Wijziging Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet

Besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 september 2005, nr. DJZ2005161776, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende wijziging van de Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Ministers van Financiën, van Economische Zaken, van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 58, eerste en vierde lid, van de Kernenergiewet;

Besluit:

Artikel I

De Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

1. Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn belast de inspecteur in de regio Zuid-West van het Inspectoraat-Generaal VROM en de door hem daartoe aangewezen, onder zijn bevelen werkzame ambtenaren, voor zover het betreft de bescherming van het milieu, met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder a tot en met d.

2. Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn belast de ambtenaren van de Kernfysische Dienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, voor zover het betreft:

a. inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van die wet;

b. tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die daarmee technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in de onmiddellijke nabijheid daarvan zijn gelegen en met betrekking tot welke installaties een vergunning krachtens die wet is verleend;

c. activiteiten binnen zodanige inrichtingen of installaties waaromtrent regels zijn gesteld bij of krachtens die wet;

d. de afvoer van bestraalde splijtstof ;

e. het vervoer van radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt.

1. In de eerste volzin wordt ‘de de hoofdinspecteurs’ vervangen door: ‘de hoofdinspecteurs’ en wordt ‘de controle-ambtenaren van de Keuringsdienst van Waren’ vervangen door: de hoofdinspecteurs van de Voedsel en Waren Autoriteit en de controle-ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit.

2. In de tweede volzin vervalt: ‘de in artikel 1 genoemde artikelen van’.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

1. Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de ambtenaren van de Arbeidsinspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor zover het betreft de bescherming van werknemers, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.

2. Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de ambtenaren van de Inspectie Werk en Inkomen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij de vervulling van hun taken beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 69, 69a, 69b, 69c en 69d van de Kernenergiewet, voor zover het betreft de bescherming van werknemers, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de inspecteur-generaal der mijnen en de inspecteurs van het Staatstoezicht op de mijnen, voor zover het activiteiten betreft waarop artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet van toepassing is.

E

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het tweede lid vervalt; het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘buitengewone opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/ECD’ vervangen door: bijzondere opsporingsambtenaren van de Belastingdienst FIOD/ECD.

F

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de door hem daartoe aangewezen, onder zijn bevelen werkzame ambtenaren van die inspectie, voor zover het betreft de veiligheid bij het vervoer van splijtstoffen, ertsen, radioactieve stoffen, of stoffen of voorwerpen als bedoeld in artikel 46 van die wet, de veiligheid bij het aanbrengen of aangebracht houden van een uitrusting als bedoeld in artikel 15, onder c, van de wet in een vaartuig, dan wel de veiligheid bij het in werking brengen, in werking houden of wijzigen van een zodanige in een vaartuig aangebrachte uitrusting, de veiligheid in verband met de toepassing van radioactieve stoffen en het gebruik van ioniserende stralen uitzendende toestellen aan boord van schepen en het zich door lozing in water ontdoen van splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen.

G

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt.

1. In de eerste volzin vervalt: ‘de Directeur van de Veeartsenijkundige Dienst en de onder zijn bevelen werkzame, door de Minister van Landbouw en Visserij aan te wijzen ambtenaren van die dienst, alsmede’.

2. In de tweede volzin wordt ‘eerstbedoelde, onderscheidenlijk laatstbedoelde ambtenaren’ vervangen door: ‘zij’ en vervalt: ‘van dieren en voedermiddelen voor dieren, onderscheidenlijk’.

H

Artikel 11 vervalt.

I

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichtambtenaren Kernenergiewet.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 september 2005.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Toelichting

Dit besluit dient tot aanpassing van de Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet aan de wijzigingen met betrekking tot de daarin genoemde inspectiediensten en de daarop betrekking hebbende regelgeving. De details daarvan worden bij de toelichting op de onderdelen van artikel I aangegeven.

Artikel I

Onderdeel A

Het nieuwe eerste lid van artikel 1 bevat de aanpassing die nodig is in verband met het opgaan van de inspectie milieuhygiëne in het Inspectoraat-Generaal VROM. De taken die de milieu-inspectie had, gaan geheel over naar die nieuwe inspectie. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de bepaling aanzienlijk te vereenvoudigen en aan te passen aan de nu gebruikelijke terminologie met betrekking tot de milieubescherming.

Omdat volgens het Organisatiebesluit VROM 2005 het toezicht op de naleving van de in het kader van de Kernenergiewet gestelde voorschriften in de nieuwe inspectie voor het grootste deel is ondergebracht bij de inspectie Zuid-West, zijn alleen de inspecteur Zuid-West en de door hem aangewezen gespecialiseerde ambtenaren van zijn regionale inspectie als toezichthouders aangewezen.

Het tweede lid bevat een uitzondering op de exclusieve aanwijzing van de inspectie Zuid-West. Daarin wordt de Kernfysische Dienst (KFD), een onderdeel van het Inspectoraat-Generaal VROM, in overeenstemming met hetzelfde organisatiebesluit aangewezen als toezichthouder voor zover het betreft kerninstallaties als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet. Dit is een uitvloeisel van de koninklijke besluiten van 24 mei 2000, houdende overgang van de Kernfysische Dienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Stb. 244), en van 5 september 2003 tot wijziging van dat besluit (Stb. 2003, 468). Daarbij zijn de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het toezicht op de naleving van vergunningen op grond van artikel 15 van de Kernenergiewet en op de naleving van de regels op grond van artikel 21 van die wet alsmede taken die met die vergunningverlening verwant zijn, overgegaan van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) naar de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Ter uitvoering van het eerstgenoemde besluit is de Kernfysische Dienst (KFD), waar de expertise ten aanzien van nucleaire installaties berust, overgeplaatst van het Ministerie van SZW naar het Ministerie van VROM. In verband met de wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 2000 is het nodig dat de aanwijzing van de KFD-ambtenaren wordt geactualiseerd.

Het tweede lid houdt in dat de KFD toezicht houdt op de naleving van vergunningen, verleend krachtens artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet, en op de naleving van alle voorschriften die verder bij of krachtens de Kernenergiewet zijn gesteld met betrekking tot zo’n inrichting. Dat omvat ook het toezicht op bijvoorbeeld de vergunningen en algemene regels met betrekking tot ioniserende straling uitzendende toestellen en radioactieve stoffen, die in zo’n inrichting worden gebruikt. Onderdeel b heeft met name betrekking op het toezicht van de KFD met betrekking tot het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten. ECN heeft geen vergunning op grond van artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet maar heeft zodanige bindingen met het op hetzelfde terrein gelegen bedrijf Nuclear Research and consultancy Group, dat wel een dergelijke vergunning heeft, dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht op beide bedrijven in één hand dient te blijven.

Onderdeel B

In de eerste plaats is in artikel 2, eerste volzin, een redactionele fout hersteld.

De Keuringsdienst van Waren die in artikel 2 als toezichtinstantie was aangewezen, is opgegaan in de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Daarom is de aanwijzing van de keuringsdienst vervangen door een aanwijzing van de VWA. Weliswaar ressorteert de VWA onder de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid en zou de toezichtopdracht dus in artikel 8 passen, maar zij is ingesteld krachtens de Gezondheidswet en de beperkingen die met betrekking tot het toezicht moeten gelden zijn dezelfde als die voor de andere onderdelen van het Staatstoezicht op de volksgezondheid. Daarom is de VWA in artikel 2 aangewezen op dezelfde voet als die andere onderdelen.

Onderdeel C

De wijziging van artikel 3 heeft als doel de aanwijzing van toezichthouders op de bescherming van werknemers die met ioniserende straling handelingen of werkzaamheden verrichten, opnieuw te formuleren. Dit is nodig omdat de wetten die in dit artikel werden genoemd al geruime tijd zijn ingetrokken en inmiddels met ingang van 1 november 1999 zijn vervangen door de Arbeidsomstandighedenwet 1998.

Het eerste lid geeft aan voor welke wettelijke regels de Arbeidsinspectie als toezichthouder fungeert. Het betreft de regels voor de omgang met splijtstoffen, ertsen, radioactieve stoffen en toestellen. In de opsomming van artikelen van de Kernenergiewet zijn de wijzigingen verwerkt die sinds de totstandkoming van de regeling in 1969 in de Kernenergiewet zijn aangebracht.

Het tweede lid geeft de Inspectie Werk en Inkomen de bevoegdheid toezicht te houden op de nog tot stand te brengen regels op het gebied van de borging van stralingsdeskundigheid.

Onderdeel D

Ook de bepalingen over het Staatstoezicht op de mijnen behoefden aanpassing aan gewijzigde organisatie en regelgeving in verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2003 van de Mijnbouwwet. Daardoor werd de Kernenergiewet ook van toepassing op mijnbouwactiviteiten op het continentaal plat. Tot die datum werden zaken betreffende ioniserende stralen en radioactieve stoffen voor het continentaal plat geregeld in het Mijnreglement continentaal plat. De Kernenergiewet was alleen van toepassing op mijnbouwactiviteiten binnen het territoir.

Een strikte omzetting van de situatie van vóór 1 januari 2003 zou inhouden dat de ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen voor mijnbouwactiviteiten buiten de 3-mijlsgrens als enigen belast zouden zijn met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene, terwijl zij daarmee binnen de 3-mijlsgrens mede belast zouden zijn, maar dan alleen voor zover het betreft de bescherming van werknemers.

Mede met het oog op de uitgangspunten van het Project Andere Overheid is voor een eenvoudiger opzet gekozen. De inspecteur-generaal der mijnen en de inspecteurs van het Staatstoezicht op de mijnen worden daarin voor mijnbouwactiviteiten in het algemeen aangewezen als mede belast met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene. Mijnbouwactiviteiten zijn in artikel 1, onder c, van het Mijnbouwbesluit gedefinieerd als activiteiten waarop artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet van toepassing is. Die omschrijving is ook in dit besluit gebruikt.

Met de andere bevoegde toezichthouders zullen afspraken worden gemaakt om het toezicht zowel voor degenen die aan het toezicht onderworpen zijn, als voor de toezichthouders op zo efficiënt en effectief mogelijke wijze te laten plaatsvinden.

Onderdeel E

Dit onderdeel bevat een aanpassing aan een organisatiewijziging bij het Ministerie van Financiën.

Onderdeel F

In dit onderdeel wordt de regeling aangepast aan de instelling van de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat.

Onderdeel G

De Veeartsenijkundige Dienst is opgegaan in de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De VWA is in artikel 2 aangewezen als toezichthoudende instantie. De aanwijzing van de Veeartsenijkundige Dienst kan dus zonder meer uit artikel 8 worden geschrapt.

Onderdeel H

De in dit artikel bedoelde commissie inzake de coördinatie van en overleg over aangelegenheden die het toezicht op de Kernenergiewet betreffen, is niet meer operationeel en kan dus opgeheven worden. Overleg tussen de diverse toezichthouders geschiedt thans door werkafspraken en samenwerkingsverbanden.

Onderdeel I

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de citeertitel aan te passen aan de huidige inzichten over de status van een besluit als het onderhavige.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

  • 1

    Stcrt. 1969, 239, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 13 april 2001, Stcrt. 83.

Naar boven