden, waarbinnen zij een beslissing moeten nemen of zij aangifte willen doen van mensenhandel of dat zij hiervan afzien. Gedurende die periode wordt hun verwijdering uit Nederland opgeschort en houden zij rechtmatig verblijf in Nederland op grond van artikel 8, onder k, Vreemdelingenwet. In deze periode kunnen zij op grond van artikel 11, tweede lid, onder c, Vreemdelingenwet aanspraak maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen die uitdrukkelijk aan deze vreemdelingen zijn toegekend.

De bedenktijd wordt gegeven, omdat slachtoffers van mensenhandel vaak pas na wat langere tijd hun ervaringen kunnen uiten. De bedenktijdfase staat daarom slechts open voor de eerste vier in paragraaf 2 genoemde doelgroepen. De bedenktijdfase is bovendien eenmalig en wordt niet verlengd.

Naast de opschorting van de verwijdering en de verstrekking van speciale voorzieningen wordt in deze periode ook gezorgd voor opvang en huisvesting en medische bijstand en rechtshulp.

E

Paragraaf B9/3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.3 Kosten van levensonderhoud

Nadat is vastgesteld dat het vermoedelijk slachtoffer bedenktijd wenst voor het overwegen tot het doen van aangifte, verstrekt de korpschef het aanvraagformulier voor de Regeling verstrekkingen aan bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) aan het vermoedelijk slachtoffer. De Rvb wordt verstrekt teneinde het vermoedelijk slachtoffer in staat te stellen in haar of zijn kosten van levensonderhoud te voorzien.

Gedurende de bedenktijd is het verrichten van arbeid niet toegestaan. De verklaring op de tweede bladzijde van het aanvraagformulier wordt voor de verzending ingevuld door de korpschef. Het aanvraagformulier wordt door de korpschef voorzien van een stempel. De vreemdeling die gebruik wenst te maken van de regeling stuurt het formulier na ontvangst zo spoedig mogelijk toe aan het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA).

Op grond van de Rvb is het vermoedelijk slachtoffer verzekerd tegen ziektekosten.

Het aanvraagformulier wordt eenmalig verstrekt en is geldig gedurende de drie maanden bedenktijd.

Indien tijdens de bedenktijdfase aangifte wordt gedaan dient de korpschef dit te melden aan de contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) informeert vervolgens het COA inzake deze aangifte (4.2).

De bedenktijd eindigt op het moment dat het slachtoffer aangifte van mensenhandel heeft gedaan en het proces-verbaal heeft ondertekend (B9/3.5).

Indien tijdens de bedenktijdfase het vermoedelijk slachtoffer met onbekende bestemming is vertrokken, meldt de korpschef dit per direct onder opgave van de datum van constatering aan de contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De bedenktijd eindigt op het moment dat de korpschef heeft vastgesteld dat het slachtoffer is vertrokken. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) informeert vervolgens het COA.

Indien het vermoedelijk slachtoffer gedurende de bedenktijdfase aangeeft af te zien van het doen van aangifte dan dient de korpschef dit te melden aan de contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De bedenktijd eindigt op de datum dat betrokkene afziet van het doen van aangifte. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) informeert vervolgens het COA (B9/3.5).

F

Paragraaf B9/4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.1 De aanvraag om een verblijfsvergunning

De korpschef stelt het vermoedelijk slachtoffer op het moment dat hij of zij hiertoe de wens te kennen geeft in staat aangifte van mensenhandel te doen.

De korpschef stelt de contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) direct door middel van het model ‘Kennisgeving aangifte mensenhandel en beroep op regeling B9 Vc 2000’ (model M-55) per fax van de aangifte in kennis.

De aangifte wordt ambtshalve aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, zodra deze is doorgestuurd naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

De korpschef verstrekt het bescheid rechtmatig verblijf (model 77-A Vreemdelingencirculaire; bijlage 7g Voorschrift Vreemdelingencirculaire) aan het slachtoffer van mensenhandel. Op het bescheid rechtmatig verblijf wordt aangetekend dat het verrichten van arbeid niet is toegestaan.

De contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt de korpschef per fax in kennis van de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning. Onvoorziene omstandigheden daargelaten dient binnen 24 uur nadat de aanvraag per fax door de korpschef aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is gezonden de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning te worden genomen.

De contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt het Openbaar Ministerie in kennis van de beslissing.

De contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt de burgemeester van de gemeente waar het slachtoffer woon- of verblijfplaats heeft in kennis van de beslissing. Het verblijfsdocument wordt vervolgens afgegeven door de gemeente.

Indien het noodzakelijk is, kan de korpschef het slachtoffer begeleiden bij het ophalen van dit verblijfsdocument’.

G

Paragraaf B9/4.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.5 Geldigheid van de verblijfsvergunningen

De verblijfsvergunning wordt in beginsel voor de periode van één jaar verleend. De verblijfsvergunning is geldig zolang er sprake is van een strafrechtelijke opsporings- en vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit waarvan aangifte is gedaan.

Zodra de strafzaak door het Openbaar Ministerie wordt geseponeerd of tegen de uitspraak van de rechtbank in het proces tegen de verdachte geen beroep is ingesteld dan wel het gerechtshof uitspraak heeft gedaan, komt de grond aan de verblijfsvergunning als bedoeld in B9 te ontvallen. Het Openbaar Ministerie doet hiervan melding aan de contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), alsmede aan het slachtoffer van mensenhandel.

De verblijfsvergunning wordt dan ingetrokken. Betrokkene dient Nederland uit eigen beweging te verlaten. De rechtsplicht om Nederland te verlaten blijft achterwege, indien betrokkene een aanvraag indient om een verblijfsvergunning voor een ander doel en aan de daaraan gestelde voorwaarden is voldaan(B9/4.6).

Het beroep in cassatie mag niet in Nederland worden afgewacht aangezien de Hoge Raad enkel oordeelt over de juiste toepassing van het recht en niet over de feiten.

H

Paragraaf B9/5.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.5 Geldigheid van de verblijfsvergunning

De verblijfsvergunning wordt in beginsel voor de periode van één jaar verleend. De verblijfsvergunning is geldig zolang het Openbaar Ministerie de aanwezigheid van betrokkene in Nederland noodzakelijk acht.

Zodra het Openbaar Ministerie de aanwezigheid van betrokkene in Nederland niet langer noodzakelijk acht, komt de grond aan de verblijfsvergunning als bedoeld in B9 te ontvallen. Het Openbaar Ministerie doet hiervan melding aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en aan de getuige-aangever. De verblijfsvergunning wordt dan ingetrokken. Betrokkene dient Nederland uit eigen beweging te verlaten. De rechtsplicht om Nederland te verlaten blijft, achterwege, indien betrokkene een aanvraag indient om een verblijfsvergunning voor een ander doel en aan de daaraan gestelde voorwaarden is voldaan (B9/5.6)

Het bovenstaande geldt ook als de strafzaak door het Openbaar Ministerie wordt geseponeerd of tegen de uitspraak van de rechtbank in het proces tegen de verdachte geen beroep is ingesteld dan wel het gerechtshof uitspraak heeft gedaan. Het Openbaar Ministerie doet hiervan melding aan de contactpersoon mensenhandel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), alsmede aan de getuige-aangever van mensenhandel.

I

Model M55 is aangepast.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Den Haag, 1 november 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaalInternationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

TOELICHTING BIJ WIJZIGING 2005/54

Artikel 1

A

B1/2.1.4 Arbeidsmarktaantekening

In WBV 2005/9 is de wijziging van artikel 250a in 273a van het Wetboek van Strafrecht verwerkt in hoofdstuk B9 van de Vreemdelingencirculaire. Abusievelijk is hoofdstuk B1/2.1.4 niet meegenomen. In dit wijzigingsbesluit vreemdelingencirculaire wordt deze tekstuele wijziging aangepast.

B

B1/2.1.4.1 Eerste verblijfsaanvaarding

Sinds 13 april 2005 zijn vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ‘onder beperking als genoemd in de Vreemdelingencirculaire, B9’ vrij op de arbeidsmarkt. In dit wijzigingsbesluit vreemdelingencirculaire wordt het voorbeeld bij ‘Arbeid niet toegestaan’ in B1/2.1.4.1 aangepast.

C/D

B9/2 Doelgroep en B9/3 Bedenktijdfase

Conform actiepunt 26 van het Nationaal Actieplan Mensenhandel ‘Aanvullende maatregelen van het kabinet in het kader van de aanpak van mensenhandel’ wordt in dit wijzigingsbesluit vreemdelingencirculaire de bedenktijd ook gegeven aan vreemdelingen die nog niet in Nederland werkzaam zijn geweest en die niet over een geldige verblijfstitel beschikken, maar wel mogelijk slachtoffer van mensenhandel zijn. Tevens wordt de bedenktijd gegeven aan slachtoffers van overige in artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht als mensenhandel strafbaar gestelde feiten.

De bedenktijd wordt nadrukkelijk niet gegeven aan vreemdelingen die nog geen toegang tot Nederland hebben gehad, maar wel mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel.

E

B9/3.3 Kosten van levensonderhoud

De alinea met betrekking tot de overgangsregeling van 13 april 2004 tot 13 juli 2004 komt te vervallen. Aan vreemdelingen die vóór 13 april 2004 in de bedenktijd zaten, werd door de korpschef maandelijks het aanvraagformulier voor de Regeling verstrekkingen aan bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) verstrekt. Aan vreemdelingen die vanaf 13 juli 2004 in de bedenktijd zitten, wordt het formulier eenmalig gedurende de drie maanden verstrekt. Gelet op de omstandigheid dat de overgangsregeling niet meer van toepassing is, wordt deze uit de Vreemdelingencirculaire gehaald.

F

B9/.4.1 de aanvraag om een verblijfsvergunning

Weliswaar is in B9/4.1 bepaald dat de aangifte ambtshalve wordt aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, toch dient de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) door de korpschef in kennis te worden gesteld van de aangifte middels model M55. In deze paragraaf wordt verduidelijkt dat de aangifte pas ambtshalve wordt aangemerkt als een aanvraag om het verlenen van een verblijfsvergunning, zodra deze is doorgestuurd naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

G/H

B9/4.5 Geldigheid van de verblijfsvergunning en B9/5.5 Geldigheid van de verblijfsvergunning

In deze paragrafen is de term ‘kracht van gewijsde’ komen te vervallen omdat dit voor verwarring zorgde. De bedoeling van B9/4.5 en B9/5.5 is dat alleen verblijf wordt verleend zolang er sprake is van een opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg. Beroep in cassatie is geen grond voor verblijf. Dit betekent dat: indien er door de verdachte geen beroep wordt ingesteld, er geen aanspraak meer op verblijf is. Echter, dan is de zaak nog niet in kracht van gewijsde gegaan, want ook het openbaar Ministerie kan in beroep zijn gegaan. Indien de verdachte wel beroep heeft ingesteld dan wordt de uitspraak van het Hof afgewacht. Zodra het Hof een arrest heeft afgegeven, vervalt de aanspraak op verblijf.

I

In WBV 2005/9 is de wijziging van artikel 250a in 273a van het Wetboek van Strafrecht verwerkt in hoofdstuk B9 van de Vreemdelingencirculaire. Abusievelijk is model M55 niet meegenomen. Deze omissie wordt thans hersteld.

Artikel II

Dit besluit dat met de toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze,

de directeur-generaalInternationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Bijlage

stcrt-2005-220-p11-SC72263-1.gifstcrt-2005-220-p11-SC72263-2.gif
Naar boven