Sanctieregeling ICTY 2005

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 26 oktober 2005, nr. DJZ/BR/1044-2005, houdende beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (Sanctieregeling ICTY 2005)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad van 11 oktober 2004 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) (Pb EG L 315);

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2 en 7, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad van de Europese Unie van 11 oktober 2004 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY).

2. Het verbod te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening 1763/2004 geldt niet in gevallen waarin de artikelen 3, 4, 5 of 6 van de Verordening van toepassing zijn.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling ICTY 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, B.R. Bot.

Toelichting

Het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) is opgericht bij de Resoluties nrs. 808 en 827 van de VN-Veiligheidsraad (1993). Het ICTY heeft de bevoegdheid personen te vervolgen die zich na 1991 op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië schuldig hebben gemaakt aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.

Op 28 augustus 2003 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in Resolutie nr. 1503 alle landen verzocht de samenwerking met het ICTY te versterken en het ICTY alle nodige bijstand te verlenen, in het bijzonder om alle voortvluchtige beschuldigden voor het ICTY te brengen.

Met het oog daarop bepaalt Verordening 1763/2004 dat de tegoeden en economische middelen van voortvluchtige personen die in staat van beschuldiging zijn gesteld, moeten worden bevroren ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het ICTY. Deze maatregel heeft tot doel controle uit te oefenen op alle transacties met tegoeden en economische middelen die eigendom zijn van door het ICTY in beschuldiging gestelde personen die nog steeds voortvluchtig zijn en alle steun aan hen vanuit de Gemeenschap te verbieden.

Artikel 2 van de Verordening bevat de bevriezingsmaatregel. Artikel 3 voorziet in een ontheffingsmogelijkheid met het oog op uitgaven voor onder andere elementaire levensbehoeften en juridische ondersteuning. Voorts bestaat op grond van artikel 4 een in die bepaling nader geconditioneerde mogelijkheid tot vrijgave van tegoeden met het oog op de voldoening van claims die voorwerp zijn van een voor 14 oktober 2004 ingestelde procedure. De artikelen 5 en 6 bepalen dat het verbod in artikel 2 niet van toepassing is op bijschrijvingen op een bevroren rekening, mits de daarmee gemoeide bedragen zelf ook bevroren zullen zijn.

Artikel 7 vestigt een informatie- en medewerkingsplicht op alle betrokken personen en instellingen jegens de bevoegde autoriteiten, in het kader van de naleving van de verordening. De bevoegde autoriteit in Nederland is de Minister van Financiën, Directie Financiële Markten, afdeling Integriteit.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B.R. Bot

Naar boven