Wijziging enkele regelingen onder de Spoorwegwet

Regeling tot wijziging van de Regeling keuring spoorvoertuigen, de Regeling hoofdspoorweginfrastructuur, de Regeling spoorverkeer en de Regeling spoorwegpersoneel in verband met de voltooiing van de implementatie van Richtlijn 2004/26/EG en in verband met enkele technische wijzigingen

25 oktober 2005

Nr. HDJZ/S&W/2005-1871

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 2004/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 (PbEU L146) tot wijziging van richtlijn nr. 97/68 EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigde gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, op de artikelen 4, eerste lid, en 6 van het Besluit keuring spoorvoertuigen, op artikel 2 van het Besluit spoorweginfrastructuur, op de artikelen 1, onderdeel e en 12, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit spoorverkeer, alsmede op de artikelen 26 en 27 van het Besluit spoorwegpersoneel;

Besluit:

Artikel I

De Regeling keuring spoorvoertuigen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 13 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

Spoorvoertuigen die zijn voorzien van een eigen voortbewegingsinrichting voldoen voor wat betreft luchtverontreiniging aan de goedkeuringseisen van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines.

B

In bijlage 1, onderdeel 11, sub c, behorend bij artikel 3, wordt ‘DIN 52305, 52335, 52336’ vervangen door: DIN 52305, DIN ISO 3538.

Artikel II

In artikel 20, eerste lid, van de Regeling hoofdspoorweginfrastructuur wordt ‘EN nr. 50376’ vervangen door: EN nr. 50367.

Artikel III

De Regeling spoorverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘van apparatuur in de cabine’ vervangen door: van apparatuur in de cabine en in de technische ruimten.

B

Na artikel 40 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 7a

Afmeting van de lading

Artikel 40a

Het profiel, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit Spoorverkeer, is opgenomen in bijlage 8.

C

In bijlage 1, behorende bij artikel 5, vervalt in het aldaar opgenomen schema, onder nummer 4.4.2., ‘of op de las gescheurd’.

D

Bijlage 6, behorende bij artikel 38, wordt vervangen door bijlage 1 bij deze regeling.

E

In bijlage 7, behorende bij artikel 39, wordt ‘Rotterdam CS’ vervangen door: Rotterdam Centraal.

F

Na bijlage 7 wordt een bijlage toegevoegd die overeenkomt met bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel IV

De Regeling spoorwegpersoneel wordt als volgt gewijzigd:

A

In de tabel van bijlage 1, behorende bij artikel 3, vervalt de kolom ‘machinist met minimale bevoegdheid’.

B

In de tabel van bijlage 2, behorende bij artikel 4, vervalt de kolom ‘machinist met minimale bevoegdheid’.

Artikel V

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen 1 en 2, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en bij de divisie Rail van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat.

Den Haag, 25 oktober 2005.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt tot voltooiing van de implementatie van richtlijn nr. 2004/26 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 (PbEU L146) tot wijziging van richtlijn nr. 97/68/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigde gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (hierna: richtlijn 2004/26). Tevens strekt deze wijzigingsregeling tot uitvoering van het Besluit spoorverkeer voor wat betreft het vaststellen van een profiel voor de afmetingen van de lading van een spoorvoertuig. Ten slotte behelst deze regeling enkele technische wijzigingen van enkele ministeriële regelingen behorende bij de Spoorwegwet (Stb. 2003, 264).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Met het Besluit van 11 mei 2005, houdende wijziging van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines en Binnenschepenbesluit (Stb. 2005, 246) is inhoudelijk uitvoering gegeven aan richtlijn 2004/26. Dit besluit is 20 mei 2005 in werking getreden. Hiermee is naast een verdere verlaging van de grenswaarden van de emissies van de motoren met compressieontsteking, de introductie van emissienormen voor spoorwegtoepassingen effectief geworden. Hiermee wordt de milieuvriendelijkheid van deze wijze van vervoer bevorderd. Aangezien deze emissienormen voor spoorwegtoepassing nieuw zijn, is aanpassing van betreffende regelgeving noodzakelijk.

Voor de volledige implementatie van de richtlijn 2004/26 is een wijziging noodzakelijk van de Regeling keuring Spoorvoertuigen. Hiervoor wordt aan paragraaf 3 van de Regeling keuring spoorvoertuigen betreffende aanvullende goedkeuringseisen spoorvoertuigen een artikel (13a) toegevoegd, dat bepaalt dat spoorvoertuigen moeten voldoen aan de emissienormen opgenomen in het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines. De betekenis van de opname van deze goedkeuringseis aan spoorvoertuigen is dat nieuwe spoorvoertuigen (en de daarin opgenomen dieselmotoren) dienen te voldoen aan de emissienormen. Deze emissienormen worden gefaseerd strenger. De eerste emissienormen zijn per 1 juli 2005 effectief geworden. Vanaf 1 januari 2006 mogen deze spoorvoertuigen niet meer verkocht worden. De strengste emissienorm zal voor spoorvoertuigen in 2011 effectief worden.

Artikel III, onderdeel A

De betreffende verzegelde apparatuur is bij verschillende spoorvoertuigen niet alleen in de cabine ondergebracht, maar ook in technische ruimten, zoals kasten en machinekamers. Dat maakt een uitbreiding noodzakelijk van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, waar alleen gesproken werd over de cabine.

Artikel III, onderdeel B

Ingevolge artikel 12, eerste lid van het Besluit spoorverkeer is het verboden met een spoorvoertuig over een hoofdspoorweg te rijden indien de lading daarvan buiten het bij ministeriële regeling vastgestelde omgrenzingprofiel voor spoorvoertuigen uitsteekt. De bepaling is opgenomen omdat uitstekende lading bijvoorbeeld schade kan veroorzaken aan de infrastructuur. In de praktijk komt veelvuldig de situatie voor dat een lading wordt vervoerd die buiten het profiel uitsteekt. Artikel 12, tweede lid, regelt dat onder bepaalde voorwaarden dit vervoer mogelijk is. Eén van deze mogelijkheden is dat de lading binnen een bij ministeriële regeling vastgesteld profiel blijft (artikel 12, tweede lid, onderdeel a). Dit profiel, in de sector ook wel aangeduid als ‘rode meetgebied’ of bijzonder ladingomgrenzingsprofiel, is reeds toegelicht in het Besluit Spoorverkeer (Stb. 2004, 622, pagina 19 en 20). Dit profiel wordt nu toegevoegd aan de Regeling spoorverkeer.

Artikel III, onderdeel C

In bijlage 1 zijn in het schema onder 4.4.2 als afkeurcriteria opgenomen ‘mangaatslijtplaat los of ontbreekt of op de las gescheurd’. Het afkeurcriterium ‘of op de las gescheurd’ komt te vervallen, omdat dit ertoe kan leiden dat beladen wagens uit de trein moeten worden gezet, terwijl er voor de veiligheid geen direct gevaar is. Deze veiligheid is reeds voldoende gegarandeerd door het feit dat de slijtplaat niet los mag zijn of ontbreken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 2004, 248.

Naar boven