Wijziging Warenwetregeling Vrijstelling vitaminepreparaten

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 oktober 2005, nr. VGP/VL 2626379, houdende wijziging van de Warenwetregeling Vrijstelling vitaminepreparaten inzake vitamine D voor ouderen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Gelet op artikel 16, eerste en vierde lid, van de Warenwet;

Besluit:

Artikel I

De Warenwetregeling Vrijstelling vitaminepreparaten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder b, 2°, wordt ‘kinderen tot en met zes jaar, zwangeren en zogenden’ vervangen door: personen van 60 jaar en ouder, kinderen tot en met zes jaar, zwangeren en zogenden.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

2. Een in het eerste lid, onder a of onder b, 2°, bedoelde vermelding mag:

a. worden aangevuld met een vermelding waaruit blijkt dat het desbetreffende voedingssupplement ook geschikt is voor personen van 60 jaar en ouder; of

b. worden vervangen door de vermelding: dit voedingssupplement is uitsluitend geschikt voor personen van 60 jaar en ouder.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

De Warenwetregeling Vrijstelling vitaminepreparaten (verder: de vrijstellingsregeling) verleent onder voorwaarden vrijstelling van het in artikel 10, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen opgenomen verbod op de aanwezigheid van vitaminen in levensmiddelen. Deze wijziging van de vrijstellingsregeling heeft tot doel het op de markt brengen van vitaminepreparaten met een verhoogd gehalte aan vitamine D, bestemd voor de consumptie door personen van 60 jaar en ouder, mogelijk te maken. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan een verzoek van producenten van vitaminepreparaten.

Artikel 5 van de Warenwetregeling Vrijstelling vitaminepreparaten bevat specifieke voorschriften voor de verpakking van een vitaminepreparaat met een gehalte aan vitamine D van meer dan 5 µg per dagelijks volgens de gebruiksaanwijzing te nuttigen hoeveelheid. In deze voorschriften was tot de inwerkingtreding van deze regeling geen ruimte voor de vermelding dat een dergelijk preparaat geschikt is voor personen van 60 jaar en ouder.

In zijn advies ‘Voedingsnormen: calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, niacine, pantotheenzuur en biotine’ van 12 juli 2000, betreffende aanbevolen hoeveelheden voedingsstoffen, heeft de Gezondheidsraad de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine D voor ouderen verhoogd. Voor alle leeftijdsgroepen hanteert de Gezondheidsraad met betrekking tot de dagelijkse inname van vitamine D een bovengrens van 50 µg per dag. Vanwege nieuwe inzichten uit steeds meer nieuwe wetenschappelijke onderzoeken achtte de Gezondheidsraad herziening van de oude aanbevelingen uit 1992 noodzakelijk. Voorts wijzen de resultaten uit deze onderzoeken erop dat een goede voorziening met vitamines en mineralen niet alleen helpt traditionele gebreksziekten te voorkómen, maar ook een preventieve uitwerking heeft ten aanzien van chronische ziekten zoals botontkalking. Calcium en vitamine D zijn belangrijk voor de botkwaliteit.

Met een verhoging tot maximaal 15 µg per volgens de gebruiksaanwijzing te nuttigen hoeveelheid is voldaan aan bovengenoemd advies van de Gezondheidsraad betreffende de aanbevolen hoeveelheid vitamine D voor ouderen.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

De ontwerpregeling is op 28 juni 2005 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204). Deze notificatie was noodzakelijk, aangezien artikel II van de ontwerpregeling een technisch voorschrift is in de zin van richtlijn 98/34/EG. Voor zover de ontwerpregeling kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van de volksgezondheid. Deze notificatie heeft niet geleid tot een reactie van de Commissie of een lidstaat van de Europese Unie.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Stcrt. 1994, 61; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 31 maart 2003, Stcrt. 67.

Naar boven