Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2005, 21 pagina 25 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2005, 21 pagina 25 | Overig |
25 januari 2005
Nr. PRO2005/50360
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 26, derde lid, en 83, tweede lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. rijkswet: Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid;
b. rijksbesluit: Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid;
c. besluit: Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid;
d. minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. De informatieverstrekking door de raad aan de minister, onderscheidenlijk door de minister aan de raad, geschiedt schriftelijk.
2. In spoedeisende gevallen wordt informatie op de meest passende en snelle wijze verstrekt en zo nodig beperkt tot vitale informatie, met dien verstande dat de volledige informatie zo spoedig mogelijk wordt nagezonden.
3. Ten minste een maal per jaar overlegt de minister met de voorzitter en de leden van de raad, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de rijkswet.
Informatieverstrekking door de minister ten behoeve van de taakuitoefening van de raad
1. Onder de inlichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de rijkswet, die de raad voor de taakuitoefening in het algemeen nodig heeft, wordt in elk geval informatie begrepen betreffende:
a. ontwikkelingen die voortvloeien uit overleg met de Staten-Generaal met betrekking tot het onderzoek van voorvallen;
b. ontwikkelingen met betrekking tot het personeelsbeleid, de informatievoorziening en de bedrijfsvoering bij de rijksoverheid;
c. voornemens, voorstellen en besluiten in verband met de totstandkoming of wijziging van nationale en internationale wet en regelgeving, indien kennisneming daarvan noodzakelijk is voor de taakuitoefening van de raad.
2. De raad stelt de minister desgevraagd in kennis van zijn visie op de voornemens, de voorstellen en de besluiten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
Informatieverstrekking door de raad ten behoeve van de taakuitoefening van de minister
1. De raad informeert de minister aan het begin van elk jaar of hij voornemens is om ingevolge artikel 76 van de rijkswet een onderzoek in te stellen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoeringen van de aanbevelingen die de raad in eerder onderzoek heeft gedaan.
2. Ingeval de raad een onderzoek instelt als bedoeld in het eerste lid, informeert de raad de minister zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek over de resultaten daarvan.
1. De raad informeert de minister over:
a. de verwachte ontwikkelingen in de taakuitoefening van de raad en de daarmee samenhangende veranderingen in de werkwijze van de raad voor zover deze met het oog op de uitoefening van de taak van de minister van betekenis kunnen worden geacht of de geraamde financiële bijdrage ten laste van de begroting van het Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanmerkelijk kunnen beïnvloeden;
b. de doeltreffendheid van de algemene of nader geoperationaliseerde doelstellingen;
c. de gemiddelde personele bezetting en de gemiddelde kosten daarvan, onderverdeeld naar vaste personeelsleden en ingehuurde menskracht;
d. de verhouding tussen de direct en indirect aan onderzoeken bestede uren.
2. Ten aanzien van voorvallen informeert de raad de minister over:
a. welke voorvallen zich hebben voorgedaan waarnaar de raad overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de rijkswet verplicht is een onderzoek in te stellen en naar welke voorvallen de raad een onderzoek heeft ingesteld onderverdeeld naar sectoren;
b. welke andere voorvallen dan bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de rijkswet zich hebben voorgedaan waarnaar de raad een onderzoek heeft ingesteld;
c. de gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 5, eerste en tweede lid, en 6 van de Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid melding is gedaan van een voorval;
d. de gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 7, eerste lid, 8, eerste lid, en 9, eerste lid, van de Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid melding is gedaan van het instellen van een onderzoek dan wel een voorlopig bericht is verzonden;
e. de gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 10, 16 en 17 van de Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid een conceptrapport dan wel een rapport of een afschrift van een rapport is verzonden;
f. de gevallen waarin de raad overeenkomstig artikel 12 van de Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid staten met aanmerkelijk belang heeft uitgenodigd een verzoek te doen een vertegenwoordiger te laten deelnemen aan een onderzoek, de gevallen waarin bedoelde staten daadwerkelijk een verzoek tot deelname hebben gedaan en de gevallen waarin een verzoek heeft geresulteerd in daadwerkelijke deelname van een vertegenwoordiger van bedoelde staten als waarnemer, onderzoeker of als deskundige, de gevallen waarin overeenkomstig artikel 12 van het besluit gevolg is gegeven aan een verzoek;
g. de gevallen waarin overeenkomstig artikel 11 en 13 van de Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid de in genoemd artikel 11 bedoelde vertegenwoordiger respectievelijk in genoemd artikel 13 bedoelde deskundige aan een onderzoek heeft deelgenomen;
h. de gevallen waarin overeenkomstig artikel 23 van het besluit bijstand is verleend;
i. de gevallen waarin overeenkomstig artikel 19, eerste lid, van het besluit aan een onderzoek buiten Nederland is deelgenomen.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde informatieverstrekking vindt elk half jaar plaats in de vorm van een beleidsverslag.
1. Met het oog op het tijdig signaleren van aanmerkelijke verschillen tussen werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven zendt de raad naar de minister:
a. ieder kwartaal een managementsrapportage;
b. ieder half jaar een tussentijdse verantwoording ten opzichte van de begroting;
c. ieder jaar een jaarrekening ten opzichte van de begroting.
2. De managementsrapportage geeft de ontwikkelingen weer ten opzichte van de begroting.
3. De managementsrapportage, de tussentijdse verantwoording en de jaarrekening, bedoeld in het eerste lid, geschieden overeenkomstig het gestelde in de bijlage bij de regeling.
Betrokkenheid van de raad bij de totstandkoming van het verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de raad
1. De minister kan een externe onderzoeker aanwijzen om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de raad te onderzoeken ten behoeve van het verslag, bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de rijkswet.
2. Over het besluit tot het uitvoeren van een extern onderzoek informeert de minister tijdig de raad onder vermelding van de te volgen procedure.
3. De raad verleent alle medewerking aan de onderzoeker die redelijkerwijs van de raad kan worden verlangd.
4. Uiterlijk 8 weken voor de datum waarop het verslag aan de Staten-Generaal dient te worden gezonden, stelt de minister de raad in kennis van het concept-verslag, met het verzoek hierop binnen 4 weken zijn visie te geven.
5. In het verslag geeft de minister aan in hoeverre de visie van de raad is betrokken bij de finale beoordeling.
Deze regeling treedt in werking op het krachtens artikel 97, eerste lid, eerste volzin, van de rijkswet vastgestelde tijdstip.
Deze regeling wordt aangehaald als: Informatiestatuut Onderzoeksraad voor veiligheid.
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Periode | Onderwerpen | Managementrapportage |
---|---|---|
Kwartaal | Algemeen | De toelichting op de managementrapportage omvat: • (wijzigingen van het) doel van de raad • de voortgang gemaakte afspraken doeltreffendheid en doelmatigheid • de wijzigingen in (financieel) beheer • interne kwaliteitsgegevens • een toelichting op de ontwikkelingen op het terrein van de PIOFACH-taken1 • de toegepaste grondslagen |
Begroting van baten en lasten | Overzicht van baten en lasten is gespecificeerd naar: Baten: • de bijdragen als bedoeld in artikel 19 van de rijkswet • de bijzondere rijksbijdragen • de rente-baten • de buitengewone baten | |
Lasten: • de kosten van het bureau onderverdeeld naar personele en materiële kosten • de rentelasten • de kosten van onderzoek onderverdeeld naar interne en externe kosten en gespecificeerd naar de verschillende onderzoeksgebieden • de afschrijvingskosten, onderverdeeld naar materiële en immateriële kosten • de donaties voor voorzieningen • de buitengewone lasten | ||
De toelichting op het overzicht baten en lasten omvat: • een tekstuele toelichting op bovenstaande posten • een toelichting indien er sprake is van wijzigingen in specificaties of opbouw van de: – afschrijvingstermijnen – materiële afschrijvingskosten – immateriële afschrijvingskosten | ||
Ontwikkeling Eigen Vermogen | Het overzicht van de ontwikkeling van het eigen vermogen omvat: • een overzicht van de vermogensontwikkeling • een toelichting op de meerjarige ontwikkeling van het eigen vermogen | |
Prestatie-indicatoren | Het overzicht van de prestatie-indicatoren omvat onder meer: • het aantal personeelsleden uitgedrukt in fte’s en de gemiddelde kosten daarvan • de aantallen extern ingehuurde menskracht uitgedrukt in fte’s en de gemiddelde kosten daarvan • de gemiddelde personele bezetting onderverdeeld naar vaste personeelsleden en ingehuurde menskracht • het aantal geplande en verrichte onderzoeken, onderverdeeld zowel naar overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de rijkswet opgedragen onderzoeken en andere onderzoeken als naar de verschillende onderzoeksgebieden • het ziekteverzuim • het gemiddeld aantal personeelsleden dat op non-actief is gesteld Het overzicht bevat een uiteenzetting over de mate waarin de vastgestelde prestaties zijn gerealiseerd. | |
Risico’s | Een overzicht van de (te verwachte) ontwikkelingen die risico’s kunnen inhouden voor het goed functioneren van de organisatie | |
Prognose | De stand van zaken wordt geëxtrapoleerd naar de datum 31 december |
1 Personeel, informatie, organisatie, financieel, automatisering, communicatie, huisvesting.
Periode | Onderwerpen | Tussentijdse verantwoording ten opzichte van de begroting |
---|---|---|
Per 30-6 | Algemeen | De toelichting op de verantwoording omvat: • het doel van de raad • de afspraken inzake doeltreffendheid en doelmatigheid • een bedrijfsvoeringsparagraaf • interne kwaliteitsgegevens • een toelichting op de ontwikkelingen op het terrein van de PIOFACH-taken • de toegepaste grondslagen |
Balans | Het balansoverzicht per 30-6 bestaat uit de volgende onderdelen: Vaste activa onderverdeeld naar: • immateriële activa • materiële vast activa • financiële vast activa Vlottende activa onderverdeeld naar: • voorraden • vorderingen • liquide middelen | |
Passiva onderverdeeld naar: • eigen vermogen (egalisatiereserve en resultaat lopend jaar), voorzieningen, langlopende schulden (leenfaciliteit), • kortlopende schulden (leenfaciliteit en overige kortlopende schulden) Een toelichting op de balans met: • specificaties en opbouw van de voorgeschreven posten • een overzicht van ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ met toelichting over de aard, het bedrag en de looptijd Daarnaast wordt zorggedragen voor: • een ingericht balansdossier | ||
Baten en lasten | Het overzicht van baten en lasten is gespecificeerd naar: Baten: • de bijdragen als bedoeld in artikel 19 van de rijkswet • de bijzondere rijksbijdragen • de rente-baten • de buitengewone baten | |
Lasten: • de kosten van het bureau onderverdeeld naar personele en materiële kosten • de rentelasten • de kosten van onderzoek onderverdeeld naar interne en externe kosten en gespecificeerd naar de verschillende onderzoeksgebieden • de afschrijvingskosten, onderverdeeld naar materiële en immateriële kosten • de donaties voor voorzieningen • de buitengewone lasten | ||
De toelichting op het overzicht baten en lasten omvat: • een tekstuele toelichting op bovenstaande posten • een toelichting indien er sprake is van wijzigingen in specificaties of opbouw van de: – afschrijvingstermijnen – materiële afschrijvingskosten – immateriële afschrijvingskosten | ||
Meerjarig overzicht ontwikkeling Eigen Vermogen | Het overzicht van de ontwikkeling van het eigen vermogen omvat: • een overzicht van de vermogensontwikkeling • een toelichting op de meerjarige ontwikkeling van het eigen vermogen | |
Meerjarig consolidatie overzicht (meerjarig: t-1 tot en met t+4) | Het meerjarig consolidatie overzicht omvat: Een overzicht herleiding baten en lasten naar kasstromen en consolidatie van onderlinge betalingen tussen baten-lastendiensten en rijksdiensten | |
Meerjarige prestatie-indicatoren (meerjarig: t-1 tot en met t+1) | Het overzicht van de prestatie-indicatoren omvat onder meer: • het aantal personeelsleden uitgedrukt in fte’s en de gemiddelde kosten daarvan • de aantallen extern ingehuurde menskracht uitgedrukt in fte’s en de gemiddelde kosten daarvan • de gemiddelde personele bezetting onderverdeeld naar vaste personeelsleden en ingehuurde menskracht • het aantal geplande en verrichte onderzoeken, onderverdeeld zowel naar overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de rijkswet opgedragen onderzoeken en andere onderzoeken als naar de verschillende onderzoeksgebieden • het ziekteverzuim • het gemiddeld aantal personeelsleden dat op non-actief is gesteld Het overzicht bevat een toelichting op de prestatie-indicatoren | |
Risico’s | Een overzicht van de (te verwachten) ontwikkelingen die risico’s kunnen inhouden voor het goed functioneren van de organisatie | |
Prognose | De stand van zaken wordt geëxtrapoleerd naar de datum 31 december |
Periode | Onderwerpen | Jaarrekening ten opzichte van de begroting |
---|---|---|
Per 31-12 conform aanschrijving | Algemeen | De toelichting op de jaarrekening omvat: • het doel van de raad • de afspraken inzake doeltreffendheid en doelmatigheid • een bedrijfsvoeringsparagraaf • interne kwaliteitsgegevens • een toelichting op de ontwikkelingen op het terrein van de PIOFACH-taken • de toegepaste grondslagen |
Balans | Het balansoverzicht per 31-12 bestaat uit de volgende onderdelen: Vaste activa onderverdeeld naar: • immateriële activa • materiële vast activa • financiële vast activa | |
Vlottende activa onderverdeeld naar: • voorraden • vorderingen • liquide middelen Passiva onderverdeeld naar: • eigen vermogen (egalisatiereserve en resultaat lopend jaar), voorzieningen, langlopende schulden (leenfaciliteit) • kortlopende schulden (leenfaciliteit en overige kortlopende schulden) | ||
Een toelichting op de balans met: • specificaties en opbouw van de voorgeschreven posten • een overzicht van ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ met toelichting over de aard, het bedrag en de looptijd Daarnaast wordt zorggedragen voor: • een ingericht balansdossier | ||
Baten en lasten | Het overzicht van baten en lasten is gespecificeerd naar: Baten: • de bijdragen als bedoeld in artikel 19 van de rijkswet • de bijzondere rijksbijdragen • de rente-baten • de buitengewone baten. | |
Lasten: • de kosten van het bureau onderverdeeld naar personele en materiële kosten • de rentelasten • de kosten van onderzoek onderverdeeld naar interne en externe kosten en gespecificeerd naar de verschillende onderzoeksgebieden • de afschrijvingskosten, onderverdeeld naar materiële en immateriële kosten • de donaties voor voorzieningen • de buitengewone lasten | ||
De toelichting op het overzicht baten en lasten omvat: • Een tekstuele toelichting op bovenstaande posten • Een toelichting indien er sprake is van wijzigingen in specificaties of opbouw van de: – afschrijvingstermijnen – materiële afschrijvingskosten – immateriële afschrijvingskosten | ||
Meerjarig overzicht ontwikkeling Eigen Vermogen | Het meerjarig consolidatie overzicht omvat: Een overzicht herleiding baten en lasten naar kasstromen en consolidatie van onderlinge betalingen tussen baten-lastendiensten en rijksdiensten | |
Meerjarig consolidatie overzicht (meerjarig: t-1 tot en met t+4) | Het meerjarig consolidatie overzicht omvat: Een overzicht herleiding baten en lasten naar kasstromen en consolidatie van onderlinge betalingen tussen baten-lastendiensten en rijksdiensten | |
Meerjarige prestatie-indicatoren (meerjarig: t-1 tot en met t+1) | Het overzicht van de prestatie-indicatoren omvat onder meer: • het aantal personeelsleden uitgedrukt in fte’s en de gemiddelde kosten daarvan • de aantallen extern ingehuurde menskracht uitgedrukt in fte’s en de gemiddelde kosten daarvan • de gemiddelde personele bezetting onderverdeeld naar vaste personeelsleden en ingehuurde menskracht • het aantal geplande en verrichte onderzoeken, onderverdeeld zowel naar overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de rijkswet opgedragen onderzoeken en andere onderzoeken als naar de verschillende onderzoeksgebieden • het ziekteverzuim • het gemiddeld aantal personeelsleden dat op non-actief is gesteld Het overzicht bevat een toelichting op de prestatie-indicatoren | |
Risico’s | Een overzicht van de (te verwachte) ontwikkelingen die risico’s kunnen inhouden voor het goed functioneren van de organisatie |
Overeenkomstig artikel 26, derde lid, van de rijkswet is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gehouden een informatiestatuut vast te stellen. Het informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele voorschriften met betrekking tot het informatieverkeer tussen de minister en de raad dat voor een goede uitvoering van de rijkswet noodzakelijk is. In het navolgende wordt op afzonderlijke artikelen ingegaan voor zover deze toelichting behoeven.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is voor de raad aanspreekpunt voor alle zaken die voortvloeien uit de rijkswet. Daarom is in het derde lid bepaald dat éénmaal per jaar er een overleg plaatsvindt tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de voorzitter en de leden van de raad, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de rijkswet. Dit overleg wordt voorbereid met vertegenwoordigers van de bij de werkzaamheden van de raad betrokken ministeries. Daarnaast kan er naar behoefte overleg plaatsvinden tussen de raad en de betrokken ministeries.
In artikel 26, tweede lid, van de rijkswet is bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties de raad de inlichtingen verstrekt die deze voor zijn taakuitoefening in het algemeen nodig heeft. In dit artikel is aangegeven wat in ieder geval wordt begrepen onder de inlichtingen die de minister gehouden is aan de raad te verstrekken.
Dit artikel is opgenomen in verband met de verplichting van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in artikel 75 van de rijkswet om jaarlijks de Staten-Generaal te informeren over de aanbevelingen van de raad, over de daaromtrent bepaalde standpunten en over de wijze waarop aan de aanbevelingen gevolg is gegeven. De gedachte is dat als de raad bijvoorbeeld in zijn jaarplan besluit bij één of meer sectoren een onderzoek in te stellen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van aanbevelingen, hij dit de minister meldt en de resultaten van het onderzoek meedeelt zodra deze bekend zijn. Dit voorkomt dubbel werk.
Opgemerkt zij nog dat degenen tot wie de aanbevelingen zijn gericht, verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de aanbevelingen. Zij moeten, na een integrale afweging, besluiten wat zij met de veiligheidsaanbeveling doen. Het behoort niet tot de taak van de raad de inhoud van dergelijke beleidsbeslissingen te toetsen. De raad kan evenwel overeenkomstig artikel 76 van de rijkswet wel een onderzoek instellen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen en daarmee naar buiten treden.
Elk half jaar verstrekt de raad beleidsinformatie in de vorm van een beleidsverslag. In het tweede lid is bepaald dat in het beleidsverslag in verband met de verantwoordelijkheid van ministers voor de uitvoering van verdragen en internationale regelingen verslag wordt gedaan over de naleving van de verplichting de overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de rijkswet aangewezen voorvallen te onderzoeken en over hoe de wettelijke bepalingen op dat punt zijn nageleefd. Dit laat onverlet dat terstond incidenteel informatie wordt verstrekt indien de Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarom verzoekt en de informatie van belang is voor de uitoefening van de taak van ministers.
Overeenkomstig artikel 21 van de rijkswet dient de raad, indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, daarvan onverwijld mededeling te doen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder vermelding van de oorzaak van de verschillen. Met het oog op het tijdig signaleren van eventuele verschillen bevat dit artikel voorschriften over periodieke financiële rapportages.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.W. Remkes
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-21-p25-SC68706.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.