Wijziging Regeling subsidie voor verzorgen van onderwijs aan een hbo-lerarenopleiding

Regeling van 26 oktober 2005 houdende wijziging van de Regeling subsidie voor het verzorgen van onderwijs aan een hbo-lerarenopleiding behorende bij een instelling waar de student reeds een getuigschrift heeft behaald

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

Artikel I

Wijziging van de Regeling subsidie voor het verzorgen van onderwijs aan een hbo-lerarenopleiding behorende bij een instelling waar de student reeds een getuigschrift heeft behaald

In de Regeling subsidie voor het verzorgen van onderwijs aan een hbo-lerarenopleiding behorende bij een instelling waar de student reeds een getuigschrift heeft behaald worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met het tweede onderdeel e tot onderdelen d tot en met g, wordt na onderdeel b een nieuw onderdeel ingevoegd dat luidt:

c. lerarenopleiding: een opleiding op het gebied van onderwijs of een opleiding verzorgd door de STOAS Hogeschool, voorzover de onderwijsvraag van deze opleiding wordt vastgesteld op grond van artikel 3.3 van het Bekostigingsbesluit WHW.

B

In artikel 2 wordt ‘van de in de bijlage opgenomen lerarenopleidingen’ vervangen door: lerarenopleiding.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Vaststelling subsidieplafond

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor het jaar 2001 een bedrag van maximaal ƒ 7,44 miljoen (€ 3,4 miljoen), voor het jaar 2002 € 4,0 miljoen, voor het jaar 2003 € 4,1 miljoen, voor het jaar 2004 € 4,5 miljoen, voor het jaar 2005 € 5,45 miljoen en voor de jaren 2006 en 2007 € 6,7 miljoen op jaarbasis beschikbaar.

D

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘van de in de bijlage opgenomen lerarenopleidingen, voorzover de onderwijsvraag van deze opleiding wordt vastgesteld op grond van artikel 3.3 van het Bekostigingsbesluit WHW’ vervangen door: lerarenopleiding.

E

In de tweede volzin van artikel 6 wordt ‘na vijf jaar’ vervangen door: met ingang van 1 januari 2008.

Artikel II

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

De wijziging van de regeling heeft met name betrekking op de looptijd van de regeling en op de hoogte van het subsidieplafond. Tevens zijn enkele technische wijzigingen aangebracht, waardoor de bijlage overbodig is geworden.

Verlenging van de maatregel (artikel I, onderdeel D) is wenselijk gelet op het overheidsbeleid dat zich – gegeven de onderwijsarbeidsmarkt – richt op het werven van hoger opgeleiden die niet over een passend bewijs van bekwaamheid beschikken.

De vigerende bekostigingssystematiek maakt het voor hogescholen in sommige gevallen minder aantrekkelijk studenten uit deze doelgroep op te leiden. Een tweede studie die gevolgd wordt aan de instelling waar de student reeds een hbo-getuigschrift heeft verkregen, komt volgens het huidige bekostigingsbesluit formeel wel in aanmerking voor bekostiging, maar leidt door de werking van het model tot een te verwaarlozen en soms negatief effect op de onderwijsvraag. Een wijziging van het bekostigingsbesluit WHW dat deze ongewenste effecten zou voorkomen, wordt volgens de huidige inzichten met ingang van 1 januari 2008 gerealiseerd. Hierdoor blijft de subsidie ook in de jaren 2006 en 2007 wenselijk. Het nieuwe bekostigingssysteem zal in principe budgettair neutraal per instelling worden ingevoerd. Dat betekent, dat de parameters in het nieuwe systeem voor 2008 zo zullen worden vastgesteld, dat de uitkomst van het nieuwe systeem per hogeschool zo goed mogelijk gelijk zal zijn aan de uitkomst van het oude systeem plus het bedrag dat de hogeschool op basis van deze regeling zou ontvangen.

Het werkelijke aantal studenten dat per 1 oktober 2004 aan de voorwaarden voldeed, bedroeg 1190.

Onder de systematiek van de regeling zou dit studentenaantal bij een ongewijzigd subsidieplafond leiden tot een lagere vergoeding per student. Gelet op de ontwikkeling op de onderwijsarbeidsmarkt wordt om die reden het plafondbudget voor 2005 aangepast (onderdeel C). Bij dit plafond is rekening gehouden met de studenten voor de pilot ‘kopopleiding leraar in het hoger beroepsonderwijs’ (zie het Beleidsplan Onderwijspersoneel van juni 2004). Voor 2005 bedraagt dit aantal studenten 53.

Bij de bepaling van het subsidieplafond voor de jaren 2006 en 2007 is rekening gehouden met een beperkte toename van het aantal studenten. Inclusief 250 studenten voor de pilot ‘kopopleiding leraar in het hoger beroepsonderwijs’ is uitgegaan van 1476 studenten.

De bijlage bij de regeling diende ertoe, de subsidie te beperken tot de opleidingen uit het CROHO-onderdeel onderwijs en de landbouwlerarenopleidingen die volgens het artikel 3.3 van het Bekostigingsbesluit WHW (het onderwijsvraagmodel) worden bekostigd. Deze bijlage was in feite al overbodig geworden door de toevoeging aan artikel 4, dat met ingang van 1 januari 2004 (Gele Katern 2004, 17/18) de subsidie alleen gegeven wordt voor opleidingen die volgens het onderwijsvraagmodel worden bekostigd. De toevoeging in 2004 was aangebracht om opleidingen in op- of afbouw die volgens artikel 3.5, resp. 3.6 van de Bekostigingsbesluit worden bekostigd, uit te sluiten van de subsidie. De lerarenopleidingen speciaal onderwijs, de eerstegraads lerarenopleidingen (masteropleidingen) in algemene vakken en de tweedegraads lerarenopleiding verpleegkunde, die in onderdeel 1 van de bijlage als uitzonderingen worden genoemd, worden volgens artikel 3.4 en 3.4a van het Bekostigingsbesluit bekostigd. De lerarenopleidingen op het gebied van de kunst die volgens onderdeel 2 van de bijlage vanaf 2003 niet langer worden gesubsidieerd, worden bekostigd volgens artikel 3.3a van het Bekostigingsbesluit.

Bij het vervallen van de bijlage is het wel nodig het begrip lerarenopleiding te omschrijven. Artikel 1 van de regeling is daarom uitgebreid met een begripsbepaling van ‘lerarenopleiding’. Het begrip lerarenopleiding omvat in deze regeling de opleidingen uit het CROHO-onderdeel onderwijs en de opleiding educatie en kennismanagement groene sector, alsmede de voorgangers van deze opleiding (de laatste zeven opleidingen van de lijst in de bijlage) uit het CROHO-onderdeel landbouw en natuurlijke omgeving. De landbouwlerarenopleidingen worden verzorgd door de STOAS Hogeschool. Alleen opleidingen die volgens het onderwijsvraagmodel worden bekostigd komen voor de subsidie in aanmerking. In samenhang met deze aanpassingen zijn in de artikelen 2 en 4 de verwijzingen naar de bijlage (waarmee de bijlage dus is komen te vervallen) en naar artikel 3.3 van het Bekostigingsbesluit verwijderd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven