Instellingsbesluit Commissie Jeugd, geweld en media

3 oktober 2005

Nr. MLB/M/2005/42.910

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

§ 1

Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. De staatssecretaris: De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Mr. Medy C. van der Laan.

b. De commissie: de Commissie jeugd, geweld en media.

§ 2

Instelling Commissie jeugd, geweld en media

Artikel 2

1. Er is een Commissie Jeugd, geweld en media.

2. De commissie heeft tot taak aan de staatssecretaris voorstellen te doen om schadelijkheid voor de jeugd van het media-aanbod te voorkomen.

§ 3

Samenstelling commissie

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit de volgende leden:

mevrouw A.L.E.C. van der Stoel, tevens voorzitter;

de heer N.A.N.M van Eijk;

mevrouw M. Wermuth;

mevrouw E. van Noorduyn;

de heer D. Hoogland.

2. Indien één van de leden zijn werkzaamheden voor de commissie voortijdig beëindigt, kunnen de staatssecretarissen een nieuw lid aanwijzen.

3. Aan de commissie wordt secretariële en inhoudelijke ondersteuning beschikbaar gesteld.

§ 4

Werkwijze

Artikel 4

1. De commissie hoort deskundigen uit relevante maatschappelijke geledingen en groeperingen in ons land; zij raadpleegt zo nodig buitenlandse deskundigen; ook het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media wordt om zijn inzichten gevraagd.

2. De commissie brengt haar voorstellen voor 1 november 2005 ter kennis van de staatssecretaris.

Artikel 5

Eventuele contacten van leden van de commissie met de media over werkzaamheden van de commissie vinden plaats na overleg met de directie Voorlichting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

§ 5

Overige bepalingen

Artikel 6

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeborgen in het archief van dat ministerie.

Artikel 7

De voorzitter van de commissie ontvangt voor het bijwonen van vergaderingen en overige bijeenkomsten vacatiegelden overeenkomstig het Vacatiegeldenbesluit 1988 ter hoogte van € 260 per vergadering.

Artikel 8

De overige leden, genoemd in artikel 1, ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen en overige bijeenkomsten vacatiegelden overeenkomstig het Vacatiegeldenbesluit 1988 ter hoogte van € 200 per vergadering.

Artikel 9

Reiskosten worden vergoed op basis van openbaar vervoer, 1e klasse, en verblijfskosten op basis van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 10

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin mededeling van het besluit wordt gedaan en werkt terug tot en met 1 maart 2005.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Jeugd, geweld en media.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.C. van der Laan.

Toelichting

Algemeen

Het kabinet heeft in november 2003 zijn standpunt naar aanleiding van de evaluatie van het stelsel van bescherming van jeugdigen tegen schadelijke audiovisuele producten (met centrale rol voor de zelfreguleringsorganisatie NICAM/Kijkwijzer) aan de Tweede kamer aangeboden (kamerstukken II, 2003–2004, 29 326, nr. 1). De discussie over het thema jeugd, geweld en media heeft geleid tot de vraag of er in Nederland meer kan gebeuren om schadelijkheid voor jeugd van het mediaanbod te voorkomen. Dit mede in het licht van de nieuwe verspreidingsmogelijkheden voor audiovisuele producten.

De hierbij ingestelde commissie dient daartoe uitgaande van onderstaande vraagstelling voorstellen te formuleren. De vraagstelling en instelling van de commissie zijn voorbereid met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De hoofdvraag is:

Hoe kunnen betrokken partijen hun onderscheiden verantwoordelijkheden om schadelijkheid voor jeugd van het mediaanbod in ons land te voorkomen beter waarmaken (jeugd, ouders, media, producenten en verspreiders van mediaproducten, voorzieningen voor jeugd en ouders, scholen, en de overheid)?

Specifieke vragen zijn:

Welke bijdrage kunnen producenten en verspreiders van mediaproducten, jeugdigen, ouders, media, scholen en voorzieningen voor ouders en jeugd in ons land leveren om schadelijkheid voor jeugd te voorkomen?

Welke stappen zijn effectief en voor deze partijen uitvoerbaar?

Wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van de overheid?

Welke voor ons land relevante antwoorden op deze vragen geven andere landen?

De voorgestelde maatregelen moeten

– uitvoerbaar zijn voor betrokken partijen;

– passen bij de uitgangspunten van modern bestuur (zie Kabinetsvisie ‘Andere overheid’ (kamerstukken II, 2003/04, 29 362, nr. 1).

Artikelsgewijs

Artikelen 8, 9 en 10

De leden ontvangen een vergoeding overeenkomstig het Vacatiegeldenbesluit 1988.

Artikel 11

De reden van de terugwerkende kracht van de onderhavige regeling ligt in het feit dat de commissie vanaf die datum feitelijk met zijn werkzaamheden is begonnen. De reden voor deze aanvangsdatum is gelegen in de wenselijkheid uiterlijk 1 november 2005 over de voorstellen te kunnen beschikken. Om die reden is ervoor gekozen om vooruitlopend op de formele instelling van de commissie reeds een aanvang te maken met de hierboven genoemde werkzaamheden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.C. van der Laan

Naar boven