Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Nieuwegein 2005

Besluit van de Minister van Justitie van 31 oktober, nr. 5383062/Justis/05, strekkende tot aanwijzing van de medewerkers van de gemeente Nieuwegein tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van de gemeente Nieuwegein van 11 augustus 2005 en de daarop volgende adviezen van de korpschef van de regiopolitie Utrecht en de hoofdofficier van justitie te Utrecht;

Gelet op:

– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

– artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

– artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2;

Artikel 2

De personen, werkzaam bij de gemeente Nieuwegein, aangesteld in de functie van gemeentelijk opsporingsambtenaar zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Wet wapens en munitie; de Visserijweg 1963; de Wet op de openluchtrecreatie; de Plantenziektenwet; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; de Veewet; het Besluit gebruik meststoffen; artikel 45 luchtverkeersreglement; het Binnenvaartpolitiereglement; de Binnenschepenwet; Wegenverkeerswet 1994 (de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 RVV 1990); artikel 2, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen); de Wet op de Ruimtelijke Ordening; de Woningwet; de Monumentenwet 1988; de Drank- en Horecawet; de Huisvestingswet; de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing; de Wet openbare manifestaties; de Zondagswet;

b. de artikelen 141, 157, 158, 161, 162, 163, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 239, 266, 267, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, en 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Nieuwegein.

Artikel 4

1. De Minister van Justitie is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het politiekorps Utrecht.

Artikel 6

1. De burgemeester van de gemeente Nieuwegein brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Nieuwegein 2005.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 oktober 2005.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar, G.V.A. van Raaij.

Toelichting

De gemeente Nieuwegein hecht in toenemende mate aan controle en handhaving van de door haar opgestelde regels (verordeningen) en verstrekte vergunningen, wat bewerkstelligd dient te worden door daartoe aangewezen en goed opgeleide opsporingsambtenaren. In de uitoefening van hun functie is het noodzakelijk dat de betreffende personen opsporingsbevoegdheid krijgen. Aangezien een beroep op de politie voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden bezwaarlijk, niet mogelijk en niet wenselijk is. De politie geeft in haar kerntaken geen prioriteiten meer aan de opsporing van de door de gemeente opgestelde regels en verstrekte vergunningen.

De direct toezichthouder, de korpschef van de regiopolitie Utrecht, en de toezichthouder, de hoofdofficier van justitie Utrecht, achten de noodzaak tot verlening van de categoriale aanwijzing van de bij de gemeente Nieuwegein werkzame gemeentelijke opsporingsambtenaren aanwezig.

De Minister van Justitie

namens deze:

de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,

G.V.A. van Raaij

Naar boven