Bestuursreglement Onderzoeksraad voor veiligheid

De Onderzoeksraad voor veiligheid,

Gelet op artikel 17 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid,

Besluit:

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit Bestuursreglement wordt verstaan onder:

a. Rijkswet: de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid;

b. Rijksbesluit: het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid;

c. Besluit: het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid

d. Informatiestatuut: het Informatiestatuut Onderzoeksraad voor veiligheid;

e. Regeling: de Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid;

f. Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

g. Ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

h. de Onderzoeksraad: de Onderzoeksraad voor veiligheid zoals genoemd in artikel 2, eerste lid van de Rijkswet;

i. de raad: de raad bestaande uit de vijf leden genoemd in artikel 6 eerste lid van de Rijkswet.

Hoofdstuk 2: Organisatie

Artikel 2 Raad

1. De raad komt ten minste tien maal per jaar in vergadering bijeen en overigens zo vaak als een goede taakuitvoering dit noodzakelijk maakt.

2. Voor zover dit Reglement niet voorziet in de organisatie en werkwijze neemt de raad beslissingen ter zake.

3. De raad kan personen die geen lid zijn uitnodigen om een bepaald onderdeel van de vergadering bij te wonen.

Artikel 3 Voorzitter van de raad

1. De Voorzitter roept de raad in vergadering bijeen en geeft leiding aan de vergaderingen.

2. De Voorzitter ziet toe op de eenheid van de Onderzoeksraad en zijn organisatie.

3. De Algemeen Secretaris draagt zorg voor het secretariaat van de raad.

Artikel 4 Commissies

1. De raad besluit tot het instellen van Commissies.

2. De raad wijst een van de leden bedoeld in artikel 6 eerste lid van de Rijkswet aan als voorzitter van een commissie en een als diens plaatsvervanger.

3. In het instellingsbesluit worden geregeld de taak, de bevoegdheden en de samenstelling van een Commissie.

4. Commissies komen ten minste twee maal per jaar in vergadering bijeen en overigens zo vaak als een goede taakuitvoering dit noodzakelijk maakt.

5. Indien de hiervoor bedoelde commissies niet kunnen dienen ter begeleiding van een onderzoek, kan de raad bij de start van een onderzoek in het Plan van Aanpak voor de duur van dat onderzoek een ad hoc commissie instellen.

De samenstelling van deze commissie wordt in het plan van Aanpak aangegeven.

Hoofdstuk 3: Werkwijze van de raad

Artikel 5 Vergaderingen

1. De Voorzitter van de raad roept een vergadering bijeen zodra hij dit noodzakelijk acht voor een goede taakvervulling van het college dan wel op verzoek van twee of meer leden.

2. De Voorzitter van de raad bepaalt in overleg met de Algemeen Secretaris, datum, uur en plaats van de vergadering.

3. De Voorzitter van de raad stelt de agenda van de vergadering vast in overleg met de Algemeen Secretaris.

Artikel 6 Besluitvorming

1. Over voorstellen van orde wordt bij voorrang beslist.

2. Indien met betrekking tot een te nemen beslissing wordt gestemd, heeft ieder lid van de raad één stem.

3. De raad neemt beslissingen bij meerderheid van stemmen in een vergadering waaraan ten minste door de helft van de leden wordt deelgenomen. Indien de stemmen staken heeft de Voorzitter een doorslaggevende stem.

4. Indien een meerderheid van de leden niet aan een vergadering deelneemt, worden de te nemen beslissingen in de eerstvolgende raadsvergadering aan de orde gesteld. In deze vergadering neemt de raad beslissingen bij meerderheid van de deelnemende leden, ongeacht hun aantal. Indien de stemmen staken heeft de Voorzitter een doorslaggevende stem.

5. Over alle zaken wordt mondeling gestemd. De Voorzitter kan echter beslissen dat stemmingen over personen geheim en schriftelijk plaatsvinden.

6. De raad betrekt de daarvoor in aanmerking komende commissie(s) bij besluiten die verband houden met een concreet voorval.

7. Overigens kan de raad beslissingen nemen in een schriftelijke procedure. Daarbij dienen tenminste drie van de leden, waaronder in ieder geval de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en het bij het onderwerp meest betrokken lid van de raad, te reageren en in te stemmen met betrekking tot de te nemen beslissing.

Indien één of meer leden daarom verzoeken wordt de te nemen beslissing in de eerstvolgende raadsvergadering behandeld.

8. De Algemeen Secretaris is belast met de uitvoering van de beslissingen van de raad in overeenstemming met het daaromtrent door de raad bepaalde.

Artikel 7 Verslaglegging

1. De Algemeen Secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van het behandelde ter vergadering in de raad. Het verslag bevat ten minste:

a. een opgave van de leden en van de eventuele andere personen die aan de vergadering deelnemen;

b. de onderwerpen die ter vergadering zijn behandeld;

c. de beslissingen die ter zake zijn genomen met, indien daarover is gestemd, vermelding van de uitslag van de gehouden stemming.

2. Een lid van de raad dat zich niet kan verenigen met een genomen beslissing, kan daarvan een aantekening in het verslag doen opnemen met vermelding van zijn overwegingen ter zake.

3. De Algemeen Secretaris zendt het verslag binnen twee weken na de vergadering toe aan de leden en aan de eventueel andere personen die aan de vergadering hebben deelgenomen. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering na verzending, door de raad al dan niet gewijzigd vastgesteld en vervolgens elektronisch opgeslagen op een zodanige wijze dat daar geen wijzigingen in kunnen worden aangebracht.

Artikel 8 Protocol voor de behandeling van meldingen

1. De raad stelt een werkwijze vast met concrete gedragslijnen inzake de behandeling van aan de Onderzoeksraad gedane meldingen van voorvallen.

2. In deze werkwijze wordt verzekerd dat meldingen van relevante voorvallen de Voorzitter van de raad, dan wel degene die daartoe door de voorzitter is gemandateerd, terstond kunnen bereiken, opdat deze het daarheen kan leiden dat zonodig terstond een beslissing omtrent het (voorlopig) instellen van een onderzoek wordt genomen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 41, lid 2 van de Rijkswet.

3. In de werkwijze wordt verder verzekerd dat beslissingen en maatregelen in het kader van een onderzoek van een ongeval of incident worden genomen in overleg met de Algemeen Secretaris of een daartoe gemandateerde medewerker van het bureau.

Artikel 9 Draaiboek voor het primaire werkproces

1. De raad stelt een draaiboek vast waarin zo concreet mogelijk wordt aangegeven welke stappen door of binnen de raad, de Commissies en het Bureau, worden gevolgd vanaf het moment van ontvangst van een aan de Onderzoeksraad gedane melding tot en met het uitbrengen van een eindrapport.

2. De raad behandelt tenminste op drie cruciale momenten de ontwikkeling van elk onderzoek dat in behandeling is.

Artikel 10 Klachten

1. De Algemeen Secretaris is belast met het behandelen van klachten overeenkomstig de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 9 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

2. Indien de Algemeen Secretaris betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht behandeld door een lid van de raad dat daartoe is aangewezen op voorstel van de Voorzitter.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 11 Wijziging van het Reglement

1. De raad kan besluiten dit Reglement te wijzigen.

2. Zolang de Minister een wijziging niet heeft goedgekeurd, blijft het Reglement van kracht.

Artikel 12 Citeertitel en publicatie

1. Dit Reglement kan worden aangehaald als Bestuursreglement Onderzoeksraad voor veiligheid.

2. Dit Reglement zal, na goedkeuring door de Minister, in de Staatscourant worden geplaatst.

Vastgesteld op 7 september 2005.

De Onderzoeksraad voor veiligheid,
De Voorzitter,
Mr. Pieter van Vollenhoven.
De Algemeen Secretaris,
Mr. I. Visser.

Toelichting

Het Bestuursreglement regelt de organisatie en de werkwijze van de Onderzoeksraad voor veiligheid ter nadere invulling van wat de Rijkswet en de uitvoeringsregelingen daarover bepalen.

De begripsbepalingen in het begin van het reglement beogen niet een volledig overzicht te geven van alle gebruikte begrippen doch uitsluitend omvangrijke omschrijvingen en verwijzingen overbodig te maken. Naast de hogere regelingen waarnaar wordt verwezen, zijn slechts die begrippen gedefinieerd waaraan in het reglement een specifieke betekenis wordt toegekend.

Dit betreft met name de begrippen ‘Onderzoeksraad’ en ‘raad’. Met de Onderzoeksraad wordt de gehele organisatie bedoeld, bestaande uit de permanente leden, de buitengewone leden en het ondersteunende bureau. Indien alleen sprake is van ‘de raad’ worden de vijf permanente leden bedoeld als genoemd in artikel 6 eerste lid van de Rijkswet, zij vormen de kern van de organisatie en vervullen tevens de beheersmatige taken.

De Memorie van Toelichting bij de Rijkswet vermeldt: ‘Het is in beginsel aan de raad, uiteraard met als toetssteen de vereiste deskundigheid, om te bepalen welke buitengewone leden zij bij specifieke werkzaamheden betrekken.’

Er is voor gekozen dit ‘betrekken’ te doen via de commissies die de raad kan instellen en waarin de buitengewone leden met hun meer sectorgerichte deskundigheid zitting hebben. Daar vindt feitelijk de begeleiding plaats van de onderzoeken die worden ingesteld.

Teneinde te waarborgen dat niet alleen de buitengewone leden bij de onderzoeken zijn betrokken maar dat ook de permanente leden dat zijn, is opgenomen dat de raad tenminste op drie cruciale momenten de ontwikkeling van die onderzoeken behandelt. Gedacht moet worden aan de start van een onderzoek en bepaling van de reikwijdte ervan, en de vaststelling en openbaarmaking van de uiteindelijke rapporten. Bij die behandeling staat het de permanente leden die tevens als commissievoorzitter optreden, vrij zich te laten vergezellen van buitengewone leden uit de commissie die het onderzoek heeft begeleid.

De instelling van de commissies geschiedt in beginsel aan de hand van de indeling in een tiental sectoren waarmee het zeer brede werkterrein van de Onderzoeksraad wordt bestreken.

Verder worden in het reglement diverse meer ‘huishoudelijke’ zaken geregeld zoals de wijze van besluitvorming en verslaglegging.

Naar boven