Kader voor de ‘Adviesgroep Vmbo’

5 oktober 2005

VO/OK/2005/42093

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor de periode van 1 september 2005 tot 1 augustus 2008 de Adviesgroep vmbo in.

De Adviesgroep Vmbo werkt binnen de landelijke beleidskaders van Koers VO en de notitie Vmbo, het betere werk.

Scholen voor vmbo vragen structureel ruimte om nieuwe onderwijsprogramma’s samen te stellen of te ontwerpen. Het laatste veelal in een regionale context waarin vmbo-scholen samen met een ROC/AOC en bedrijven of organisaties van het bedrijfsleven initiatieven ontwikkelen. Het landelijk beleid voor het vmbo koerst ook op meer ruimte voor scholen om het eigen onderwijsaanbod te bepalen. Niet als doel op zich, maar om scholen meer mogelijkheden te bieden om voor hun leerlingen maatwerk aan te brengen in het onderwijsaanbod en zo een doorlopende leerlijn te realiseren. Ook samenwerkingsrelaties met de omgeving (bedrijfsleven, vervolgonderwijs) vragen om meer handelingsruimte voor de scholen.

De behoefte aan meer mogelijkheden voor scholen om het eigen onderwijsaanbod te bepalen stuit zowel op bestaande regelgeving over procedures als op regels over de structuur en de inhoud van het onderwijsaanbod in het vmbo. Zo heeft een school toestemming nodig om een bepaald beroepsgericht programma te mogen aanbieden (procedure), is er in principe een eindige lijst van vakken of programma’s die kunnen worden aangeboden en zijn andere programma’s niet toegestaan (inhoud), kunnen de vakken alleen in bepaalde combinaties in een eindexamen worden afgesloten en zijn afwijkende combinaties niet toegestaan (structuur). Bestaande regelgeving biedt echter ook voordelen en garanties die het behouden waard zijn: inzichtelijkheid, kwaliteit, civiel effect.

Op het gebied van de programmering in het vmbo zijn er een aantal actuele ontwikkelingen die de concrete vragen oproepen naar de voorwaarden voor de handelingsruimte voor scholen.

De behoefte om het onderwijs meer praktijknabij te maken en vmbo-scholen en regionaal bedrijfsleven meer op elkaar te betrekken, vraagt om regionale invulling van bestaande programma’s, mogelijk zelfs om regiospecifieke programma’s. Aan welke eisen zouden dergelijke programma’s moeten voldoen? Onder welke voorwaarden zou een school een dergelijk programma mogen aanbieden?

Op dit moment worden in een experimentele setting nieuwe programma’s ontwikkeld die de afdelings- en sectorstructuur van het vmbo doorsnijden. Hoe ver kunnen en moeten we daarin gaan? Wat zijn de kansen? Wat zijn de risico’s?

De zorg om het voortijdig schoolverlaten in vmbo en mbo leidt tot meer nadruk op het belang van een doorlopende leerweg voor de leerling, vooral in de basisberoepsgerichte leerweg. In het mbo is een ontwikkeling naar meer competentiegericht onderwijs. Er is behoefte aan een bezinning op de consequenties daarvan voor het onderwijs in het vmbo. Waarop moeten we onze inspanningen richten om de doorlopende leerlijn voor de leerling te realiseren?

In het spanningsveld tussen ruimte en regels, tussen vrijheid en garanties wil de overheid samen met de scholen, het vervolgonderwijs en het bedrijfsleven zoeken naar een nieuwe, ruimere begrenzing van de mogelijkheden van scholen om het eigen aanbod te bepalen. Om deze taak uit te voeren stelt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor de periode van 1 september 2005 tot 1 augustus 2008 de Adviesgroep Vmbo in. De Adviesgroep Vmbo werkt binnen de landelijke beleidskaders van Koers VO en de notitie Vmbo, het betere werk.

Taken

De Adviesgroep Vmbo heeft de volgende taken:

1. Het samen met scholen, vervolgonderwijs en bedrijfsleven zoeken naar ruimere mogelijkheden voor scholen om het eigen onderwijsaanbod te bepalen.

Richtpunt is het belang van leerlingen bij maatwerk en een doorlopende leerlijn naar het mbo. Het belang van leerlingen staat ook voorop bij de achterliggende vraag op welke manier de garanties voor kwaliteit, inzichtelijkheid, toegankelijkheid en civiel effect in de nieuwe situatie geboden kunnen worden.

In het algemeen leidt het streven naar de mogelijkheid voor scholen om nieuwe en vernieuwde programma’s te ontwerpen en aan te bieden tot vragen op het niveau van de individuele programma’s en op het niveau van het overzicht over het geheel, tot vragen over de procesvereisten en tot meer inhoudelijke vragen:

- Aan welke vereisten moet het proces voldoen waarmee een nieuw (regionaal) programma tot stand komt? Te denken valt aan betrokkenheid andere scholen in de regio, onderzoek naar draagvlak in de regio, betrokkenheid ouders en leerlingen, bedrijfsleven, provincie, gemeente, e.d., (kwaliteit van) kostenafweging, doelmatigheid.

- Hoe is de relatie met bestaande procedures voor planning, intrasectorale programma’s, regionale arrangementen?

- Aan welke eisen moet het programma voldoen? Te denken valt aan garantie voor inhoudelijke kwaliteit, borging van het bij de leerweg passende niveau, leermiddelenvoorziening, vereiste bekwaamheden leraren, doorstroming naar een/het ROC/AOC, landelijk civiel effect, relevantie voor de arbeidsmarkt, potentiële belangstelling.

- Hoe kan de herkenbaarheid van de programma’s worden gegarandeerd, voor vervolgonderwijs en bedrijfsleven in het hele land? Hoe kan het onderwijsaanbod landelijk inzichtelijk en overzichtelijk blijven bij een toenemende beleidsruimte voor scholen?

- Door wie en hoe moet worden getoetst of proces en programma aan de voorwaarden voldoen?

2. Op grond van de uitkomsten de minister rapporteren over breed gedragen criteria en kaders waarbinnen de nieuwe beleidsruimte voor scholen kan functioneren.

In de tijd gezien ligt de prioriteit bij de procesvragen. In april 2006 wordt hierover een richtinggevende rapportage verwacht. Daarin worden ook wenselijke vervolgactiviteiten aangegeven.

3. Het ondersteunen van (samenwerkingsverbanden van) scholen bij het invullen van die beleidsruimte in samenhang met de omgeving en het afnemende veld.

Dit behoort vanaf het begin tot de taken van de Adviesgroep. De invulling zal echter pas in de loop van het proces kunnen plaatsvinden en voor een belangrijk deel gebaseerd moeten worden op de rapportage van april 2006.

Samenstelling

De Adviesgroep Vmbo bestaat uit:

- een projectleider

- een secretaris

- drie leden, afkomstig uit vmbo-scholen of anderszins nauw betrokken bij het vmbo.

- een kringgroep van ca. 15 deeltijdleden (0,1 fte), afkomstig uit een breed veld van belanghebbenden en deskundigen. Deze groep heeft de taak om in alle fasen van de werkzaamheden integraal mee te denken en mee te werken. De functie is vooral de inbreng van scholen, vervolgonderwijs en bedrijfsleven in het werk van de Adviesgroep vmbo te verweven zo ook voor een breed draagvlak te zorgen. Leden nemen op persoonlijke titel deel.

Als projectleider wordt benoemd de heer D. van der Spoel.

Werkwijze

De Adviesgroep Vmbo werkt volgens de opdracht interactief met scholen, vervolgonderwijs en bedrijfsleven.

De Adviesgroep Vmbo betrekt scholen in een interactief proces in de uitvoering van haar taken. De interactiviteit richt zich op de verschillende betrokkenen binnen de school: schoolleiders, ouders en leerlingen, leraren, coördinatoren, bestuurders. Organisaties die al op andere manieren betrokken zijn in het besluitvormingsproces horen niet tot de primaire doelgroep.

Interactiviteit houdt tweerichtingsverkeer in. Het betekent niet alleen halen, ook brengen; niet alleen wensen indienen, ook meedenken. Het veronderstelt betrokken activiteit van twee kanten. De groep hanteert communicatievormen die scholen activeren om mee te denken. Omgekeerd is daarvoor nodig dat de groep zich open opstelt en toegankelijk is voor betrokkenen binnen scholen en daarbuiten.

Voor de samenhang met ontwikkelingen in het vervolgonderwijs onderhoudt de groep in ieder geval contacten met het Gemeenschappelijk Procesmanagement Herontwerp/Kwalificatiestructuur mbo.

Voor de bredere inbreng vanuit de samenleving stelt de Adviesgroep Vmbo een resonansgroep samen waarin verschillende belanghebbenden van buiten het directe onderwijsveld zijn vertegenwoordigd. Over de manier waarop de inbreng wordt georganiseerd worden tussen Adviesgroep Vmbo en resonansgroep nadere afspraken gemaakt.

Ondersteuning

De Adviesgroep Vmbo wordt voor administratie, logistiek, huisvestingszaken en (financieel) beheer ondersteund door de Stichting Ondersteuning Projecten in Overheidssectoren (SOPO) te Den Haag.

Afstemming met andere projecten

De Adviesgroep Vmbo stemt de activiteiten in ieder geval af met de activiteiten die worden ontplooid in het kader van:

• het Platform Beroepsonderwijs;

• de nieuwe kwalificatiestructuur en het herontwerp mbo;

• de experimenten vmbo-mbo;

• de globalisering examenprogramma’s vmbo en de overige activiteiten in verband met de uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs;

• de activiteiten van het platform beroepsgerichte vakken (inclusief ‘groen’);

• het Deltapunt Bèta-Techniek;

• het proces naar meer vrijheid in de planningsprocedure;

• het Innovatieprogramma VO van Schoolmanagers_VO;

• de beleidsreactie op het rapport Beroepswijs Beroepsonderwijs van het Innovatieplatform (rapport Leijnse).

Afstemming houdt in dat op basis van onderlinge uitwisseling van informatie raakvlakken worden verkend en wordt gezocht naar mogelijkheden voor een inzichtelijke en consistente lijn in de ontwikkelingen.

Externe contacten

De Adviesgroep Vmbo kan overleg voeren met vertegenwoordigers van lerarenorganisaties, besturenorganisaties, Schoolmanagers_VO, ouder- en leerlingorganisaties, organisaties uit het bedrijfsleven en gemeenten en provincies.

De externe communicatie over activiteiten en (tussen)rapportages wordt verzorgd door de Adviesgroep Vmbo in overleg met de minister. De minister besluit over de wijze van openbaarmaking van de (tussen)rapportages en andere producten.

Contacten met het ministerie en rapportages

De projectleider informeert de directie Voortgezet Onderwijs, afdeling Onderwijskwaliteit, van het ministerie ten minste een keer per maand in een mondeling overleg over de voortgang van de werkzaamheden.

De Adviesgroep Vmbo stuurt in december van elk van de kalenderjaren 2005 tot en met 2007 een tussenrapportage aan de directie Voortgezet Onderwijs, afdeling Onderwijskwaliteit, over het verloop en de resultaten van de activiteiten. De Adviesgroep Vmbo koppelt daaraan een activiteitenplan met financiële onderbouwing voor respectievelijk de kalenderjaren 2006, 2007 en 2008.

De Adviesgroep Vmbo rapporteert in de maand april van het kalenderjaar 2006 over breed gedragen criteria en kaders waarbinnen de in de inleiding bedoelde nieuwe beleidsruimte voor scholen kan functioneren.

De Adviesgroep Vmbo stuurt in juni 2008 een eindrapportage aan de minister over de opbrengst van alle verrichte activiteiten.

Het ministerie draagt zorg voor een goede afstemming met LNV gedurende het hele traject. Specifieke aangelegenheden rond landbouwonderwijs worden aan LNV voorgelegd.

Financiële aspecten

De minister stelt de Adviesgroep Vmbo voor haar werkzaamheden middelen ter beschikking.

Het budget wordt telkens per kalenderjaar (2005 tot en met 2008) vastgesteld op basis van een door het SOPO in overeenstemming met de Adviesgroep Vmbo en de minister opgestelde begroting (van personele, bureau- en activiteitenkosten) met bijbehorend activiteitenplan.

Over de besteding van het budget wordt door de SOPO binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar een jaarrekening overgelegd.

De leden van de Adviesgroep Vmbo ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en reis- en verblijfkosten. Daarbij is het Reiskostenbesluit binnenland van overeenkomstige toepassing, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt.

De minister kan jaarlijks middelen, anders dan hierboven bedoeld, ter beschikking stellen voor bijzondere activiteiten van de Adviesgroep.

De middelen worden betaalbaar gesteld aan de SOPO.

Intellectueel eigendom

Alle rapportages, notities, verslagen en andere producten die door of namens de leden van de Adviesgroep Vmbo in het onderhavige kader ten behoeve van de minister worden geproduceerd, zijn eigendom van de minister. Indien dat een nadere overdracht van rechten uit intellectueel eigendom vereist, worden deze rechten bij voorbaat om niet door de leden van de Adviesgroep Vmbo aan de minister overgedragen. Indien en voor zover overdracht bij voorbaat van bovenbedoelde rechten niet mogelijk is, verplichten de leden van de Adviesgroep Vmbo zich deze rechten direct na het ontstaan op het eerste verzoek van de minister om niet over te dragen aan de minister.

De leden van de Adviesgroep Vmbo verplichten zich ertoe bij uitvoering van de activiteiten in het onderhavige kader geen inbreuk te maken op enig recht van intellectueel eigendom en de minister te vrijwaren van alle aanspraken van dien aard van derden.

Beheer stukken

Het beheer van het secretariaatsarchief gebeurt met inachtneming van de op dat gebied geldende bepalingen van het beheersreglement van het ministerie.

Na beëindiging van de activiteiten van de Adviesgroep, of zoveel eerder als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt het secretariaatsarchief overgedragen aan het centrale archief van het ministerie.

Een ieder die betrokken is bij de activiteiten van de Adviesgroep Vmbo en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij of zij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden en voor wie niet al uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht geldt met betrekking tot die gegevens, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift haar of hem tot bekendmaking verplicht of uit haar of zijn taak bij deze activiteiten de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Naar boven