Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2005, 216 pagina 12 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2005, 216 pagina 12 | Overig |
Aan: De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)
i.a.a.:
– De Minister van Buitenlandse Zaken
– de Gevolmachtigde Minister van Aruba
– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen
– de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid
Datum: 31 oktober 2005
Ons kenmerk: INDUIT 05- 5109
Aard: Bekendmaking van voorschriften
Juridische achtergrond: Rijkswet op het Nederlanderschap; Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap
Bijlagen: Model 1.33
Geldigheidsduur: Een jaar ingaande twee dagen na publicatie in de Staatscourant
Onderwerpen: Divers/verzamel TBN
In dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN) worden 7 onderwerpen behandeld:
I Kinderen beneden de twaalf jaar en verblijfsdocument;
II Kennismigranten;
III Tussentijds geboren kinderen;
IV Wijziging van de geslachtsnaam en voornamen;
V Patronymicum;
VI Bezwaarclausule bij bevestiging optieverklaring (model 1.33);
VII Wijziging artikel 6 van de Wet betreffende de positie van Molukkers.
In de praktijk is gebleken dat op deze onderdelen de tekst van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de Handleiding) aanvulling en/of wijziging behoeft.
I Kinderen beneden de twaalf jaar en verblijfsdocument
De laatste twee zinnen van paragraaf 4 van de toelichting op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g RWN komen te vervallen en worden vervangen door de volgende twee zinnen:
“Echter, ingevolge artikel 4.21, tweede lid Vb 2000 wordt geen document anders dan bedoeld in het eerste lid, onder a of b, verstrekt aan kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld. Als er geen verblijfsdocument is, kan de toelating worden bepaald aan de hand van een uittreksel GBA waarop de verblijfstitel-gegevens van het kind vermeld staan.”
In de algemene toelichting van artikel 11, komen de laatste twee zinnen van de eerste voetnoot te vervallen en worden vervangen door de volgende zinnen:
“Echter, ingevolge artikel 4.21, tweede lid Vb 2000 wordt geen document anders dan bedoeld in het eerste lid, onder a of b, verstrekt aan kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld. Als er geen verblijfsdocument is, kan de toelating worden bepaald aan de hand van een uittreksel GBA waarop de verblijfstitel-gegevens van het kind vermeld staan.”
Artikel 4.21, tweede lid Vreemdelingenbesluit is in de huidige tekst niet geheel juist weergegeven. Uitgangspunt blijft dat alle vreemdelingen in het bezit zijn van een eigen document. Het kan echter in de praktijk voorkomen dat minderjarige vreemdelingen jonger dan twaalf jaar abusievelijk niet in het bezit zijn van een eigen verblijfsdocument.
In bijlage 3 wordt in de tabel de volgende kolom opgenomen:
Toelating voor onbepaalde tijd/geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in de volgende situatie(s) (*) | Geen toelating voor onbepaalde tijd/wel bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in de volgende situatie(s) (**) | |
---|---|---|
Verblijf als kennismigrant (artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder y, Vb 2000) | De vreemdeling is in Nederland en bezit een verblijfsvergunning van niet tijdelijke aard. | De vreemdeling verricht geen arbeid als kennismigrant meer/voldoet niet meer aan de beperking; en/of hij doet een beroep op de openbare kas. |
In bijlage 4 wordt artikel 3.4 Vreemdelingenbesluit 2000 vervangen door de meest recente en juiste versie van dat artikel.
Bij brief van 25 mei 2004 (Kamerstukken II 2003/2004, 29 200VI, nr. 164) heeft het Kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over zijn voornemen met betrekking tot de toelating van kennismigranten. Met inwerkingtreding van het Besluit van 28 september 2004 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met de toelating van kennismigranten (Stb. 2004, 481) en het Besluit van 27 september 2004 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met kennismigratie, (Stb. 2004, nr. 482) is vanaf 1 oktober 2004 verblijf van vreemdelingen als kennismigrant mogelijk.
III Tussentijds geboren kinderen
Op pag. 8-C.4 wordt aan de tweede alinea die eindigt met de woorden ”(…) tweede lid, BVVN.” de volgende paragraaf toegevoegd:
“Ten behoeve van en namens een dergelijk kind kan op grond van onderhavig artikellid tijdens de procedure van de ouder een zelfstandig naturalisatieverzoek worden ingediend. In artikel 11, vierde lid RWN is geregeld dat kinderen die tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van hun ouder(s) worden geboren op een vereenvoudigde manier zelf het Nederlanderschap kunnen verkrijgen. Uit het artikellid volgt wél dat het kind dat geboren wordt tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder, pas voor verlening van het Nederlanderschap in aanmerking komt, nadat de ouder Nederlander is geworden. Hieruit volgt echter niet dat een naturalisatieverzoek ten behoeve van het kind pas zou mogen worden ingediend nadat de ouder Nederlander is geworden. Om de procedure voor het kind te bespoedigen mag een verzoek ten behoeve van dat kind dan ook reeds tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder worden ingediend. Dit verzoek wordt op de gebruikelijke wijze behandeld, hetgeen betekent dat het verzoek aan de hierna te noemen voorwaarden moet voldoen.”
In artikel 11, vierde lid RWN is geregeld dat kinderen die tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van hun ouder(s) worden geboren, op een vereenvoudigde manier zelf het Nederlanderschap kunnen verkrijgen. Uit deze wettekst volgt dat het kind dat geboren wordt tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder, pas voor verlening van het Nederlanderschap in aanmerking komt, nadat de ouder Nederlander is geworden. Hieruit volgt echter niet – zoals thans ten onrechte nog wel eens wordt begrepen – dat een verzoek ten behoeve van het kind pas zou mogen worden ingediend nadat de ouder Nederlander is geworden. Om de procedure voor het kind te bespoedigen mag een verzoek ten behoeve van dat kind dan ook reeds tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder worden ingediend. Een dergelijk verzoek dient natuurlijk wel aan de gebruikelijke voorwaarden voor in behandelingneming te voldoen. Zo zal ten tijde van het verzoek middels bescheiden moeten worden aangetoond dat het kind toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in het Koninkrijk heeft.
IV Wijziging van de geslachtsnaam en voornamen
Op pag. C.4-5, de opsomming onder “Naamswijziging”, vervalt de tekst van de aanhef en de laatste twee gedachtestreepjes, en wordt vervangen door:
“Wijziging van de geslachtsnaam enerzijds, en wijziging van de geslachtsnaam en voornamen anderzijds, zijn mogelijk in uitsluitend de volgende gevallen:
– (…)
– (…)
– (…)
– indien de geslachtsnaam (of de geslachtsnaam én voornamen) van verzoeker moeilijk uitspreekbaar zijn (bijvoorbeeld China, Polen, Tsjechië, Slowakije). Zo kan bijvoorbeeld ‘Brzinski’ worden gewijzigd in ‘Barzinski’;
– indien de geslachtsnaam (of de geslachtsnaam én voornamen) van de verzoeker naar Nederlandse opvatting bespottelijk of onwelvoeglijk zijn.”
Het uitgangspunt is dat voor wijziging van uitsluitend de voornamen geen ruimte bestaat in de naturalisatieprocedure. De voornamen kunnen slechts gelijktijdig met de geslachtsnaam worden gewijzigd, en ook uitsluitend indien dit voor de inburgering van belang is (zie toelichting bij artikel 12, tweede lid RWN). Ingevolge artikel 1:4, vierde lid Burgerlijk Wetboek kan wijziging van de voornamen op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank. De ratio van deze restrictieve benadering in de naturalisatieprocedure is dat in zijn algemeenheid de Kroon op grond van artikel 1:7 Burgerlijk Wetboek tot wijziging van de geslachtsnaam het bevoegde bestuursorgaan is, hetzelfde bestuursorgaan dat bevoegd is tot naturalisatie. De bevoegdheid tot wijziging van uitsluitend de voornamen ligt alleen bij de rechtbank.
In de Handleiding wordt sinds 1 april 2003 in de betrokken passage een ‘en/of’-formulering gehanteerd, die onbedoeld suggereert dat de voornamen onafhankelijk van de geslachtsnaam zouden kunnen worden gewijzigd. Deze formulering is per abuis in de tekst opgenomen, en wordt met dit TBN uit de tekst verwijderd. Op 1 april 2003 heeft geen beleidswijziging plaatsgehad op het terrein van de wijziging van namen.
Reeds vanaf 1992 is in het beleid de wijziging van de voornamen gekoppeld aan de wijziging van de geslachtsnaam, en alleen dan wanneer de verzoeker te kennen geeft daaraan behoefte te hebben en dit gelet op de inburgering van belang is. Van dit laatste is bijvoorbeeld sprake indien de geslachtsnaam of de geslachtsnaam en voornamen van de verzoeker moeilijk uitspreekbaar zijn, of naar Nederlandse opvatting bespottelijk of onwelvoeglijk. In deze gevallen kunnen ofwel de geslachtsnaam alleen, ofwel de geslachtsnaam en voornamen tezamen, worden gewijzigd.
Aan het einde van de toelichting wordt een voorbeeld toegevoegd, met de volgende tekst:
Verzoeker heeft de Russische nationaliteit en bezit volgens zijn (Russische) geboorteakte een patronymicum. Hij staat (derhalve) ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) met het patronymicum. Verzoeker verklaart echter dat hij zonder het patronymicum wenst te worden genaturaliseerd. Het Russisch patronymicum is een tussennaam (‘otchestvo’ in het Russisch), gebaseerd op de eerste naam van de vader. Het Russisch patronymicum maakt geen onderdeel uit van de geslachtsnaam. Als tussennaam kan het patronymicum uitsluitend in combinatie met de geslachtsnaam worden gewijzigd dan wel vervallen, en dan uitsluitend wanneer dit voor de inburgering van belang is.”
Het Russisch patronymicum maakt geen onderdeel uit van de geslachtsnaam en valt als zodanig onder het regiem van hetgeen in de toelichting bij dit artikellid bepaald is ten aanzien van de voornamen (zie ook toelichting hierboven).
VI Bezwaarclausule bij bevestiging optieverklaring
De mogelijkheid tot bezwaar op grond van de hoofdstukken 6 en 7 Algemene wet bestuursrecht is ten onrechte niet vermeld op de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap door optie (model 1.33). Immers, ook bij een bevestiging van de optieverklaring is bezwaar mogelijk en denkbaar. In de afgelopen periode is gebleken dat de optant zich daarvan niet in alle gevallen bewust is. Met de expliciete vermelding van de bezwaarclausule op de bevestiging wordt de optant nogmaals gewezen op de hem openstaande rechtsmiddelen. De mogelijkheid tot bezwaar is wel vermeld in de kennisgeving betreffende naturalisatie.
VII Wijziging artikel 6 van de Wet betreffende de positie van Molukkers
Onderdeel q. onder de kop ‘Verkrijging van een behandeling als Nederlander’, wordt vervangen door de volgende zin:
“Het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd, en die adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland op grond van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en de adoptie tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en ten minste één der adoptiefouders behandeld wordt als Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was. In de gevallen dat artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie van toepassing is, geldt als aanvullende voorwaarde dat de Nederlandse rechter een verklaring op grond van artikel 1:26 BW heeft afgegeven (artikel 6, eerste lid Faciliteitenwet in verband met artikel 5b, eerste lid, RWN)”.
In TBN 2005/4 is vermeld dat het kind dat in het buitenland geadopteerd wordt en die adoptie voldoet aan de voorwaarden van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, behandeld wordt als Nederlander als de Nederlandse rechter een verklaring op grond van artikel 1:26 BW heeft afgegeven. Deze verklaring van de Nederlandse rechter is echter slechts vereist voor de adoptie die op grond van artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie heeft plaatsgevonden.
Onderdeel d, derde opsomming onder de kop ‘Verlies en herkrijging van de behandeling als Nederlander’, wordt vervangen door de volgende zin:
“Indien de minderjarige voldoet aan artikel 3, derde lid, of artikel 2, onder a, van de wet van 12 december 1892 op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (Stb. 268) behoudens in het geval hij een verklaring van afstand heeft afgelegd (artikel 6, eerste lid Faciliteitenwet in verband met artikel 16, tweede lid, onder d, RWN)”.
In TBN 2005/4 wordt bij onderdeel d, verwezen naar artikel 16, tweede lid, onder d, RWN, echter in het TBN is bij dat onderdeel abusievelijk de tekst van artikel 16, tweede lid, onder e, RWN vermeld.
De onderdelen van TBN 2005/4 die betrekking hebben op artikel 5, 5a, 5b en 5c RWN treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst en werken terug tot 1 januari 2005.
In TBN 2005/4 is vermeld dat de onderdelen die betrekking hebben op artikel 5, 5a, 5b en 5c terugwerken tot 1 januari 2004. Echter artikel 6 van de Wet betreffende de positie van Molukkers, waarin naar de desbetreffende artikelen wordt verwezen, is op 1 januari 2005 gewijzigd en in werking getreden.
Dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
De tekst van dit TBN wordt, voor zover relevant, zo spoedig mogelijk verwerkt in de Handleiding RWN.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk,
namens deze,
de directeur-generaal Internationale aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-216-p12-SC72128.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.