Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005

Besluit van de Minister van Justitie van 1 november 2005, nr. 5383512/505/CBK, houdende de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de openbaar vervoersbedrijven

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder c, en artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2 van dit besluit;

b. openbaar vervoersbedrijf: de vervoerder, bedoeld in artikel 1, onder k, van de Wet personenvervoer 2000, die openbaar vervoer verricht, uitgezonderd de NS Groep N.V.

Artikel 2

Maximaal het aantal personen in de bijlage bij dit besluit aangegeven medewerkers, in dienstbetrekking werkzaam bij de in de bijlage bij dit besluit genoemde openbaar vervoersbedrijven en belast met de opsporing van strafbare feiten, is aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de Wet personenvervoer 2000;

b. artikel 435, onder ten vierde, en artikel 447e van het Wetboek van strafrecht;

c. algemene plaatselijke verordeningen en het Zuidhollands verenreglement, voor zover deze verordeningen samenhangen met het vervoer van personen en voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen door het bevoegd gezag;

d. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar geldt voor het grondgebied waarop:

a. het openbaar vervoersbedrijf waarbij de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar in dienstbetrekking werkzaam is, vervoer verricht;

b. één of meer openbaar vervoersbedrijven als genoemd in de bijlage bij dit besluit vervoer verrichten, voor zover een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot controle en opsporing van strafbare feiten tussen het openbaar vervoersbedrijf, waarbij de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar in dienstbetrekking werkzaam is, en één of meer andere openbaar vervoersbedrijven is gesloten.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het arrondissement, waarin de vestigingsplaats is gelegen van het openbaar vervoersbedrijf waarbij de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam is.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps van de politieregio waarin de vestigingsplaats is gelegen van het openbaar vervoersbedrijf waarbij de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam is.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan, indien door openbaar vervoersbedrijven een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, is gesloten, in de bijlage bij dit besluit één hoofdofficier van justitie als toezichthouder en één korpschef als direct toezichthouder worden aangewezen.

Artikel 5

De buitengewoon opsporingsambtenaar beschikt over een ontheffing van het bepaalde in artikel 16, eerste lid van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, onder de navolgende voorwaarden:

a. de buitengewoon opsporingsambtenaar is bekwaam indien hij met goed gevolg alle modules van de opleidingen Boa-OV heeft voltooid;

b. de onder a. bedoelde opleiding omvat tenminste het niveau van de eindtermen zoals vastgesteld bij de Circulaire bekwaamheidseisen buitengewoon opsporingsambtenaar;

c. alle modules worden afgesloten met een eindtoets;

d. de opleiding is onderworpen aan goedkeuring door de Minister van Justitie;

e. de onder c. bedoelde toetsing van de buitengewoon opsporingsambtenaar geschiedt door een onafhankelijke examencommissie waarin een lid van het openbaar ministerie is vertegenwoordigd;

f. door middel van een systeem van periodieke toetsing of bijscholing wordt gewaarborgd dat het door de buitengewoon opsporingsambtenaar verworven kennisniveau blijft gehandhaafd.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan bevoegd zijn bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor hij is beëdigd, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, indien de noodzaak daartoe uitdrukkelijk is vastgesteld door de Minister van Justitie. De buitengewoon opsporingsambtenaar gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar uitgerust zijn met:

a. handboeien van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type;

b. een korte wapenstok van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type,

indien en voor zover de noodzaak tot het dragen van geweldsmiddelen daartoe uitdrukkelijk is vastgesteld door de Minister van Justitie.

3. De werkgever zendt meldingen van het gebruik van geweld door de buitengewoon opsporingsambtenaar toe aan de direct toezichthouder en de toezichthouder.

Artikel 7

De directeur van een openbaar vervoersbedrijf brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij het betreffende bedrijf aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het desbetreffende openbaar vervoersbedrijf;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor het examen zijn geslaagd;

d. het aantal klachten dat tegen buitengewoon opsporingsambtenaren is ingediend;

e. voor zover het openbaar vervoersbedrijf hiertoe de bevoegdheid is verleend, het aantal malen dat gebruik is gemaakt van geweld en de aard van dit geweld.

Artikel 8

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2002 wordt ingetrokken.

Artikel 9

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid geacht akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit te zijn.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2005 en vervalt met ingang van 1 december 2010.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Directoraat-Generaal Rechtshandhaving, Postbus 20301, 2500 EH, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofdBureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden, R.R. Joesoef Djamil.

Bijlage

Naam en vestigingsplaats openbaar vervoersbedrijf

Max. aantal boa’s

Toezichthouder

Direct toezichthouder

Gemeentelijk vervoersbedrijf Amsterdam

300

Hovj Amsterdam

korpschef Amsterdam-Amstelland

Gemeentelijk vervoerbedrijf RET Rotterdam

180

Hovj Rotterdam

korpschef Rotterdam-Rijnmond

HTM Den Haag

250

Hovj Den Haag

korpschef Haaglanden

GVU NV Utrecht

20

Hovj Utrecht

korpschef Utrecht

Arriva Nederland B.V. Heerenveen

90

Hovj Leeuwarden

korpschef Friesland

Stadsvervoer Dordrecht

15

Hovj Dordrecht

korpschef Zuid-Holland-Zuid

Stadsbus Maastricht B.V.

15

Hovj Breda

korpschef Midden- en West-Brabant

Novio N.V. Nijmegen

8

Hovj Arnhem

korpschef Gelderland-Zuid

NV BBA Breda

50

Hovj Breda

korpschef Midden- en West-Brabant

Hermes Openbaar Vervoer B.V. Weert

50

Hovj Roermond

korpschef Limburg-Noord

NoordNed Personenvervoer B.V.

75

Hovj Leeuwarden

korpschef Friesland

Syntus B.V. Doetinchem

50

Hovj Zutphen

korpschef Noord- en Oost-Gelderland

Connexxion N.V., waarvan deel uitmaken:

– ZWN openbaar vervoer N.V. Boskoop

– Connexxion openbaar vervoer N.V. Haarlem

– Oostnet Groep N.V. Amersfoort

300

Hovj Utrecht

Hovj Utrecht

Hovj Utrecht

korpschef Utrecht

korpschef Utrecht

korpschef Utrecht

Stadsvervoer Nederland B.V.

12

Hovj Utrecht

korpschef Utrecht

Toelichting

Onderhavig besluit strekt ertoe het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2002 integraal te herzien en opnieuw voor vijf jaar vast te stellen. In het onderhavige besluit is een aantal inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd die integrale herziening wenselijk maken. De belangrijkste wijzigingen zijn het verlenen van een zgn. semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis in artikel 5 en de formalisering van de mogelijkheid om buitengewoon opsporingsambtenaren in het openbaar vervoer uit te kunnen rusten met handboeien dan wel handboeien en wapenstok in artikel 6.

In artikel 5 van dit besluit wordt de semi-permanente ontheffing geregeld. In mijn Circulaire bekwaamheid en betrouwbaarheid buitengewoon opsporingsambtenaar wordt aan boa-werkgevers de mogelijkheid geboden om, onder voorwaarden, zorg te dragen voor een eigen opleiding gevolgd door examinering in eigen beheer (in plaats van examinering centraal via de Citogroep).

In oktober 2002 is het Aanvalsplan sociale veiligheid openbaar vervoer aangeboden aan de Tweede Kamer. In dit plan staan 22 maatregelen om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te verbeteren. Eén van die maatregelen is de specifieke opleiding voor de buitengewoon opsporingsambtenaar in het openbaar vervoer, de boa-OV opleiding.

In april 2004 heeft het bestuur van de branche-organisatie Mobis de ontwikkeling van de boa-OV opleiding ter hand genomen. De ontwikkeling van de opleiding is tot stand gekomen in samenwerking met de openbaar-vervoersbedrijven, het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Justitie. Het doel van de nieuwe boa-OV opleiding is het optimaal voorbereiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in het openbaar vervoer op de uitoefening van hun functie. De opleiding is opgebouwd uit een vijftal modules, die ieder afzonderlijk kunnen worden gevolgd en geëxamineerd of geclusterd, dan wel elke vijf jaar in één keer kan worden geëxamineerd. Voor verlening of verlenging van opsporingsbevoegdheid is vereist dat de lesstof van alle vijf modules is geëxamineerd, hetzij in aparte modules, hetzij in één keer.

De modules zijn opgebouwd uit de eindtermen welke door mijn ministerie zijn vastgesteld, aangevuld met de relevante wetgeving op het gebied van strafrecht, strafvordering en vervoersrecht, toegespitst op de functie van de controleur in het openbaar vervoer. Mobis is eigenaar van de opleiding; de leden kunnen de opleiding bij Mobis afnemen. De examens worden, onder verantwoordelijkheid van een examencommissie, afgenomen door één daartoe aangewezen examenbureau.

In artikel 6 wordt de reeds eerder genomen beslissing om het mogelijk te maken buitengewoon opsporingsambtenaren in het openbaar vervoer uit te rusten met handboeien dan wel handboeien en wapenstok geformaliseerd. In het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2002 was de mogelijkheid om buitengewoon opsporingsambtenaren in het openbaar vervoer uit te rusten met geweldsmiddelen, opgenomen in de toelichting bij dit besluit. Het toekennen van de geweldsbevoegdheid dan wel geweldsmiddelen is aan strikte voorwaarden verbonden. In de eerste plaats geldt het noodzakelijkheidsvereiste, daarnaast zijn de voorwaarden als gesteld in mijn Circulaire politiebevoegdheden en geweldsmiddelen onverkort van toepassing.

Hoewel het voor een goed functioneren van buitengewoon opsporingsambtenaren noodzakelijk kan zijn dat zij beschikken over de bevoegdheid om geweld te gebruiken of geweldsmiddelen te dragen, geldt dit niet voor alle openbaar vervoersbedrijven. Slechts daar waar de noodzaak uitdrukkelijk is aangetoond en is vastgesteld door de Minister van Justitie, kan een dergelijke bevoegdheid aan het betreffende openbaar vervoersbedrijf in een apart besluit worden toegekend. Als voorbeeld van een dergelijk besluit kunnen worden genoemd het Besluit handboeien buitengewoon opsporingsambtenaar RET 2004 en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Ondersteunende Taken van het GVB Amsterdam 2003.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de openbaar vervoersbedrijven een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is tenslotte in artikel 9 van het onderhavige besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en overige benoemingsbescheiden van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofdBureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

R.R. Joesoef Djamil

Naar boven