Beleidsregels aanbesteding van werken 2005

Beleidsregels van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Defensie en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, nr. 2005163155, Rijksgebouwendienst, omtrent de aanbesteding van werken (Beleidsregels aanbesteding van werken 2005)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Defensie en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. de aanbesteder: de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Defensie of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. de opdrachtgever: de betrokken onder a genoemde minister of staatssecretaris;

c. het besluit: het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten;

d. het werk: het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

e. ondernemer: een aannemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het besluit;

f. de aanbesteding volgens de openbare procedure: de aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij ondernemers mogen inschrijven;

g. de aanbesteding volgens de niet-openbare procedure: de aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waaraan ondernemers mogen verzoeken deel te nemen, maar waarbij alleen de door de aanbesteder aangezochte ondernemers mogen inschrijven;

h. de aanbesteding volgens de concurrentiegerichte dialoog: de aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt, waaraan ondernemers mogen verzoeken deel te nemen en waarbij de aanbesteder een dialoog voert met de tot de procedure toegelaten ondernemers, ten einde een of meer oplossingen te zoeken die aan de behoeften van de aanbesteder beantwoorden en op grond waarvan de geselecteerde ondernemers zullen worden uitgenodigd om in te schrijven;

i. de aanbesteding volgens de onderhandelingsprocedure met voorafgaande aankondiging: de aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waaraan ondernemers mogen verzoeken deel te nemen, waarna de aanbesteder met door hem gekozen ondernemers overleg pleegt en door onderhandelingen met een of meer van hen de voorwaarden van de opdracht vaststelt;

j. de aanbesteding volgens de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging: de aanbesteding waarbij de aanbesteder met door hem gekozen ondernemers overleg pleegt en door onderhandelingen met een of meer van hen de voorwaarden van de opdracht vaststelt;

k. de aanbesteding volgens de onderhandse procedure: de aanbesteding waarvoor een beperkt aantal van ten minste twee ondernemers tot inschrijving wordt uitgenodigd, met dien verstande dat het uit te nodigen aantal in de regel niet meer bedraagt dan zes;

l. de aanbesteding van opdrachten op basis van een raamovereenkomst: de aanbesteding van opdrachten op basis van een overeenkomst tussen een of meer aanbesteders en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen overheidsopdrachten vast te leggen;

m. de aanbesteding van een concessieovereenkomst voor openbare werken: de aanbesteding van een overeenkomst met dezelfde kenmerken als een opdracht voor werken, waarbij de tegenprestatie voor de uit te voeren werken in ieder geval bestaat uit het recht het werk te exploiteren, al dan niet gecombineerd met een prijs;

n. de aanbesteding bij wijze van experiment: de aanbesteding waarbij kan worden afgeweken van de in de onderdelen f tot en met m genoemde aanbestedingsprocedures;

o. de gunning uit de hand: de opdracht tot het uitvoeren van het werk zonder dat daaraan een aanbesteding is voorafgegaan.

Artikel 2

Werken waarvan het geraamde bedrag exclusief omzetbelasting minder bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 7, onderdeel c, van het besluit, alsmede werken als bedoeld in artikel 14 van het besluit worden opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure is gehouden.

Artikel 3

Van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure als bedoeld in artikel 2 wordt afgezien indien het betreft:

a. een gunning van opdrachten die zijn gebaseerd op een raamovereenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel l;

b. een concessieovereenkomst voor openbare werken als bedoeld in artikel 1, onderdeel m.

Artikel 4

1. Van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure als bedoeld in artikel 2 kan worden afgezien indien:

a. zich een van de gevallen voordoet als bedoeld in artikel 13 van het besluit;

b. het een werk betreft waarvoor een aanbesteding volgens de concurrentiegerichte dialoog voordeel biedt;

c. zich een van de gevallen voordoet als bedoeld in artikel 30, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, en d, van het besluit;

d. zich een van de gevallen voordoet als bedoeld in artikel 31, eerste en vierde lid, van het besluit;

e. het een werk betreft voor de uitvoering waarvan het geraamde bedrag minder bedraagt dan € 1.500.000,–;

f. goede gronden doen verwachten dat een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure niet in het financieel belang van de staat zal zijn;

g. aan het werk te stellen bijzondere eisen bij een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure niet tot hun recht zouden kunnen komen;

h. het werk van zodanige aard is dat toezicht tijdens en keuring na de gereedmaking geen afdoende waarborg van deugdelijkheid verschaffen;

i. een bijzondere aanbieding is ontvangen, waarvan de aanvaarding in het belang van de staat is;

j. indien het een aanbesteding bij wijze van experiment betreft.

2. Indien ingevolge het eerste lid, onderdeel b, wordt afgezien van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure, wordt het werk opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens de concurrentiegerichte dialoog is gehouden.

3. Indien ingevolge het eerste lid, onderdeel c, wordt afgezien van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure, wordt het werk opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens de onderhandelingsprocedure met voorafgaande aankondiging is gehouden.

4. Indien ingevolge het eerste lid, onderdeel d, wordt afgezien van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure, wordt het werk opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging is gehouden.

5. Indien ingevolge het eerste lid, onderdelen a en e tot en met i, wordt afgezien van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure, wordt het werk opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens de onderhandse procedure is gehouden.

Artikel 5

Indien het houden van een aanbesteding in de gevallen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet mogelijk is of door de opdrachtgever ondoelmatig geoordeeld wordt, wordt geen aanbesteding gehouden en wordt het werk uit de hand gegund.

Artikel 6

1. Het Aanbestedingsreglement Werken 2005 is van toepassing op de wijzen van aanbesteding, genoemd in artikel 1, onderdelen f tot en met n.

2. Voor werken waarop het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van toepassing is, wordt het Aanbestedingsreglement Werken 2005 toegepast, voorzover dit reglement aanvullende bepalingen bevat ten opzichte van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten.

Artikel 7

1. De Beleidsregels aanbesteding van werken 2004 worden ingetrokken.

2. Met betrekking tot aanbestedingen vanwege de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Defensie of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die zijn aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, zijn de Beleidsregels aanbesteding van werken 2004 van toepassing.

Artikel 8

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 december 2005.

Artikel 9

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels aanbesteding van werken 2005.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 oktober 2005.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.De Staatssecretaris van Defensie, C. van der Knaap.De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

Aanleiding voor deze nieuwe beleidsregels is richtlijn nr. 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEG L 134). Deze richtlijn vervangt onder meer de richtlijn werken1 die op basis van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen is geïmplementeerd in het Besluit overheidsaanbestedingen. De implementatie van richtlijn nr. 2004/18/EG vindt eveneens plaats op basis van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen. Het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, Stb. 2005, 408 (hierna: ‘het besluit’), strekt daartoe en vervangt daarmee het Besluit overheidsaanbestedingen. Anders dan in het Besluit overheidsaanbestedingen heeft de implementatie van de nieuwe richtlijn in het besluit niet plaats gevonden door middel van verwijzing, maar voor het overgrote deel door middel van omzetting ofwel overschrijving.

In verband met de nieuwe richtlijn nr. 2004/18/EG dient het Aanbestedingsreglement werken 2004 (ARW 2004) te worden vervangen door een nieuw aanbestedingsreglement, te weten het Aanbestedingsreglement werken 2005 (ARW 2005). Een en ander heeft tot gevolg dat de huidige Beleidsregels aanbesteding van werken 2004 (hierna: BAW 2004), vastgesteld bij besluit van 9 juni 2004 (Stcrt. 2004, 126) dienen te worden vervangen door nieuwe beleidsregels. Deze Beleidsregels aanbesteding van werken 2005 (hierna: BAW 2005) bevatten de verplichting tot toepassing van het ARW 2005. Evenals in de BAW 2004 hebben de bewindslieden van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Verkeer en Waterstaat, van Defensie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gelet op hun verantwoordelijkheden als belangrijkste rijksoverheidsopdrachtgevers ten aanzien van de uitvoering van werken, in de nieuwe beleidsregels het regiem aangegeven dat zij hanteren voordat zij tot het verlenen van een opdracht tot uitvoering van werken overgaan. Dit komt behoudens enige aanpassingen overeen met het regiem, zoals dit ten aanzien van de aanbesteding van werken waarvan het geraamde bedrag, exclusief BTW, minder bedraagt dan de – met verwijzing naar richtlijn nr. 2004/18/EG – in het besluit genoemde drempelwaarde, was neergelegd in de Beleidsregels aanbesteden van werken 2004. Van belang daarbij is dat, zoals voorheen het geval was met het ARW 2004, het ARW 2005 voorzover dit laatste van aanvullende aard ten opzichte van het besluit, ten aanzien van de te hanteren aanbestedingsprocedures wordt toegepast. In de toelichting bij dit reglement is hierop uitvoerig ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Het merendeel van de in dit artikel opgenomen begripsbepalingen komt overeen met de begripsbepalingen in de BAW 2004, zij het dat het begrip ‘richtlijn’ is vervangen door het begrip ‘besluit’. Aanleiding hiervoor is dat in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten de bepalingen van richtlijn 2004/18/EG voor het overgrote deel zijn omgezet ofwel overgeschreven. Aanvullend zijn de aanbestedingsprocedures met betrekking tot de concurrentiegerichte dialoog, de concessieovereenkomst en de raamovereenkomst (onderdelen h, l en m). Bovendien is toegevoegd ‘de aanbesteding bij wijze van experiment’ (onderdeel n). Deze experimenteermogelijkheid heeft ten doel om af te kunnen wijken van de in de onderdelen f tot en met m genoemde aanbestedingsprocedures. Beoogd wordt daarmee ruimte te bieden voor andersoortige procedures in bijzondere situaties.

Artikel 2

Artikel 2 beperkt zich tot hetgeen in artikel 2, eerste lid, van de BAW 2004 is aangegeven ten aanzien van de werken die openbaar dan wel niet-openbaar dienen te worden aanbesteed.

Daarbij gaat het om werken waarvan de geraamde bouwsom ligt beneden de in richtlijn 2004/18/EG vermelde drempelwaarde waarnaar in artikel 7, onderdeel c, van het besluit wordt verwezen. De drempelwaarde in euro’s wordt éénmaal in de twee jaar middels een verordening door de Europese Commissie aangepast. De waarde wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 bedraagt de drempelwaarde € 5.923.624,–.Voorts dienen dezelfde aanbestedingsprocedures te worden gevolgd wanneer het de opdracht van werken betreft, waarvoor andere dan in de richtlijn vermelde procedureregels gelden en die worden geplaatst krachtens een tussen een lidstaat en een of meer derde landen gesloten overeenkomsten. Onder dergelijke overeenkomsten kunnen voor Nederland overheidsopdrachten vallen die worden geplaatst in het kader van ontwikkelingssamenwerking of in het kader van bilaterale hulpprogramma’s.

Artikel 3

Artikel 3 bevat de gevallen waarin van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure dan wel de niet-openbare procedure wordt afgezien. Het betreft aparte procedures ten behoeve van de gunning van opdrachten op basis van raamovereenkomsten en ten behoeve van concessieovereenkomsten. In dat geval gelden de procedures uit het ARW 2005 die in artikel 6, eerste lid, zijn voorgeschreven.

Uitdrukkelijk wordt er op gewezen dat voor de aanbesteding van raamovereenkomsten niet in een afzonderlijke aanbestedingsvorm is voorzien.

Artikel 4

Het eerste lid bevat een limitatieve opsomming van de gevallen waarin van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure dan wel de niet-openbare procedure kan worden afgezien.

Voor het gebruik maken van de aanbestedingsprocedure volgens concurrentiegerichte dialoog (artikel 4, eerste lid, onderdeel b) is afgeweken van het bepaalde in het besluit, dat er sprake moet zijn van bijzonder complexe opdrachten. Gekozen is voor een bredere toepasbaarheid maar wel onder de voorwaarde dat deze procedure daadwerkelijk voordeel biedt. De aanbesteder zal dit dan ook moeten kunnen motiveren.

Toegevoegd is de mogelijkheid om af te zien van de openbare procedure dan wel de niet openbare procedure in het geval het een aanbesteding bij wijze van experiment betreft (artikel 4, eerste lid, onderdeel j). Ook in dat geval zal de aanbesteder de keuze voor de aanbesteding bij wijze van experiment moeten kunnen motiveren.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de verwijzing in de onderdelen b, c en d, van het eerste lid onverlet laat dat, in de gevallen waar met de aanbesteding een bedrag gemoeid is dat gelijk of hoger is dan de Europese drempelwaarde, de procedures gelden vervat in de artikelen 29, 30 en 31 van het besluit.

Artikel 5

Dit artikel is ongewijzigd ten opzichte van artikel 3 van het BAW 2004. Het bepaalde geldt uiteraard alleen voor werken waar artikel 2 op doelt (werken met een geraamde bouwsom beneden de europese drempelwaarde en werken waarvoor andere procedureregels gelden).

Artikel 6

In het eerste lid is de verplichting opgenomen om in het geval van de in artikel 1 genoemde wijzen van aanbesteding het ARW 2005 toe te passen. Het tweede lid bevat de verplichting met betrekking tot de opdrachten voor de uitvoering van werken waarop het besluit van toepassing is, i.c. voor werken boven de Europese drempelwaarde, het ARW 2005 toe te passen, voorzover dit van aanvullende aard is ten opzichte van het besluit. De toepassing van bepalingen van het ARW 2005 die niet van aanvullende aard zijn doch die verplichtingen bevatten die dwingend uit het besluit voortvloeien, is evenals dit het geval was in de BAW 2004 niet verplicht gesteld. Die verplichtingen dienen immers reeds op grond van het besluit door de aanbestedende diensten binnen de rijksoverheid te worden nageleefd. Een en ander betekent feitelijk overigens dat de verplichtingen van het ARW 2005 die betrekking hebben op aanbestedingen boven de Europese drempelwaarde inhoudelijk in hun geheel van toepassing blijven voor deze aanbestedende diensten.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven