Wijziging Regeling diervoeders

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 november 2005, nr. TRCJZ/2005/1940, houdende wijziging van de Regeling diervoeders ten behoeve van de uitvoering van de Diervoederhygiëneverordening en de Controleverordening (Vo. (EG) nr. 183/2005 en Vo. (EG) nr. 882/2004)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening nr. 183/2005/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne en verordening (EG) nr. 882/2004 van Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn;

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, onderdeel b, 4, 10, eerste lid, 12, 16, tweede, vierde en vijfde lid, 25, 33 en 36 van de Kaderwet diervoeders en de artikelen 24, 27 en 28 van het Besluit diervoeders;

Besluit:

Artikel I

De Regeling diervoeders1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen s en t vervallen.

2. De onderdelen u tot en met dd worden geletterd s tot en met bb.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bb (nieuw) door een puntkomma, worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

cc. verordening (EG) nr. 882/2004: Verordening (EG) nr. 882/2004 van Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU 2004, 191);

dd. verordening (EG) nr. 183/2005: Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, 35).

B

In artikel 43, onderdeel c, wordt het zinsdeel ‘per gram enzympreparaat’ vervangen door: per kilogram of liter enzympreparaat.

C

Het opschrift van hoofdstuk 6 en de artikelen 48 tot en met 67 vervallen.

D

Na artikel 73 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 1a

Regels ter uitvoering van verordening (EG) nr. 183/2005

Artikel 73a

Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften, genoemd in de artikelen 4, 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 6, eerste en derde lid, 7, eerste lid, 9, eerste en tweede lid, 11, 23, eerste lid, en 24 van de verordening (EG) nr. 183/2005.

Artikel 73b

Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet waarvoor ter uitvoering van artikel 11 van verordening (EG) nr. 183/2005 een registratie vereist is, worden aangewezen de diervoeders die vallen binnen de werkingssfeer van verordening (EG) nr. 183/2005.

Artikel 73c

1. Als toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor ter uitvoering van artikel 10 van verordening (EG) nr. 183/2005 een erkenning is vereist voor het vervaardigen of het in de handel brengen daarvan, worden aangewezen de toevoegingsmiddelen respectievelijk de vervangende voederproteïnen, genoemd in bijlage IV, hoofdstuk 1 van verordening (EG) nr. 183/2005.

2. Als voormengsels als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor ter uitvoering van artikel 10 van verordening (EG) nr. 183/2005 een erkenning is vereist voor het vervaardigen of het in de handel brengen daarvan, worden aangewezen de voormengsels bereid met toevoegingsmiddelen, genoemd in bijlage IV, hoofdstuk 2 van verordening (EG) nr. 183/2005.

3. Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor ter uitvoering van artikel 10 van verordening (EG) nr. 183/2005 een erkenning is vereist voor het vervaardigen daarvan uitsluitend voor het gebruik op eigen bedrijf of ten behoeve van het in de handel brengen, worden aangewezen de mengvoeders bereid met toevoegingsmiddelen of met voormengsels met toevoegingsmiddelen, genoemd bijlage IV, hoofdstuk 3 van verordening (EG) nr. 183/2005.

Artikel 73d

Indien aan een bedrijf een erkenning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 73c is verleend, dan is voor diezelfde activiteit geen registratie, bedoeld in artikel 73b, meer nodig.

Artikel 73e

Een besluit omtrent erkenning, dan wel wijziging daarvan, wordt genomen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 73f

1. De minister keurt de nationale gidsen voor goede praktijken, bedoeld in artikel 21 van verordening (EG) nr. 183/2005, goed voor zover de gidsen betrekking hebben op de bepalingen in verordening (EG) nr. 183/2005.

2. Ingeval in een gids richtsnoeren zijn opgenomen die aanvullend zijn ten opzichte van verordening (EG) nr. 183/2005 zijn deze richtsnoeren telkens duidelijk te onderscheiden van het deel van de gids dat betrekking heeft op verordening (EG) nr. 183/2005.

Artikel 73g

De ambtenaren, bedoeld in artikel 97, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, artikel 17, tweede lid, en de bijlagen I en II van de verordening (EG) 183/2005.

E

In artikel 78, eerste lid, worden onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

e. een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 73b, dan wel tot wijziging daarvan;

f. een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 73c, dan wel tot wijziging daarvan;

g. een aanvraag tot goedkeuring als bedoeld in artikel 73f.

F

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c, onder 6°, vervalt en wordt vervangen door twee nieuwe onderdelen, luidende:

6°. artikel 24 van verordening (EG) nr. 183/2005;

7°. elke andere communautaire maatregel, voor zover daarin is bepaald dat de controles op het voldoen aan de daarin neergelegde voorschriften plaatsvinden volgens de bepalingen van verordening (EG) nr. 882/2004.

2. Onderdeel d vervalt.

G

Artikel 82, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een document waarin de aard en de uitkomst van uitgevoerde controles zijn aangegeven en in voorkomend geval de resultaten van laboratoriumonderzoek, ingeval de producten voor het eerst in een lidstaat, niet zijnde Nederland, op het douanegebied van de Europese Gemeenschap zijn binnengebracht.

H

In artikel 84, eerste lid, wordt het zinsdeel ‘artikelen 5 en 7 van richtlijn nr. 95/53/EG’ vervangen door: artikelen 14 en 15 van verordening (EG) nr. 882/2004.

I

In artikel 86, eerste lid, wordt de zinsnede ‘in artikel 9, eerste lid van richtlijn nr. 95/53/EG’ vervangen door: in artikel 82, eerste lid, onderdeel b,.

J

Artikel 87 vervalt.

K

In artikel 88, derde lid, wordt de zinsnede ‘artikel 9 van richtlijn nr. 95/53/EG’ vervangen door: artikel 82, eerste lid, onderdeel b.

L

In artikel 89 komt het zinsdeel ‘of registratie’ telkens te vervallen.

M

In artikel 90 komt het zinsdeel ‘of registratie’ telkens te vervallen.

N

In artikel 96 wordt het zinsdeel ‘in hoofdstuk 6, paragrafen 2 en 3’ vervangen door: in artikel 73c.

O

In artikel 98, eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede ‘artikel 5 van richtlijn nr. 95/53/EG’ vervangen door: artikelen 14 en 15 van verordening (EG) nr. 882/2004.

P

In artikel 113, tweede lid wordt de zinsnede ‘op de in deze paragraaf voorgeschreven wijze,’ vervangen door: op de wijze, bedoeld in hoofdstuk 10, paragraaf 4,.

Q

Na artikel 113 wordt een nieuw artikel 113a ingevoegd, luidende:

Artikel 113a

(Overgangstermijn)

1. Een kennisgeving, aanvraag of verklaring als bedoeld in respectievelijk artikel 18, eerste, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, L 35) worden ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.

2. Met een kennisgeving als bedoeld in artikel 18, eerste lid van verordening (EG) nr. 183/2005 wordt voor wat betreft deze regeling gelijkgesteld een aanvraag als bedoeld in artikel 49, tweede lid, van de wet.

3. Ter uitvoering van artikel 18, tweede en vierde lid, van verordening (EG) nr. 183/2005 kan de Voedsel en Waren Autoriteit op basis van bij haar bekende gegevens bedrijven aanmerken als een bedrijf dat op basis van artikel 9 van verordening (EG) nr. 183/2005, een registratie nodig heeft, en dat bedrijf als zodanig registreren.

4. De Voedsel en Waren Autoriteit doet van een besluit, bedoeld in het derde lid, voor 1 januari 2006 mededeling aan de betrokkene.

5. Voor diegene die een aanvraag als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van verordening (EG) nr. 183/2005 hebben ingediend of ingevolge een besluit als bedoeld in het derde lid zijn geregistreerd, blijft artikel 73a buiten toepassing tot 1 januari 2008 danwel totdat diegene een verklaring als bedoeld in artikel 18, derde lid, van verordening (EG) nr. 183/2005 heeft overlegd.

Artikel II

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

2. Artikel I, onderdeel Q, treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Deze wijziging van de Regeling diervoeders1 (hierna: de regeling) strekt ertoe uitvoering te geven aan verordening (EG) 183/20052 (hierna: de diervoederhygiëneverordening) en verordening (EG) nr. 882/20043 (hierna: de controleverordening). Beide worden per 1 januari 2006 van toepassing op de diervoedersector. De twee verordeningen vervangen daarbij respectievelijk Richtlijn nr. 95/69/EG4 , Richtlijn nr. 95/53/EG5 en de bijbehorende uitvoeringsmaatregelen.

De diervoederhygiëneverordening bouwt voort op de Algemene Levensmiddelen Verordening (hierna: ALV), ook wel bekend als de General Food Law6 . De eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven en de traceerbaarheid van het product in alle stadia van diervoederketen zijn daarbij belangrijke uitgangspunten.

De diervoederhygiëneverordening heeft tot doel de naleving van hygiënevoorschriften voor het gebruik van diervoeders door de gehele keten heen te waarborgen. Veel bedrijven dienen alle inrichtingen waar zij met diervoeders werken, te registreren. Voorts moet een grote groep van de exploitanten zijn bedrijfsproces inrichten naar de beginselen van het Hazard analysis and Critical Control Points-systeem (HACCP).

De bepalingen van de verordening zijn van toepassing op de activiteiten van diervoederbedrijven in alle verschillende stadia, vanaf de primaire productie van diervoeders en grondstoffen daarvoor tot en met het in de handel brengen van diervoeders en het vervoederen ervan.

Slechts enkele handelingen zijn hiervan uitgezonderd in artikel 2 van diervoederhygiëneverordening, namelijk:

– de particuliere huishoudelijke productie van diervoeders voor voedselproducerende dieren voor eigen particulier gebruik, en voor niet voor de voedselproductie gehouden dieren,

– het voederen van voedselproducerende dieren, gehouden voor eigen particulier gebruik of voor de in artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU 2004, L139) bedoelde activiteiten, het voederen van niet voor de voedselproductie gehouden dieren,

– de rechtstreekse levering op plaatselijk niveau van kleine hoeveelheden primaire productie van diervoeders door de producent aan lokale veehouderijen voor gebruik op die bedrijven en de detailhandel in voeder voor huisdieren.

In de controleverordening worden voornamelijk voorwaarden geschapen voor de wijze waarop de bevoegde autoriteiten binnen lidstaten officiële controles uitoefenen op levensmidden en diervoeders. De controleverordening stelt onder andere regels vast met betrekking tot de inrichting en de uitvoering van officiële controles van de wetgeving inzake de levensmiddelen en diervoeders. Met ‘officiële controles’ wordt in dat geval bedoeld elke vorm van controle die door bevoegde autoriteiten of door de Europese Gemeenschap wordt uitgevoerd om na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen wordt nageleefd.

Er worden regels vastgesteld over de organisatie van de bevoegde autoriteiten die de controles uitvoeren, het communautair beleid ten aanzien van invoer uit en uitvoer naar derde landen, communautaire en nationale referentielaboratoria, samenwerking en financiering van de officiële controles, en communautaire en nationale handhavingsmaatregelen.

Hieronder volgt een uitgebreidere beschrijving van de inhoud en de uitvoering van de twee verordeningen en een artikelsgewijze toelichting. In deze toelichting worden slechts die delen van de controleverordening behandeld, die betrekking hebben op hetgeen in de regeling wordt geregeld.

2. Diervoederhygiëneverordening

2.1. Voorschriften en HACCP-beginselen

Alle bedrijven die binnen de werkingssfeer van de diervoederhygiëneverordening vallen, dienen zich te houden aan de algemene verplichtingen, genoemd in artikel 4 van de diervoederhygiëneverordening. Voorts deelt artikel 5 van de diervoederhygiëneverordening de activiteiten op in drie groepen activiteiten en stelt voor elke groep aparte voorschriften vast in de eerste drie bijlagen bij de verordening.

De eerste groep betreft de zogenaamde primaire productie (artikel 5, eerste lid, van de diervoederhygiëneverordening). Hieronder vallen alle activiteiten die te maken hebben met de productie van landbouwproducten, waarmee uitsluitend producten worden verkregen die na oogst, verzameling of vangst geen andere handeling ondergaan dan een eenvoudige fysieke behandeling (artikel 3, onderdeel f, van de diervoederhygiëneverordening). Daarnaast worden aan deze groep toegevoegd alle handelingen in de zin van vervoer en opslag op locatie, transport van het landbouwbedrijf naar een andere inrichting of het mengen van diervoeders op het eigen bedrijf voor eigen gebruik zonder gebruikmaking van toevoegingsmiddelen of voormengsels.

De tweede groep omvat de vervoederingsactiviteiten (artikel 5, vierde lid, van de diervoederhygiëneverordening).

De derde groep is een verzameling van alle overige handelingen inclusief transport van diervoeders. Onder deze groep vallen onder andere de activiteiten van de mengvoeder- en toevoegingsmiddelenindustrie, distributeurs en collecteurs, en het mengen van diervoeders op het eigen bedrijf uitsluitend voor eigen gebruik met gebruikmaking van toevoegingsmiddelen of voormengsels (artikel 5, tweede lid, van de diervoederhygiëneverordening).

Bijlage I, II en III van de diervoederhygiëneverordening stellen regels voor de verschillende groepen. De voorschriften hebben betrekking op de inrichting van en het onderhoud aan bedrijfsruimten, uitrusting, opslag en vervoer, de kwaliteit van het personeel en het gegevensbeheer, en de kwaliteitsbewaking ten aanzien van de productie. De voorschriften zijn slechts van toepassing voor zover ze relevant zijn voor de activiteiten die de exploitant verricht. Voor de derde van de hierboven genoemde groepen stelt artikel 6 van de diervoederhygiëneverordening dat zij een preventief risicobeoordelingssysteem invoeren op basis van de zogenaamde HACCP-beginselen. Deze beginselen gelden niet voor de primaire sector, maar de voorschriften voor de primaire sector (bijlage I bij de diervoederhygiëneverordening) zijn wel vergelijkbaar. De primaire sector zal bijvoorbeeld het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en genetisch gemodificeerd plant en zaaigoed en de administratie met betrekking tot de traceerbaarheid intensiever moeten gaan bijhouden.

Bedrijven die wel onder de verplichtingen van artikel 6 van de diervoederhygiëneverordening vallen, moeten een systeem ontwikkelen waarbinnen zij hun productieprocessen beoordelen op alle mogelijke risico’s van verontreiniging van hun product. Elk gevonden risico moet worden beoordeeld op de vraag of het risico vermeden of beperkt kan worden.

Tot slot maakt de exploitant een plan waarin alle kritische controlepunten verwerkt zijn die van belang zijn voor de preventie en beheersing van de risico’s. Hierbij kan worden gedacht aan grenswaarden, waarna moet worden ingegrepen, aan effectieve procedures voor bewaking en corrigerende maatregelen, en aan procedures waarmee het functioneren van het HACCP-systeem zelf kan worden gecontroleerd.

2.2. Registratie en erkenning

Diervoederbedrijven mogen geen producten afnemen of verkopen aan bedrijven die niet conform de verordening geregistreerd of erkend zijn (artikel 5, zesde lid, van de diervoederhygiëneverordening).

Op basis van artikel 9 van de diervoederhygiëneverordening bevat een aanvraag voor een registratie de gegevens van een inrichting en van alle activiteiten die daar verricht worden in de stadia van productie, be- of verwerking, opslag, vervoer en distributie van diervoeders.

Vervoederen wordt in deze opsomming niet genoemd. Dit betekent dat veehouders die uitsluitend diervoeders inkopen en opslaan met het oog deze zonder verdere bewerking te vervoederen, niet geregistreerd hoeven te zijn. Dit betreft een beperkt deel van de veehouders, aangezien het merendeel van de houders zelf diervoeders produceert of mengt voor eigen gebruik.

Artikel 10 van de diervoederhygiëneverordening omschrijft voor welke activiteiten een erkenning vereist is. Deze groep activiteiten blijft hetzelfde ten opzichte van de situatie van voor 1 januari 2006. Het betreft het vervaardigen, het in de handel brengen en het mengen van de in Bijlage IV bij de diervoederhygiëneverordening aangewezen toevoegingsmiddelen of voormengsels.

2.3. Gidsen voor goede praktijken

De diervoederhygiëneverordening biedt onder andere via open normstelling het bedrijfsleven de ruimte om hun verantwoordelijkheid ten aanzien van voedselveiligheid naar eigen inzicht te in te vullen.

Een aspect van open normen is dat deze op verschillende wijzen ingevuld kunnen worden. Op die manier kan een bedrijf zelf beslissen hoe het een norm implementeert. Dit leidt echter ook tot verschillen in interpretatie, niet in de laatste plaats tussen de toezichthouder en de producent.

Gidsen voor Goede Praktijken zoals bedoeld in de diervoederhygiëneverordening zijn een ‘managementtool’ dat dergelijke geschillen voortijdig kan oplossen. De gidsen zijn interpretaties van de implementatie van de diervoederhygiëneverordening.

De codes worden opgesteld door de diervoederbranche en kunnen betrekking hebben op specifieke sectoren binnen de diervoederbranche (bijv. transport of mengvoeders). De codes kunnen invulling geven aan het gehele normenkader van de diervoederhygiëneverordening of slechts aan een deel, zoals het HACCP-systeem.

Hoewel het gebruik van de codes geheel vrijblijvend en vrijwillig is, kan het gebruik van de codes individuele bedrijven veel tijd en geld besparen voor wat betreft de implementatie van de bepalingen van de diervoederhygiëneverordening.

Daarnaast kan de brancheorganisatie zijn Gids voor Goede Praktijken aan de minister ter beoordeling voorleggen. In die beoordeling wordt een oordeel gegeven over de vraag of een code een juiste invulling geeft aan de normen van de diervoederhygiëneverordening.

De diervoederhygiëneverordening stelt enkele processuele voorwaarden aan het opstellen van de Gidsen, namelijk dat zij opgesteld worden door brancheorganisaties in overleg met vertegenwoordigers van belanghebbende partijen en dat rekening wordt gehouden met de relevante richtlijnen voor de praktijk van de Codex Alimentarius (artikel 21 van de diervoederhygiëneverordening).

De diervoederhygiëneverordening omvat tevens de mogelijkheid voor brancheorganisaties om gidsen op Europees niveau te ontwikkelen. Deze communautaire gidsen worden ter beoordeling aan de Commissie voorgelegd. Omdat het gebruik van een gids vrijwillig en vrijblijvend is, kunnen communautaire en nationale gidsen voor dezelfde onderwerpen naast elkaar bestaan. Een bedrijf kiest zelf welke gids hij wenst te gebruiken.

2.4. Invoervoorwaarden

Bedrijven, die diervoeders uit derde landen willen invoeren, dienen zich er op den duur van te vergewissen dat de diervoeders die zij invoeren, afkomstig zijn van geregistreerde bedrijven uit derde landen, die door de Europese Commissie zijn toegelaten tot een Europese lijst (artikel 23 van de diervoederhygiëneverordening).

De Europese Commissie zal deze registraties gaan uitvoeren op grond van artikel 48 van de controleverordening, maar de lijsten moeten nog worden opgesteld. Totdat deze lijsten is opgesteld, blijft op grond van artikel 24 van de diervoederhygiëneverordening het oude systeem van kracht, bedoeld in artikel 6 van richtlijn 98/51/EG7 .

2.5. Overgangstermijn

Thans zijn er diervoederbedrijven die toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen bereiden of verwerken en op grond van artikel 10 van de Kaderwet diervoeders in combinatie met artikel 50 tot en met 53 van de regeling erkend of geregistreerd zijn. Vanaf 1 januari 2006 moeten alle bedrijven in de verschillende stadia van de diervoedersector erkend of geregistreerd zijn volgens de voorschriften van artikel 9 en 10 van de diervoederhygiëneverordening. De overgangsperiode tussen de inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingsregeling en 1 januari 2006 wordt beheerst door artikel 18 van de diervoederhygiëneverordening.

Bedrijven die thans erkend of geregistreerd zijn en hun activiteiten vanaf 2006 willen voortzetten, geven dat vóór 1 januari 2006 aan bij de VWA door middel van een kennisgeving (artikel 18, eerste lid, van de diervoederhygiëneverordening).

De groep erkenningsplichtigen wordt in 2006 ten opzichte van de oude situatie niet veranderd. De registratieplicht voor tussenpersonen zoals die nu geldt, vervalt en wordt vervangen door een algemene registratieplicht.

Iedereen die vóór 1 januari 2006 noch erkend, noch geregistreerd hoefde te zijn, mag na 1 januari 2006 zijn activiteiten voort zetten, mits hij vóór 1 januari 2006 een aanvraag heeft ingediend om geregistreerd te worden op grond van de diervoederhygiëneverordening (artikel 18, tweede lid, van de diervoederhygiëneverordening).

Onder de voorwaarde dat vóór 1 januari 2006 een aanvraag voor registratie is ingediend, hebben de bedrijven de periode na 1 januari 2006 om de voorschriften van de diervoederhygiëneverordening door te voeren (artikel 18, derde lid, van de diervoederhygiëneverordening). Bedrijven dienen zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor 1 januari 2008 een verklaring voor te leggen waarin zij aangeven dat aan alle eisen van de diervoederhygiëneverordening wordt voldaan.

In Hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de uitvoering van de diervoederhygiëneverordening via de onderhavige wijzigingsregeling.

3. Controleverordening

3.1. Bevoegde autoriteiten en officiële controles

Officiële controles worden, aldus de controleverordening, regelmatig en zonder voorafgaande melding verricht. Voor wat betreft de frequentie van de controles wordt onder andere rekening gehouden met vastgestelde risico’s van bepaalde branches of categorieën diervoeders, de betrouwbaarheid van de controles die het bedrijfsleven zelf uitvoert, de eventuele antecedenten van exploitanten. De uitvoering van de officiële controles zijn transparant en worden betrouwbaar en onafhankelijk uitgevoerd.

3.2. Invoer en uitvoer van en naar derde landen

De controleverordening stelt voorwaarden vast voor de invoer vanuit derde landen en creëert daaromtrent bevoegdheden voor de Europese Commissie en de lidstaten.

De Commissie verzoekt derde landen om informatie over de organisatie en het beheer van hun sanitaire controlesystemen (artikel 47 van de controleverordening). Voorts kan zij in voorgeschreven gevallen specifieke invoervoorwaarden vaststellen voor een specifiek product of derde land.

Zo is er de mogelijkheid om een exclusieve lijst op te stellen van erkende derde landen van waaruit een bepaald product ingevoerd mag worden. In de diervoederhygiëneverordening worden een dergelijke voorwaarde gesteld voor diervoeders in artikel 23.

3.3. Handhavingsmaatregelen

Tot slot bevat de controleverordening bepalingen over het toepassen van handhavingsmaatregelen door de Europese Commissie en door de lidstaten.

In het geval dat bij de bevoegde autoriteit het vermoeden ontstaat of vast komt te staan dat een exploitant de regels niet naleeft, neemt de bevoegde autoriteit alle passende maatregelen om de oorzaak te traceren, de risico’s te beheersen en om te zorgen dat de betrokken exploitant de situatie rechtzet. Deze bevoegdheden zijn geregeld in de artikelen 26 tot en met 30 van de Kaderwet diervoeders.

De Commissie kan in gevallen op basis van artikel 53 van de ALV maatregelen nemen. De controleverordening schrijft voor dat de Commissie in ieder geval maatregelen neemt indien zij over bewijzen beschikt dat het controlesystemen van een lidstaat ernstig tekortschiet, waardoor ontoelaatbare risico’s ontstaan voor mens en dier. Voordat de Commissie overgaat tot het nemen van deze maatregelen geeft zij de betrokken lidstaat een hersteltermijn (artikel 56 van de controleverordening).

4. Uitvoering in Nederlandse regelgeving

4.1. Bevoegde autoriteiten

Het systeem van de Kaderwet diervoeders (hierna: de wet)8 gaat er in eerste instantie vanuit dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegde autoriteit is ten aanzien van de diervoederregelgeving. De bevoegdheid om te beslissen over aanvragen voor erkenningen en registratie ligt krachtens artikel 10 en 11 van de wet bij de minister en is gemandateerd aan de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).

Voor het toezicht op de naleving van de diervoederregelgeving zijn de ambtenaren van de VWA en de Algemene Inspectiedienst (AID) als bevoegde autoriteit aangewezen (artikel 97 van de regeling). De ambtenaren van de douane zijn als onbezoldigde ambtenaren van de VWA aangewezen voor het toezicht op de naleving van de invoervoorwaarden ten aanzien van diervoeders (artikel 98 van de regeling. De VWA en de AID zijn dus aan te merken als bevoegde autoriteit in de zin van de controleverordening waar het de uitvoering van de officiële controles betreft.

Enkele bevoegdheden van de bevoegde autoriteit, genoemd in de controleverordening, zoals de aanwijzing van laboratoria en de regels voor monstername en analyse, zijn reeds geïmplementeerd in de regeling.

4.2. Registraties en erkenningen

De registratie- en erkenningsplicht, bedoeld in de diervoederhygiëneverordening, is met onderhavige wijziging gekoppeld aan artikel 10 van de wet. De diervoeders waarvoor registratie of erkenning vereist is, zijn daartoe aangewezen in artikelen 73b en 73c van de regeling.

Aanvragen voor registratie of erkenning worden ingevolge artikel 78 van de regeling ingediend bij de VWA. Deze bevestigt de ontvangst van de aanvraag en schrijft de gegevens na beoordeling van de aanvraag voor registratie bij in het daartoe bedoelde openbare register.

Voordat de VWA beslist een bedrijf te erkennen, doet zij eerst onderzoek ter plaatse om vast te stellen dat het bedrijf aan de eisen van de verordening voldoet (artikel 13 van de diervoederhygiëneverordening).

Als de VWA bij dat bezoek constateert dat niet aan alle voorschriften is voldaan, maar slechts aan alle eisen inzake infrastructuur en uitrusting, dan kan de VWA beslissen om voor een periode van drie maanden een voorlopige erkenning af te geven. Aan het eind van die periode wordt het bedrijf opnieuw bezocht. Naar aanleiding van dat bezoek kan de VWA beslissen om een erkenning alsnog te weigeren, de voorlopige erkenning eenmalig te verlengen met nog eens drie maanden of een volwaardige erkenning af te geven (artikel 13, tweede lid, van diervoederhygiëneverordening).

Een erkenning of registratie wordt ingetrokken indien blijkt dat de activiteit waarvoor de erkenning of registratie is afgegeven, niet langer wordt uitgevoerd of wanneer wordt aangetoond dat een inrichting waarvoor de erkenning of registratie is verstrekt, al een jaar lang niet meer voldoet aan de voorschriften (artikel 14 en 15 van de diervoederhygiëneverordening). Dit gebeurt door de VWA ingevolge artikel 14 van de wet.

De VWA houdt een register bij als bedoeld in artikel 19 van de diervoederhygiëneverordening, van de inrichtingen die erkend of geregistreerd zijn. Daarbij worden naam en zetel van betreffende bedrijf vermeld, de betreffende inrichtingen en de nummers die corresponderen met de verleende erkenningen. (artikel 80 van de regeling). Het register is openbaar en kan worden ingezien bij de VWA. Op deze wijze kan één ieder controleren of degene van wie hij producten afneemt of aan wie hij levert geregistreerd of erkend is of niet.

4.3. Gidsen voor de goede praktijken

Aanvragen voor beoordeling tot goedkeuring van een Gids voor goede Praktijk, als bedoeld in artikel 21 van de diervoederhygiëneverordening, worden ingediend bij de VWA. Na beoordeling legt de VWA de gids aan de minister voor, vergezeld van een advies over het wel of niet goedkeuren. Indien de gids (mede)betrekking heeft op de primaire sector, wordt de gids tevens aan de AID voorgelegd.

De goedkeuring van een gids betekent een akkoord met de in de gids opgenomen handelwijze betreffende de diervoederhygiëneverordening, maar de gids treedt daarmee niet in plaats van de verordening.

Het uitgangspunt voor de toezichthouders blijft de verordening, maar ook voor hen is de gids een leidraad waarmee zij efficiënter en effectiever toezicht kan houden op diervoederbedrijven. In de praktijk zal de term ‘gids voor goede praktijk’ overigens worden vervangen door de term ‘hygiënecode’. Op deze wijze wordt aangesloten bij de praktijk voor de levensmiddelen, waarin de term ‘hygiënecode’ al langer werd gebruikt.

4.4. Invoer van derde landen

Ten aanzien van de lidstaten stelt de controleverordening regels vast met betrekking tot de uitvoering van de officiële controles op diervoeders die vanuit derde landen de Europese Gemeenschap worden binnen gebracht. Deze bepalingen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke Richtlijn nr. 95/53/EG niet wezenlijk veranderd. De wijziging van de regeling betreft voor dit aspect dan ook niet meer dan een omzetten van verwijzingen naar de oude richtlijn in verwijzingen naar de controleverordening.

De uitvoeringsmaatregelen die oorspronkelijk op Richtlijn nr. 95/53/EG rustten, komen met het intrekken van die richtlijn in principe te vervallen en worden vervangen door maatregelen, die op grond van artikel 25 van de controleverordening zijn vastgesteld volgens comitologieprocedure.

Artikel 61, tweede lid, van de controleverordening voorziet in die gevallen dat een ‘nieuwe’ maatregel nog niet is vastgesteld na het van toepassing worden van de controleverordening. Voor het document, bedoeld in artikel 9 van Richtlijn nr. 95/53/EG (geïmplementeerd in artikel 82, eerste lid, onderdeel b (oud), van de regeling), is bijvoorbeeld nog geen maatregel vastgesteld. Tot dat moment blijft de richtlijn9 waarin het modelformulier voor dit document is vastgesteld, van kracht. Volledigheidshalve zijn de gevallen waarin dit document moet worden afgegeven, omschreven in het nieuwe onderdeel b van artikel 82, eerste lid, van de regeling.

Zoals reeds in paragraaf 2.4 aangehaald blijven voor de invoer van diervoeders de voorwaarden van artikel 6 van Richtlijn nr. 98/51/EG van kracht voor zolang geen uitvoering is gegeven aan artikel 23 van de diervoederhygiëneverordening. Dit betekent dat bedrijven die toevoegingsmiddelen, voormengsels, vervangende voederproteïnen of mengvoeders, waarvoor onder de Richtlijn nr. 95/69/EG een erkenning of registratie vereist was, willen invoeren, een in de Europese Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger moet hebben. Deze vertegenwoordiger moet zich laten registreren bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij is gevestigd, en moet een schriftelijk document overleggen houdende de verklaring dat het bedrijf dat hij vertegenwoordigd volgens de Europese diervoederregelgeving produceert. Tenslotte houdt hij een administratie bij van de producten die de door hem vertegenwoordigde bedrijven in de Europese Gemeenschap in het verkeer brengen.

4.5. Verhouding tot levensmiddelenregelgeving

Op 1 januari 2006 zullen ook de nieuwe Hygiëneverordeningen10 voor levensmiddelen in werking treden. De verplichtingen uit deze verordeningen lijken in verschillende opzichten op die van de diervoederhygiëneverordening. Bedrijven die activiteiten ontplooien ten aanzien van zowel levensmiddelen als diervoeders, hebben dus te maken met twee regimes. Dit betekent dat een exploitant per activiteit moet bepalen aan welke voorschriften hij moet voldoen. Inrichtingen waar verschillende activiteiten op het gebied van levensmiddelen en diervoeders worden verricht, dienen dus geregistreerd te zijn in zowel het register voor levensmiddelenbedrijven als in het register voor diervoederbedrijven.

Beide aanvragen voor deze registraties kunnen met hetzelfde formulier worden ingediend. Op deze wijze kan een bedrijf dat zowel is aan te merken als diervoederbedrijf als als levensmiddelenbedrijf, met één aanvraag beide registraties aanvragen of wijzigen.

Voorts zijn de voorschriften die voortvloeien uit de bijlagen en uit HACCP voor levensmiddelen en diervoeders van gelijksoortige aard. De VWA en de AID zullen in hun controles zoveel mogelijk rekening houden met deze overlappen.

4.6. Overgangsrecht

Het overgangsrecht van de diervoederhygiëneverordening is uitgewerkt in het nieuwe artikel 113a van de regeling. Dit laatste artikel treedt inwerking twee dagen na de publicatie van de wijzigingsregeling in de Staatscourant en dus niet per 1 januari 2006, zoals de rest van de onderhavige wijzigingsregeling.

De kennisgeving, aanvraag of verklaring zoals die in respectievelijk artikel 18, eerste, tweede en derde lid, van de diervoederhygiëneverordening worden genoemd, worden ingediend bij de VWA (artikel 113a, eerste lid).

De bedrijven die voor de inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders erkend of geregistreerd waren door het Productschap diervoeders, konden op grond van het overgangsrecht van artikel 49 van de Kaderwet diervoeders hun activiteiten voort zetten, mits zij vóór 18 oktober 2005 een aanvraag hadden ingediend voor een erkenning of registratie op grond van Kaderwet diervoeders. Met het oog op de administratieve lasten is besloten dat deze aanvraag gelijk wordt gesteld aan de kennisgeving (artikel 113a, tweede lid). Deze bedrijven hoeven geen kennisgeving meer in te dienen.

Bedrijven die vóór 2006 een aanvraag hebben ingediend, hebben tot 1 januari 2008 de tijd om de voorschriften van de diervoederhygiëneverordening in het bedrijf door te voeren. Tot die tijd blijft de strafbaarstelling van het overtreden van die voorschriften voor die bedrijven buitenwerking (artikel 113a, vijfde lid). Vóór 1 januari 2008 of zodra een bedrijf aan de voorschriften voldoet, dient het bedrijf een verklaring in bij de VWA, waarin het bedrijf verklaart dat het aan alle voorschriften van de diervoederhygiëneverordening voldoet.

Dit betekent niet dat er in de tussentijd geen controle op de hygiëne op die bedrijven zal zijn. De algemene beginselen voor gezond en zuiver diervoeder liggen besloten in de normen van artikel 2 van de Kaderwet diervoeders en de beginselen van de ALV, welke onverkort van toepassing zijn op elke activiteit binnen de diervoedersector.

Een groot gedeelte van de gegevens die de VWA nodig heeft voor de registratie, is reeds op andere plekken geregistreerd. Daarbij valt te denken aan de registers bij Dienst Regelingen (DR) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of de Basisregistratie van het Productschap Diervoeders (PDV). Ter uitvoering van artikel 18, vierde lid, van de diervoederhygiëneverordening en met het oog op de vermindering van administratieve lasten zal de VWA bij de aanvraagprocedure voor registraties en erkenningen rekening houden met deze gegevensverzamelingen (artikel 113a, derde lid).

Bedrijven die op basis van de gegevensbestanden van DR en het PDV kunnen worden aangemerkt als diervoederbedrijf welke geregistreerd moet zijn op grond van de diervoederhygiëneverordening, worden door de VWA als zodanig geregistreerd en vóór 1 januari 2006 daarvan op de hoogte gesteld (artikel 113a, vierde lid). Deze bedrijven worden vervolgens in de gelegenheid gesteld bezwaar te maken tegen het besluit aangemerkt te worden als diervoederbedrijf of tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens voor zover de Wet Bescherming Persoonsgegevens van toepassing is.

De verwerking van de gegevens is noodzakelijk voor een goede (efficiënte en lastenverminderde) vervulling van een publiekrechtelijke taak door de minister en de gemandateerde VWA en is derhalve te rechtvaardigen op grond van artikel 8, onderdeel e, van de Wet Bescherming Persoonsgegevens, voor zover de gegevens die worden verwerkt, zijn aan te merken als persoonsgegevens. De gegevens voor bovenstaande registratie worden verwerkt ten behoeve van de registratie als diervoederbedrijf. De diervoederhygiëneverordening stelt expliciet in artikel 18, vierde lid, dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met reeds bij de bevoegde autoriteit bestaande gegevens verzamelingen.

De verwerking leidt er echter in gevallen wel toe dat een bedrijf aangemerkt wordt als diervoederbedrijf, waardoor de diervoederregelgeving van toepassing wordt op dat bedrijf. Als waarborg tegen dit rechtsgevolg wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld bezwaar te maken tegen de verwerking.

5. Administratieve lasten

5.1. Diervoederhygiëneverordening

De bedrijven die onder de werkingssfeer van de diervoederhygiëneverordening vallen (circa 67.000), krijgen met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling te maken met een vermeerdering van administratieve lasten die voortvloeit uit de Europese diervoederhygiëneverordening.

Deze administratieve lasten komen voort uit de erkennings- en registratieplichten, uit de verplichtingen omtrent het HACCP-systeem en uit de voorschriften van de bijlagen bij de diervoederhygiëneverordening.

Onderverdeling groepen bedrijven

Het totale aantal bedrijven dat onder de werkingssfeer van de diervoederhygiëneverordening valt per 1 januari 2006 is ongeveer 67.000. Voor het begrip van deze paragraaf worden de bedrijven als volgt onder verdeeld:

Primaire sector (primaire productie en veehouderijen): +/– 65.000, welke weer is onderverdeeld in:

– Bedrijven die zelf diervoeders produceren of mengen voor eigen gebruik zonder gebruikmaking van toevoegingsmiddelen of voormengsels: +/– 59.000 (hierna: groep A).

– Bedrijven die uitsluitend diervoeders vervoederen en met dat doel opslaan op hun eigen bedrijf: +/– 6.000 (hierna: groep B).

– Bedrijven die diervoeders mengen voor eigen gebruik met gebruikmaking van toevoegingsmiddelen of voormengsels: 23 (hierna: groep C).

Secundaire diervoederindustrie, handelaren en transport: +/– 2000, welke weer zijn onder te verdelen:

– Bedrijven die toevoegingsmiddelen en voormengsels produceren, mengen of verhandelen: 304 (hierna: groep D).

– Bedrijven die geen toevoegingsmiddelen of voormengsels produceren, mengen of verhandelen: +/– 1700 (hierna: groep E).

Extra lasten uit registratie en erkenningenplicht

Bedrijven die onder de diervoederhygiëneverordening vallen, moeten vrijwel alle geregistreerd of erkend zijn. Het aanvragen van die registratie of erkenning en het doorgeven van wijzigingen in die gegevens, zijn administratieve lasten.

Om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden, wordt een digitaal aanvraagformulier gebruikt en maakt de VWA zoveel mogelijk gebruik van bestaande gegevensbestanden. Het formulier is zodanig ingericht dat met één aanvraag tegelijkertijd een registratie voor diervoeders als voor levensmiddelen kan worden ingediend en dat wijzigingen in gegevens met hetzelfde formulier kunnen worden doorgegeven.

Voor het invullen van het formulier en versturen heeft een aanvrager ongeveer 30 minuten nodig. Uitgaande van een uurtarief van € 30,36 betekent dat een administratieve last van € 15,18 (0,5 x 30,36).

Doordat een registratie en de wijziging daarvan door een bedrijf dat zowel diervoederactiviteiten als levensmiddelenactiviteiten ontplooit, met hetzelfde formulier kan worden aangevraagd bij de VWA, kunnen deze administratieve lasten een overlap vormen met de administratieve lasten uit de levensmiddelenhygiëneverordeningen.

Voor de reeds actieve bedrijven zijn in artikel 113a (nieuw) overgangsbepalingen opgenomen.

De groepen C en D zijn reeds op grond van artikel 10 van de wet erkend of geregistreerd. Deze bedrijven hebben op basis van artikel 49 van de wet alle een aanvraag ingediend.

Deze bedrijven hoeven voor het voortzetten van hun activiteiten, geen kennisgeving meer te overleggen (artikel 113a, tweede lid).

De groepen A en E zijn noch erkend, noch geregistreerd en moeten vóór 1 januari 2006 een aanvraag hebben ingediend voor registratie op grond van de diervoederhygiëneverordening om na 1 januari 2006 de activiteiten voort te zetten.

Het gaat hier dus om ongeveer 60.700 bedrijven. Bijna al deze bedrijven kunnen op grond van reeds bestaande gegevensbestanden en artikel 113a (nieuw), vierde lid, door de VWA worden aangemerkt als diervoederbedrijf en als zodanig worden geregistreerd. Voor zover het gaat om groep A staan deze bedrijven geregistreerd bij DR. Van groep E heeft naar schatting 98% een GMP+-certificaat. Deze bedrijven hoeven dus ook geen aanvraag meer in te dienen.

Groep B valt niet onder een registratie- of erkenningsverplichting. Het overgangsrecht heeft dank ook geen betrekking op die groep. De bedrijven in die groep hoeven geen kennisgeving of aanvraag in te dienen.

In het afgelopen jaar zijn er drie nieuwe fourageer- en handelsbedrijven bijgekomen, is één bedrijf overgenomen en is het aantal bedrijven in de primaire sector gedaald. Er zijn geen veranderingen ten aanzien van de erkende bedrijven geweest. Het is de verwachting dat ook de komende jaren het aantal mutaties binnen de groep geregistreerden en erkenden gering blijft.

Gezien het bovenstaande veroorzaken de registratie- en erkenningsplichten uit de diervoederhygiëneverordening geen administratieve lasten voor de bestaande groep diervoederbedrijven en bedraagt de administratieve last per nieuwe aanvraag € 15,18, maar deze worden slechts in geringe mate verwacht in de komende jaren.

Extra lasten uit bijlagen I en II

Bijlagen I en II bij de diervoederhygiëneverordening stellen voorschriften en verplichtingen vast voor verschillende groepen bedrijven. Deze voorschriften en verplichtingen veroorzaken administratieve lasten.

Uit bijlagen I en II vloeien verschillende verplichtingen voort met betrekking tot het bijhouden van registraties omtrent genomen maatregelen ter beheersing van risico’s. Deze verplichtingen zijn relevant voor zover ze van toepassing zijn op de activiteiten die een bedrijf ontplooit. Dit onderscheid is van belang voor de administratieve lasten, omdat bijvoorbeeld een melkveehouderij die zijn eigen diervoeders produceert en vermengt met toevoegingsmiddelen, veel meer registraties moet bijhouden dan een transporteur die het product slechts opslaat voor transport en vervoert.

Op grond van onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut (LEI)11 heeft een bedrijf dat aan de voorschriften van Bijlage I moet voldoen (groep A), ongeveer 16 uur per jaar nodig voor het bijhouden van de verschillende registers. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat er in Nederland momenteel geen gebruik wordt gemaakt van genetisch gemodificeerd plant en zaaigoed. Uitgaande van een uurloon van € 30,36 betekent dit een administratieve last van € 485,76 per bedrijf per jaar.

Hierop behoort een aantekening te worden gemaakt. De toename van administratieve lasten door de toepassing van bijlage I blijft beperkt, omdat het hier grotendeels om bestaande administratieve lasten gaat. Het bijhouden van registratie van de resultaten van eigen monsteranalyses en de bron en bestemming van producten, gebeurt reeds op grond van de verplichtingen in het kader van tracking and tracing als bedoeld in artikel 18 van de ALV.

Het bijhouden van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden en van de aanwezigheid van de plantenziektes die met die middelen worden bestreden, gebeurt reeds op grond van het Besluit geïntegreerde gewasbescherming.

Voorts houden de meeste veehouderijen deze registers ook bij in het kader van kwaliteitscontrolesystemen als het GMP+ en IKB. Daar komt bij dat de levensmiddelenhygiëneverordening (EG) nr. 852/2004 (zie paragraaf 4.5) aan de veehouderijen soortgelijke administratieve verplichtingen oplegt. De administratieve lasten die aan die verordening worden toegeschreven zijn opgenomen in de Nulmeting VWS en worden als zodanig niet aangemerkt als extra administratieve lasten veroorzaakt door het Warenwetbesluit dat verordening (EG) nr. 852 uitvoert.

De overige bedrijven, niet zijnde veehouderijen, binnen groep A (circa 1260 bedrijven) zullen gelet op het bovenstaande te maken krijgen met een verhoging van administratieve lasten van maximaal 4 uur x € 30,36 = 121,44 per bedrijf per jaar, hetgeen neerkomt op een totaal van € 153.014,40.

De activiteiten van bedrijven die aan de voorschriften van bijlage II moeten voldoen (groepen C, D en E), zijn zoals hierboven reeds aangehaald, zeer verschillend. Het is onduidelijk wat de administratieve lasten per bedrijf per jaar zullen zijn. Het LEI heeft deze lasten in haar berekeningen integraal meegenomen in de berekening van de kosten van HACCP-systeem, omdat alle bedrijven die aan bijlage II moeten voldoen, ook een HACCP-systeem moeten invoeren.

Voor de voorschriften uit bijlage II geldt dezelfde aantekening als hierboven genoemd voor de voorschriften uit bijlage I, namelijk dat de meeste administratieve lasten reeds uit andere regelgeving voortkomen en dat alle bedrijven de registers ook al bijhouden in het kader van de kwaliteitscertificeringssystemen als GMP+. In de berekeningen van toename in administratieve lasten door HACCP is met het bovenstaande rekening gehouden.

Extra lasten uit HACCP

De administratieve lasten die voortvloeien uit het toepassen van de HACCP-beginselen bestaan uit het opzetten van een registratie- en documentatiesysteem en vervolgens de tijd die nodig is om de gegevens in dat systeem bij te houden. Die gegevens zijn de resultaten van de verschillende controles die binnen het zelfcontrolesysteem op basis van HACCP worden gehouden. Daarbij kan men denken aan controles van de receptuursamenstelling, homogeniteit van mengsels en analyseplanning en resultaten.

Het opzetten van een HACCP-systeem (inzamelen expertise, gegevens en opbouwen gegevensbestand) kost een bedrijf volgens de schatting van het LEI gemiddeld 52 uur. Dit komt neer op eenmalige administratieve last van 52 x € 30,36 = € 1578,72. De groep van bedrijven die momenteel reeds actief is en dus per 1 januari 2006 een systeem moeten opbouwen, hebben echter in het kader van de kwaliteitscertificering (GMP+) al een HACCP-systeem opgebouwd. De initiële lasten van het opstarten van een HACCP-systeem zullen zich dus voor deze groep niet voordoen.

Het jaarlijks bijhouden van alle administraties op grond van Bijlage II is een geïntegreerd onderdeel in het onderhouden van het HACCP-systeem. De omvang van een HACCP-systeem en totale tijd die een bedrijf kwijt is voor het bijhouden van de registraties, verschilt sterk per bedrijf. Uitgaande van een gemiddelde van 50 uur per bedrijf per jaar komt het totaal van administratieve lasten voor groep C, D en E dan uit op 50 x € 30,36 x 2023 bedrijven = € 3.070.914,00.

Totaal

De totale verwachte administratieve lasten voor de diervoedersector die door deze regeling worden veroorzaakt, omvatten € 3.223.928,40 (153.014,40 + 3.070.914,00) ten aanzien van de naleving van de voorschiften Bijlage I en Bijlage II plus HACCP.

Daarnaast zijn de verwachte lasten voor registratie of erkenning € 15,18 per aanvraag. De verwachte lasten van het opstarten van een HACCP-systeem zijn ongeveer € 1578, 22.

5.2 Controleverordening

De controleverordening brengt geen verandering van administratieve lasten voort. De eisen die de verordening stelt zijn gericht op de inrichting van de officiële controles en de organisatie van degene die deze controles uitvoeren. Voor zover het de bepalingen omtrent de invoer van diervoeders betreft, blijven deze ongewijzigd en blijven de administratieve lasten dus ook ongewijzigd.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, C, H, K, N en O

Richtlijn nr. 95/69/EG en Richtlijn nr. 95/53/EG komen met de inwerkingtreding van de verordening te vervallen. Dientengevolge moeten alle verwijzingen naar die richtlijnen worden verwijderd of worden omgezet in verwijzingen naar de verordeningen.

Hoofdstuk 6 van de regeling omvatte de voorschriften en de procedure voor erkenningen en registraties op grond van richtlijn nr. 95/69/EG. Deze erkenningen en registraties worden geheel vervangen door de diervoederhygiëneverordening. Hoofdstuk 6 vervalt daarom. Verwijzingen naar dit hoofdstuk zijn aangepast.

Het huidige artikel 65 van de regeling bevat een vereenvoudigde procedure voor het aanvragen van een erkenning voor toevoegingsmiddelen die voor een andere toepassing reeds toegelaten zijn als diergeneesmiddel (implementatie van artikel 12 van Richtlijn nr. 95/69/EG). Deze mogelijkheid komt in de diervoederhygiëneverordening niet meer terug; derhalve is die vereenvoudigde procedure vanaf 1 januari 2006 niet meer mogelijk.

Artikel I, onderdeel B en P

Artikel 43, onderdeel c, in samenhang met artikel 41, onderdeel f, beoogt de implementatie van artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van Richtlijn nr. 70/524/EG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PbEG 1970, L 270).

In artikel 43, onderdeel c, van de regeling is de tekst in overeenstemming gebracht met genoemde artikel 16.

De procedure voor het aanvragen van een proefontheffing staat vermeld in hoofdstuk 10, paragraaf 4, van de regeling. De verwijzing in artikel 113, tweede lid, van de regeling is dientengevolge aangepast.

Artikel I, onderdeel D

Er is een nieuwe paragraaf ingevoegd in Hoofdstuk 7 Regels ter uitvoering van communautaire verordeningen, houdende de uitvoering van de erkenning- en registratieplicht op grond van de diervoederhygiëneverordening.

Artikel 73a bevat de strafbaarstelling van overtredingen van de voorschriften van de diervoederhygiëneverordening. De in het artikel genoemde artikelen van de diervoederhygiëneverordening hebben achtereenvolgens betrekking op de algemene en specifieke verplichting per categorie activiteiten (artikel 4 en 5), het HACCP-systeem en de bij HACCP behorende documentatieverplichtingen (artikel 6 en 7), de registraties en erkenningen (artikel 9 en 11) en de registratie van bedrijven die importeren uit derde landen (artikel 23 en 24).

Met de vermelding van artikel 5, eerste, tweede en vijfde lid van de diervoederhygiëneverordening worden ook de voorschriften, genoemd in Bijlage I, II en III van de diervoederhygiëneverordening onder de strafbaarstelling gebracht.

Aan de erkennings- en registratieplicht van de diervoederhygiëneverordening wordt uitvoering gegeven door deze in te passen in het huidige systeem van artikel 10 van de Kaderwet diervoeders. In de artikelen 73b en 73c worden de diervoeders aangewezen waarvoor, voor het gebruik ervan, een erkenning of registratie nodig is.

Op grond van de regeling zouden bedrijven die erkend moeten zijn, voor diezelfde activiteiten ook geregistreerd moeten zijn. Met het oog op de administratieve lasten is in artikel 73d, een uitzondering gemaakt op de registratieplicht. Bedrijven die reeds erkend zijn voor activiteiten, worden geacht ook geregistreerd te zijn.

De beslistermijn op een aanvraag voor erkenning wordt met het oog op het onderzoek ter plaatse dat moet worden verricht, op zes maanden vastgesteld (artikel 73e).

Op grond van artikel 73f kunnen gidsen voor goede praktijk ter beoordeling aan de minister worden voorgelegd.

Tot slot zijn de VWA en de AID als bevoegde autoriteit aangewezen voor wat betreft verschillende bepalingen in de diervoederhygiëneverordening.

Artikel I, onderdeel E

Aanvragen voor registratie of erkenning, of beoordeling als bedoeld in respectievelijk de artikelen 73b, 73c en 73f worden ingediend bij de VWA.

Artikel I, onderdeel F

De invoer en uitvoer van diervoeders worden geregeld op grond van artikel 16, tweede lid, van de Kaderwet diervoeders en artikel 11 en 12 van de ALV. De diervoederhygiëneverordening geeft ten aanzien van de invoer specifieke eisen (zie daarover paragraaf 2.4). Artikel 24 is opgenomen als nieuw onderdeel. Via de bepalingen van artikel 24 zijn de voorwaarden van artikel 6 van Richtlijn nr. 98/51/EG van toepassing.

Noodmaatregelen, bedoeld in artikel 9bis van richtlijn nr. 95/53/EG, kunnen nu door de Commissie worden genomen op grond van artikel 54 van de ALV. Deze maatregelen zijn al van toepassing via de vermelding van artikel 11 van de ALV in artikel 81, onderdeel c, onder 2°, van de regeling. Onderdeel d van artikel 81 van de regeling kan derhalve komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel G

Verwezen wordt naar paragraaf 4.4.

Artikel I, onderdeel I

Artikel 9 van Richtlijn nr. 95/53/EG komt met het intrekken van die richtlijn te vervallen. De VWA zal dit document blijven afgeven volgens het model, bedoeld in Richtlijn nr. 98/68/EG, uitgewerkt in artikel 82, eerste lid, onderdeel b. Artikel 86 wordt dientengevolge aangepast.

Artikel I, onderdeel J

De voorwaarden van artikel 6 van Richtlijn nr. 98/51/EG waren oorspronkelijk geïmplementeerd in artikel 87. De voorwaarden werken nu via artikel 24 van de diervoederhygiëneverordening door in de Nederlandse diervoederregelgeving. Met de opname van genoemd artikel 24 in artikel 81 (zie artikel I, onderdeel F) kan artikel 87 komen te vervallen.

Artikel I, onderdelen L en M

Met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is besloten voor de behandeling van aanvragen voor registratie in het kader van de verschillende hygiëneverordeningen geen retributies te heffen in de eerste zes maanden van het jaar 2006.

Artikel I, onderdeel Q

Verwezen wordt naar paragrafen 2.5 en 4.6.

Artikel II

De diervoederhygiëneverordening en de controleverordening worden beiden op 1 januari 2006 van toepassing. Alleen artikel 18 van de diervoederhygiëneverordening en de uitvoering daarvan in artikel 113a (artikel I, onderdeel Q) treden direct inwerking, zodat alle bedrijven vóór 1 januari 2006 hun aanvragen of kennisgevingen kunnen indienen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2004, 193; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 22 augustus 2005 (Stcrt. 2005, 165).

Naar boven