Aanwijzing vervoersdienst concessies voor regionaal openbaar vervoer per trein Limburg

Besluit tot aanwijzing vervoersdienst waarvoor het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg bevoegd is tot het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor regionaal openbaar vervoer per trein

10 oktober 2005

Nr. HDJZ/S&W/2005-1913

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

In overeenstemming met het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg;

Gelet op artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000;

Besluit:

Artikel 1

1. Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg is bevoegd tot het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor regionaal openbaar vervoer per trein voor de volgende vervoersdienst, die de daarbij aangegeven stations verbindt:

Vervoersdienst:

Stations:

Maastricht - Kerkrade

Maastricht-Randwijck – Maastricht – Meerssen – Houthem-St. Gerlach – Valkenburg – Schin op Geul – Klimmen-Ransdaal – Voerendaal – Heerlen – Landgraaf – Eygelshoven – Chèvremont – Kerkrade Centrum

2. Het eerste lid laat onverlet de rechten als bedoeld in artikel 2, van de concessie bedoeld in artikel 69d, tweede lid van de Wet personenvervoer 2000, voor het hoofdrailnet, als bedoeld in artikel 69b van de Wet personenvervoer 2000 tussen de stations Maastricht-Randwijck – Maastricht.

3. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid heeft betrekking op het openbaar vervoer per trein na 9 december 2006.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, ter attentie van de Hoofd-directie Juridische Zaken, Postbus 20906, 2500 EX te Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

a. naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt;

d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Toelichting

Artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 bepaalt dat decentrale overheden het bevoegde gezag kunnen zijn ten aanzien van concessies voor regionaal openbaar vervoer per trein, voor de bij algemene maatregel van bestuur dan wel in overeenstemming met het betrokken bestuur aangewezen vervoersdiensten.

In het onderhavige besluit wordt de vervoersdienst aangewezen die de daarbij aangegeven stations verbinden waarvoor het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg het concessieverlenende bestuursorgaan is. Hiermee wordt bewerkstelligd dat het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg bevoegd is om voorbereidende werkzaamheden te verrichten voor het verlenen van een concessie voor regionaal openbaar vervoer per trein vanaf 10 december 2006.

Artikel 1, tweede lid, is er op gericht de thans aanwezige samenloop van treindiensten op het traject Maastricht – Maastricht-Randwijck te continueren. Het is een samenlooptraject met het hoofdrailnet. Op de vervoersdienst Maastricht – Kerkrade valt het traject Maastricht-Randwijck – Maastricht onder de HRN vervoersconcessie. Voor dit traject is een concessie verleend aan NS, waarbij rekening is gehouden met continuering van de thans bestaande rechten voor wat betreft het traject Maastricht Randwijck – Maastricht van de vervoerdienst Maastricht – Kerkrade, voorzover benut in het dienstregelingjaar 2004, in termen van frequenties per uur per richting per station. In het aanwijzingsbesluit wordt derhalve rekening gehouden met de in deze concessie vermelde samenloop. Bij het verlenen van de concessie voor de vervoersdienst Maastricht – Kerkrade zal het College van Bestuur hiermede rekening moeten houden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven