Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood

Categorie: Opsporing

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO (nieuw)

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2005A013

Datum vaststelling: 19-09-2005

Datum inwerkingtreding: 15-10-2005

Geldigheidsduur: 15-10-2009

Publicatie in Stcrt.: 14-10-2005, nr. 200

Vervallen: Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood (2001A001) Relevante richtlijnen voor strafvordering: –

Wetsbepalingen: Wet op de orgaandonatie d.d. 24-05-1996, Stb. 370, volledig van kracht geworden vanaf 1 september 1998. Gewijzigd bij de wetten van 19 november 1997, Stb. 600, 4 december 1997, Stb. 580 en 17 december 1997, Stb. 660; 5 april 2001, Stb. 180, 8 november 2001, Stb. 573, 6 februari 2003, Stb. 90. Artikel 76 van de Wet op de lijkbezorging (gewijzigd door de Wet op de orgaandonatie); Besluit tot vaststelling van het hersendoodprotocol d.d. 30 juni 1997, Stb. 306, met als bijlage het hersendoodprotocol

Jurisprudentie: –

Bijlage(n): 1. Stroomschema; 2. Model A; 3. Model B

Achtergrond

De Wet op de Orgaandonatie maakt het mogelijk dat, met vooraf verleende toestemming van de overledene of van nabestaanden, een of meerdere organen na overlijden worden uitgenomen ten behoeve van transplantatie in of aan het lichaam van een ontvangende patiënt.

Artikel 76 tweede lid van de Wet op de lijkbezorging bepaalt dat wanneer er tekenen of aanduidingen zijn van een niet-natuurlijke dood of wanneer in verband met andere omstandigheden een niet-natuurlijke dood niet uitgesloten kan worden, verwijdering van organen uit een lijk voor orgaandonatie als bedoeld in de Wet op de orgaandonatie niet plaats kan vinden, of indien reeds aangevangen niet mag worden voortgezet, anders dan met toestemming van de officier van justitie. Met het verplichten van de toestemming van de officier wordt voorkomen dat door lijkopening of het verwijderen van organen sporen van strafbare feiten die tot het overlijden hebben geleid worden uitgewist.

Het is een feit van algemene bekendheid dat er meer personen zijn die een donororgaan nodig hebben dan dat er beschikbare donoren zijn. Iedere donor en elk orgaan telt derhalve en kan een leven redden. Het uitnemen van vitale organen is alleen zinvol als dat binnen korte tijd na het overlijden plaatsheeft.

Daarnaast kan de overledene bij leven een hersencodicil hebben ondertekend, en daarmee toestemming geven voor het na overlijden verwijderen van hersenen voor met name medisch-wetenschappelijk onderzoek met de hersenen. Een dergelijke wilsbeschikking is weliswaar niet gebaseerd op de Wet op de orgaandonatie, maar toch wel rechtsgeldig. Indien dit niet leidt tot problemen voor de andere procedures, dient dus in principe ook aan zo’n wilsbeschikking gevolg te worden gegeven, waarbij net als bij orgaandonatie de tijd tussen het overlijden en het uitnemen zo beperkt mogelijk dient te blijven.

Samenvatting

In deze aanwijzing wordt de procedure beschreven die gevolgd dient te worden in de situatie waarin orgaandonatie of uitnemen van hersenen mogelijk is en er sprake is van een niet-natuurlijke dood. De officier van justitie dient af te wegen of toestemming gegeven kan worden voor de uitname van een of meerdere organen.

Opsporing

Procedurebeschrijving

Indien er sprake is van een natuurlijke dood heeft de officier van justitie geen taak bij orgaandonatie. Wanneer de overtuiging ontbreekt dat iemand een natuurlijke dood is gestorven, spreekt men van een niet-natuurlijke dood. In dat geval speelt de officier wel een rol bij orgaandonatie, omdat de mogelijkheid bestaat dat het overlijden veroorzaakt is door een strafbaar feit en orgaandonatie de vergaring van bewijs in de weg kan staan of bemoeilijken.1 Het is een wettelijk geregelde taak van de officier van justitie om bij een niet-natuurlijke dood al dan niet toestemming te geven voor orgaandonatie.

Net als bij de afgifte van het verlof tot begraven of crematie is de officier van justitie van de plaats van overlijden bevoegd.

Gelet op het feit dat het verwijderen van organen voor transplantatie om medische redenen binnen zeer korte tijd na het overlijden van de patiënt moet plaatsvinden, wil het transplantatieteam de benodigde instemming zo snel mogelijk hebben. Het overleg tussen de gemeentelijk lijkschouwer of de transplantatiecoördinator met de officier van justitie, waarbij de toestemming van de officier wordt gevraagd, vindt dan ook in de regel telefonisch plaats.

Datzelfde geldt voor het contact met de Nederlandse Hersenbank ingeval het uitnemen van hersenen aan de orde is.

De volgende drie situaties kunnen zich voordoen:

1. Er is een niet-natuurlijke dood maar er is geen vermoeden van een strafbaar feit, bijvoorbeeld een eenzijdig verkeersongeval.

2. Er is een niet-natuurlijke dood en een vermoeden van een strafbaar feit, maar er hoeft geen sectie verricht te worden.

3. Er is een niet-natuurlijke dood en een vermoeden van een strafbaar feit en een sectie is noodzakelijk ten behoeve van bewijsvergaring.

Situaties 1 en 2

In de eerste twee omschreven situaties hoeft er geen sectie te worden verricht en zal het Openbaar Ministerie geen bezwaar hebben tegen de orgaandonatie. In deze situaties kan de officier dus toestemming verlenen. Deze toestemming wordt in principe gegeven zonder overleg met het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).

Situatie 3

In de situatie beschreven onder 3 (niet-natuurlijke dood + sectie) is een zorgvuldige afstemming en waar mogelijk behartiging van de belangen van zowel het openbaar ministerie als de belangen van een potentiële donor en de potentiële ontvangers (de patiënten op de wachtlijst voor transplantatie) noodzakelijk. De taak van de officier is het veilig stellen van zoveel mogelijk bewijsmateriaal. Om tevens in zoveel mogelijk gevallen orgaandonatie mogelijk te maken is, al dan niet door tussenkomst van de gemeentelijk lijkschouwer, overleg met de patholoog van het NFI wenselijk. Dit overleg dient ertoe na te gaan of de mogelijkheid bestaat om een of meerdere organen voor transplantatiedoeleinden uit te nemen op zodanige wijze dat sporen die bij sectie eventueel kunnen worden aangetroffen niet worden uitgewist. Een van de pathologen van het NFI, dhr. F.R.W. van de Goot, is ook als patholoog bij de Nederlandse Hersenbank betrokken.

Bereikbaarheid NFI

Tijdens kantooruren: afdeling pathologie, 070-8886821

Buiten kantooruren: algemeen piketnummer, 070-8886999

NFI-patholoog F.R.W. van de Goot, 06-48138765

Desgewenst kan de patholoog contact opnemen met de transplantatiecoördinator , dan wel (tevens) de Nederlandse Hersenbank.2

De aanwezigheid van de patholoog bij de uitname van de organen behoort ook tot de mogelijkheden3. Het overleg met de patholoog van het NFI kan ertoe leiden dat de patholoog de officier adviseert om slechts toestemming te geven tot de uitname van bepaalde organen.

Wanneer het overleg niet tot overeenstemming leidt, beslist de officier van justitie. De officier van justitie draagt er zorg voor dat zijn beslissing zo spoedig mogelijk wordt medegedeeld aan de transplantatiecoördinator dan wel (tevens) de Nederlandse Hersenbank.

Tussenbeslissing

Wanneer de officier van justitie uit onderzoeksoogpunt niet meteen kan beslissen over de toestemming, kan de transplantatiecoördinator hem om een tussenbeslissing vragen. Die tussenbeslissing ziet op een zogenaamde In Situ Preservatie (ISP). Bij een ISP worden noodzakelijke, maar niet ingrijpende handelingen verricht om er in afwachting van de definitieve beslissing van de officier voor te zorgen dat de organen medisch gezien niet verloren gaan. Of dit noodzakelijk is, hangt af van de wijze van overlijden van de donor (hersendood / ter behandeling in ziekenhuis gelegen voor overlijden etc). De toestemming hiervoor kan al dan niet door tussenkomst van de gemeentelijk lijkschouwer gegeven worden. Het weigeren van de toestemming voor de ISP leidt ertoe dat de orgaandonatie zinloos wordt.

Spijtserum

Vóór het starten van ISP of de uitname van organen dient de transplantatiecoördinator (of degene die voor de Nederlandse Hersenbank de hersenen uitneemt) spijtserum en urine af te (laten) nemen. Dit is voor het NFI van groot belang.

Shaken baby

Wanneer men vermoedt dat het gaat om een zogenaamde ‘shaken-baby’-zaak weigert de officier van justitie de toestemming voor orgaandonatie. Deze zaken zijn bewijstechnisch bijzonder lastig en daarom dient de patholoog een volledige sectie uit te kunnen voeren. Behoudens zeer bijzondere omstandigheden is orgaandonatie in deze gevallen uitgesloten.

Stroomschema

Van de te volgen procedure door de officier van justitie is een stroomschema gemaakt welke behoort bij de tekst van de aanwijzing.

De verklaringen A en B

In geval van een sectie, waarbij de officier van justitie met inachtneming van het voorgaande beslist dat tot uitneming van een of meer organen ten behoeve van orgaandonatie mag worden overgegaan, is de officier verplicht in tweevoud een verklaring model A op te maken. De arts die het betreffende orgaan verwijdert, is verplicht een verklaring model B op te maken.

Eén exemplaar van de verklaring model A is bestemd voor de arts die de organen uitneemt. Het andere exemplaar kan indien nodig in het strafdossier worden gevoegd. De verklaring model B wordt tezamen met het stoffelijk overschot overgedragen aan de patholoog die de sectie verricht en wordt aan het sectierapport toegevoegd.

De verklaringen model A en B zijn bijgevoegd.

Informeren politie

Het is belangrijk de politie op de hoogte te stellen van de te volgen procedure. Omdat snelheid geboden is, dienen politieambtenaren (denk aan diegenen die een sectie plegen te regelen) te beschikken over de van belang zijnde adressen en modelverklaringen.

Overgangsrecht

De Beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

1 In de verdere tekst van deze aanwijzing wordt enkel de situatie beschreven uitgaande van een niet-natuurlijk overlijden.

2 De transplantatiecoördinator is bereikbaar via tel.nr. 071-5795795; de Hersenbank is bereikbaar onder tel.nr. 020-4444330 (meldkamer VuMC).

3 Mede gelet op de tijdsdruk zal dit uiteraard alleen dienen te gebeuren als vermoed wordt dat de aanwezigheid van de patholoog een toegevoegde waarde kan hebben.

Bijlage 1: Stroomschema

stcrt-2005-200-p11-SC71932-1.gifstcrt-2005-200-p11-SC71932-2.gif

Bijlage 2: Model A (in tweevoud op te maken)

stcrt-2005-200-p11-SC71932-3.gif

Bijlage 3: Model B

stcrt-2005-200-p11-SC71932-4.gifstcrt-2005-200-p11-SC71932-5.gif
Naar boven