Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeercontrole, van de gemeente Den Haag 2005

Besluit van de Minister van Justitie van 31 oktober 2005, nr. 5383311/Justis/05, strekkende tot aanwijzing van parkeercontroleurs van Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van het hoofd Parkeercontrole van Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag van 1 september 2005;

Gelet op:

– artikel 142, eerste lid, onder b en c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– artikel 8, zevende lid en artikel 9, van de Politiewet 1993;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

– de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam in de functie van parkeercontroleur in dienst van Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de Wegenverkeerswet 1994; de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 van het RVV 1990;

b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht;

c. de verordeningen en of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Den Haag.

Artikel 4

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor hij of zij is beëdigd, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 5

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 125 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 6

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Haaglanden.

Artikel 7

1. Het Hoofd van Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie

goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

Het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeren, van de gemeente Den Haag 2000, kenmerk 5072360/DBZ/00 wordt ingetrokken.

Artikel 9

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren die in dienst zijn van Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van 27 december 2005 en vervalt op 27 december 2010.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeercontrole, van de gemeente Den Haag 2005.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 oktober 2005.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar, G.V.A. van Raaij.

Toelichting

Bij brief van 1 september heeft het Hoofd van Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag verzocht om verlenging van de categoriale beschikking betreffende de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeercontrole van de gemeente Den Haag.

Onderhavig besluit beoogt de opsporingsbevoegdheid van de met opsporingstaken belaste ambtenaren werkzaam bij de Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeercontrole, van de gemeente Den Haag met een periode van vijf jaar te verlengen. Het besluit berust op de in artikel 4, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar neergelegde bevoegdheid hiertoe over te gaan indien de noodzaak van de te hanteren opsporingsbevoegdheid aanwezig blijft. Gelezen voornoemd verzoek van het Hoofd Dienst Stadsbeheer, acht ik de noodzaak voor verlenging van de opsporingsbevoegdheid aanwezig.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeercontrole, van de gemeente Den Haag een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 9 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,

G.V.A. van Raaij

Naar boven