Subsidieregeling prijsvraag verbetering architectuur bestaande bedrijventerreinen

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 9 september 2005, nr. WJZ 5057244, houdende regels met betrekking tot subsidiëring van vernieuwende ideeën en projecten gericht op de verbetering van de architectuur van bestaande bedrijventerreinen (Subsidieregeling prijsvraag verbetering architectuur bestaande bedrijventerreinen)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Economische Zaken;

b. samenwerkingsverband: een verband van twee of meer gemeenten of een verband bestaande uit ten minste één gemeente en ten minste één natuurlijk persoon of rechtspersoon;

c. idee: een plan, dat gericht is op de verbetering van de architectuur van bestaande bedrijventerreinen en waarvan vernieuwende elementen een wezenlijk onderdeel uitmaken;

d. project: een geheel of grotendeels uitgevoerde maatregel of een geheel of grotendeels uitgevoerd pakket van maatregelen, die geresulteerd hebben in de verbetering van de architectuur van een bestaand bedrijventerrein en waarvan vernieuwende elementen een wezenlijk onderdeel uitmaken;

e. binnenstedelijk bedrijventerrein: een bedrijventerrein dat grotendeels is omringd door woonwijken;

f. architectuur van een bedrijventerrein: ontwerp, realisatie en beheer van een bedrijventerrein waarbij de kwaliteit van de architectuur wordt bepaald door het geheel van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

Artikel 2

1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan:

a. een ieder die is ingeschreven in het Nederlands Architectenregister die een idee als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, indient;

b. een gemeente of de deelnemers in een samenwerkingsverband die gezamenlijk een project als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, indienen.

2. Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn, wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden.

Artikel 3

1. Er is een Adviescommissie subsidieregeling prijsvraag verbetering architectuur bestaande bedrijventerreinen die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

2. De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

3. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste 2 en ten hoogste 4 andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken.

4. De voorzitter en de leden worden door de minister benoemd.

5. De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

6. Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.

7. De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

8. In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.

9. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

10. De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 4

1. Aanvragen om subsidie op grond van deze regeling moeten zijn ontvangen in de periode die loopt van de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 16 december 2005.

2. Een aanvraag om subsidie voor een idee wordt ingediend met gebruikmaking van formulier 1, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1. Bij de aanvraag dient, overeenkomstig hetgeen in dit formulier is vermeld, inzicht te worden gegeven in het idee, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan de volgende aspecten:

a. de inhoud en de doelstelling van het idee;

b. de bijdrage van het idee aan de verbetering van de architectuur van een bedrijventerrein;

c. het vernieuwende karakter van het idee;

d. de toepasbaarheid van het idee op andere bedrijventerreinen;

e. een inschatting van de kosten van de realisatie van het idee;

f. het bedrijventerrein waarop het idee betrekking heeft of kan hebben evenals de milieucategorie van de bedrijven die op het bedrijventerrein zijn gevestigd.

3. Een aanvraag om subsidie voor een project wordt ingediend met gebruikmaking van formulier 2, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Bij de aanvraag dient, overeenkomstig hetgeen in dit formulier is vermeld, inzicht te worden gegeven in het project, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan de volgende aspecten:

a. de inhoud en de doelstelling van het project;

b. het effect van het project op de architectuur van het bedrijventerrein;

c. het vernieuwende karakter van het project;

d. de toepasbaarheid van het project op andere bedrijventerreinen;

e. de kosten van het project;

f. het bedrijventerrein waarop het project betrekking heeft evenals de milieucategorie van de bedrijven die op het bedrijventerrein zijn gevestigd;

g. de wijze waarop het project tot stand is gekomen;

h. het aantal deelnemers in het samenwerkingsverband en naam- en adresgegevens van die deelnemers.

Artikel 5

1. De minister wint omtrent de aanvragen het advies in van de Adviescommissie subsidieregeling prijsvraag verbetering architectuur bestaande bedrijventerreinen.

2. De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de commissie, de aanvragen per categorie, bedoeld in artikel 6, eerste tot en met vierde lid, zodanig, dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naar mate:

a. het idee of project vernieuwender is dan een ander idee of project;

b. het idee of project een grotere bijdrage levert aan de verbetering van de architectuur van bedrijventerreinen dan een ander idee of project;

c. het idee of project beter toepasbaar is op andere bedrijventerreinen dan een ander idee of project.

3. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking.

4. De minister geeft een beschikking omtrent de aanvragen, ontvangen in de bij artikel 4, eerste lid, vastgestelde periode, binnen dertien weken na de laatste dag van die periode.

Artikel 6

1. De subsidie voor een idee met betrekking tot binnenstedelijke bedrijventerreinen bedraagt voor de eerste, tweede en derde hoogst gerangschikte aanvragen respectievelijk € 25 000, € 15 000 en € 10 000 per aanvraag.

2. De subsidie voor een idee met betrekking tot bedrijventerreinen waarop in overwegende mate milieucategorie 4, 5, of 6 bedrijven zijn gevestigd bedraagt voor de eerste, tweede en derde hoogst gerangschikte aanvragen respectievelijk € 25 000, € 15 000 en € 10 000 per aanvraag.

3. De subsidie voor een project met betrekking tot binnenstedelijke bedrijventerreinen bedraagt voor de eerste, tweede en derde hoogst gerangschikte aanvragen respectievelijk € 25 000, € 15 000 en € 10 000 per aanvraag.

4. De subsidie voor een project met betrekking tot bedrijventerreinen waarop in overwegende mate milieucategorie 4, 5, of 6 bedrijven zijn gevestigd bedraagt voor de eerste, tweede en derde hoogst gerangschikte aanvragen respectievelijk € 25 000, € 15 000 en € 10 000 per aanvraag.

5. De minister kan, daartoe geadviseerd door de commissie, afwijzend op een aanvraag beslissen indien hij van oordeel is dat een voor subsidie in aanmerking komende aanvraag in zo beduidende mate niet voldoet aan een of meer van de criteria, genoemd in artikel 5, tweede lid, dat daarmee geen wezenlijke bijdrage aan het doel van deze regeling wordt gegeven.

Artikel 7

Een ieder die een subsidie ontvangt, verleent medewerking aan de openbaarmaking en verspreiding van de inhoud van het idee en de inhoud en resultaten van het project door de minister.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling prijsvraag verbetering architectuur bestaande bedrijventerreinen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het secretariaat van de directie Ruimtelijk Economisch Beleid van het Directoraat-Generaal voor Ondernemen en Innovatie, kamer 149, Bezuidenhoutseweg 20 in Den Haag.

Den Haag, 9 september 2005.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, C.E.G. van Gennip.

Toelichting

Algemeen

Over smaak valt niet te twisten. Toch bestaat er consensus dat sommige bedrijventerreinen er niet fraai uitzien. Dit kan verschillende oorzaken hebben: van niet onderhouden braakliggende terreinen tot ‘monotone dozen’ en van zwerfafval en lelijke hekwerken tot oneigenlijk gebruik van openbare ruimte. In al deze gevallen is het ontwerp, realisatie van dit ontwerp en beheer – de architectuur in brede zin – niet optimaal. Een betere architectuur van bedrijventerreinen kan bovengenoemde problemen helpen voorkomen.

Ondernemers, werknemers en omwonenden waarderen bedrijventerreinen op verschillende manieren. Voor ondernemers zijn vooral de functionele eigenschappen van belang. Dit wordt ook wel de gebruikswaarde genoemd. De architectuur van een bedrijventerrein is echter niet alleen voor een ondernemer van belang. Het heeft ook effect op de belevingswaarde van (toekomstige) werknemers en omwonenden die op en rond dit bedrijventerrein werken en wonen. Een werknemer zal liefst op een bedrijventerrein willen werken dat goed bereikbaar is en een aantrekkelijke (werk)omgeving heeft. Omwonenden willen daarentegen zo min mogelijk overlast hebben van een bedrijventerrein. Daarbij heeft het ontwerp en de organisatie van een bedrijventerrein niet alleen gevolgen voor de huidige ondernemers, werknemers en omwonenden, maar ook voor volgende generaties. Dit is de toekomstwaarde.

De architectuur van bedrijventerreinen is gericht op al deze waarden: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

Indien alle wensen voor een bedrijventerrein niet integraal in de architectuur van een bedrijventerrein worden opgenomen, zal het verzet uit de samenleving tegen het terrein groeien. Ondernemers die wel om goede architectuur van een bedrijventerrein geven, zullen zich niet op een onaantrekkelijk bedrijventerrein willen vestigen, werknemers zullen er niet graag willen gaan werken en omwonenden zullen tijdrovende juridische procedures starten. Het terrein verwordt dan tot een verdomhoekje binnen een gemeente. Zeker als de openbare ruimte ook nog eens niet goed wordt bijgehouden.

Hoe kan het dan zover komen? En wat kan er aan gedaan worden? Een gebrek aan creatieve architecten lijkt niet de oorzaak. Eerder een gebrek aan een integrale aanpak. Blijkbaar komen ontwerpers, ambtenaren, bestuurders, ondernemers, werknemers en omwonenden niet goed of niet tijdig met elkaar in contact en zijn betrokken partijen in eerste instantie gericht op hun eigen reilen en zeilen. Daarbij is het voor een bestaand bedrijventerrein met een reeds weinig inspirerende architectuur extra lastig om een verbeteringsproces in te zetten. Verandering van het uiterlijk van reeds bestaande panden, omheiningen of bestaande indeling is lastig en kostbaar en (met name) ondernemers zitten hier niet altijd om te springen.

Belangrijk is dan ook dat niet alleen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde met elkaar in balans worden gebracht, het is ook van belang dat verbetering van de ene waarde, bijvoorbeeld de belevingswaarde, niet ten koste gaat van de andere waarden, zoals de gebruikswaarde. Partijen moeten juist een positieve prikkel hebben om mee te werken. Alleen dan kan op een snelle manier en zonder veel weerstand een verbeteringsslag plaatsvinden.

Alhoewel gemeenten, provincies en het lokale bedrijfsleven de partijen zijn die (verbetering aan) bedrijventerreinen moeten realiseren, wil ik deze partijen ondersteunen door vernieuwende ideeën te genereren, reeds opgedane kennis te verzamelen en deze te verspreiden. Hiervoor heb ik € 200 000 ter beschikking gesteld. Daarvan is € 50 000 bestemd voor het bevorderen van de ontwikkeling van ideeën die gericht zijn op de verbetering van de architectuur van binnenstedelijke bedrijventerreinen, en € 50 000 voor ideeën die zijn gericht op bedrijventerreinen met milieucategorie 4, 5, 6 bedrijven. Dezelfde bedragen zijn bestemd voor projecten die reeds grotendeels zijn uitgevoerd en aantoonbaar hebben geresulteerd in de verbetering van de architectuur van binnenstedelijke bedrijventerreinen en voor projecten die reeds grotendeels zijn uitgevoerd en aantoonbaar hebben geresulteerd in de verbetering van de architectuur van bedrijventerreinen met milieucategorie 4, 5, 6 bedrijven. Uiteindelijk zullen de beste drie ideeën voor zowel bedrijventerreinen met milieucategorie 4, 5 en 6 bedrijven als binnenstedelijke bedrijventerreinen en de beste drie projecten voor zowel bedrijventerreinen met milieucategorie 4, 5 en 6 bedrijven als binnenstedelijke bedrijventerreinen een subsidie ontvangen.

Deze subsidieregeling is gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies en geeft criteria voor de subsidieverstrekking. Met de subsidieregeling wordt in feite een prijsvraag uitgeschreven. Daar waar in de regeling ‘aanvraag om subsidie’ staat kan ook ‘inzending voor een prijsvraag’ worden gelezen. Daar waar te verlenen ‘subsidie’ staat kan ook ‘prijzengeld’ worden gelezen.

De subsidieregeling is aangekondigd in het Actieplan Bedrijventerreinen en het Actieprogramma Ruimte en Cultuur.

De ontwerp-regeling heeft minimale administratieve lasten tot gevolg. Uitgaande van 50 aanvragen bedragen deze naar schatting € 7 500, hetgeen slechts 3,75% van het totale subsidiebedrag van € 200 000 is.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Op grond van deze regeling kan de Minister van Economische Zaken aan ideeën en projecten een subsidie toekennen. Onder een idee wordt verstaan een plan, dat gericht is op de verbetering van de architectuur van bestaande bedrijventerreinen en waarvan vernieuwende elementen een wezenlijk onderdeel uitmaken. Onder project wordt een geheel of grotendeels uitgevoerde maatregel of een geheel of grotendeels uitgevoerd pakket van maatregelen verstaan, die resulteren in de verbetering van de architectuur van een bestaand bedrijventerrein en waarvan vernieuwende elementen een wezenlijk onderdeel uitmaken.

Een idee of project dient aldus gericht te zijn (geweest) op de verbetering van de architectuur van een bestaand bedrijventerrein. Ten gevolge van deze verbetering moet het bedrijventerrein zijn functie als vestigingsplaats blijven behouden; een eventuele transformatie moet beperkt blijven. Deze regeling is verder alleen van toepassing op binnenstedelijke bedrijventerreinen (deze zijn grotendeels omringd door woonwijken) en bedrijventerreinen waar in overwegende mate milieucategorie 4, 5 of 6 bedrijven als bedoeld in de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2001) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn gevestigd.

De bedrijventerreinen waarop het idee betrekking heeft hoeft niet daadwerkelijk te bestaan; wel moet het bedrijventerrein in Nederland voor kunnen komen. Aangezien het bij een project om een geheel of grotendeels gerealiseerde maatregel of een geheel of grotendeels gerealiseerd pakket van maatregelen gaat moet het bedrijventerrein waar het project betrekking op heeft wel werkelijk bestaan en in Nederland liggen.

Verder is deze regeling alleen van toepassing op een idee dat een verbetering bewerkstelligt van het ontwerp, de realisatie en het beheer van een bedrijventerrein waarbij de kwaliteit van de architectuur wordt bepaald door het geheel van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde of op een project dat dit heeft bewerkstelligd. Het gaat met andere woorden om aantal belangrijke waarden die voor de bij het bedrijventerrein betrokken partijen – zoals gebruiker, eigenaar, omwonende – van belang zijn. Bij gebruikswaarde kan onder meer worden gedacht aan de grootte en de prijs van de kavels, de bebouwingsmogelijkheden, logistieke aspecten (bijvoorbeeld bereikbaarheid en parkeergelegenheid) en de in de omgeving beschikbare voorzieningen. De belevingswaarde wordt beïnvloed door zaken als de inpassing van het terrein in de omgeving, de inrichting en het beheer van de openbare ruimte, de uitstraling van de gebouwen (inclusief eventueel leegstaande panden), de uitstraling van ongebruikte kavels, de menging van functies en de sociale veiligheid. De toekomstwaarde wordt zowel beïnvloed door de opzet van het terrein en het initiële investeringsniveau als door de zorg voor onderhoud en beheer en de mate waarin wordt voldaan aan milieutechnische eisen op het gebied van duurzaamheid.

Tenslotte dienen van een idee of project vernieuwende elementen een wezenlijk onderdeel uit te maken.

Artikel 2

Dit artikel bevat, tezamen met de criteria in artikel 5, tweede lid, de criteria voor het verstrekken van subsidie voor een idee of project. Centraal in de criteria staat, dat het moet gaan om een idee of project in de zin van deze regeling. Dit impliceert dat moet worden voldaan aan alle elementen opgenomen in de van toepassing zijnde definities van artikel 1.

De aanvraag om subsidie voor een idee als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, kan door een ieder die is ingeschreven in het Nederlands Architectenregister worden ingediend. De aanvraag om subsidie voor een project als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, dient door een gemeente of de deelnemer in het samenwerkingsverband te worden ingediend.

Het tweede lid bepaalt dat indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn, de subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk; dit impliceert dat de verdeling van de subsidie onder de deelnemers een zaak van de deelnemers onderling is. De betaling geschiedt aan één van hen, die mede namens de anderen de aanvraag heeft ingediend.

Artikel 3

Er is een Adviescommissie subsidieregeling prijsvraag verbetering architectuur bestaande bedrijventerreinen. De Adviescommissie zal worden voorgezeten door Rijksbouwmeester Mels Crouwel. Naast de Rijksbouwmeester zal de Adviescommissie bestaan uit een architect of stedenbouwkundige en een vertegenwoordiger van het lokale bestuur, het bedrijfsleven en projectontwikkelingsbedrijven.

Artikel 4

Het eerste lid voorziet in de instelling van een zogenaamde tenderperiode. Aanvragen om subsidie op grond van deze regeling kunnen worden ingediend vanaf de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 16 december 2005. Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid verzuimen te herstellen. Er dient echter rekening mee te worden gehouden dat de termijnen die daarvoor worden gegeven kort zullen zijn, te weten 5 werkdagen.

De in het tweede en derde lid bedoelde aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar bij Architectuur Lokaal, Tussen de Bogen 18, 1013 JB Amsterdam. Voor aanvragen met betrekking tot ideeën zal de in de bijlage opgenomen aanvraagformulier 1 beschikbaar zijn. Voor aanvragen met betrekking tot projecten zal aanvraagformulier 2 gebruikt moeten worden. In de aanvraagformulieren wordt vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden meegezonden. Op grond van het tweede en derde lid van artikel 4 dient bij de aanvraag inzicht te worden gegeven in het idee en het project. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan de in het tweede lid opgesomde aspecten als het een idee betreft en de in het derde lid opgesomde aspecten als het een project betreft.

Artikel 5

De Adviescommissie subsidieregeling prijsvraag verbetering architectuur bestaande bedrijventerreinen adviseert de Minister van Economische Zaken over de rangschikking van de aanvragen per categorie, bedoeld in artikel 6, eerste tot en met vierde lid. Deze rangschikking vindt plaats aan de hand van de criteria genoemd in het tweede lid. Indien een idee of project, bijvoorbeeld vernieuwender is of beter toepasbaar is op andere bedrijventerreinen dan een ander idee of project, wordt de aanvraag hoger gerangschikt. Bij de beoordeling van de toepasbaarheid worden onder meer gekeken naar het kostenaspect van het idee of project. Voor de rangschikking door de commissie wegen alle criteria even zwaar.

Aanvragen om subsidie voor een idee worden geanonimiseerd voorgelegd aan deze adviescommissie.

Artikel 6

De subsidie voor zowel ideeën als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, als projecten als bedoeld in artikel 6, derde en vierde lid bedraagt voor de eerste, tweede en derde hoogst gerangschikte aanvragen respectievelijk € 25 000, € 15 000 en € 10 000. Het vijfde lid geeft de minister de mogelijkheid om een of meer van de bovengenoemde subsidies niet te verstrekken.

Dat geval kan zich voordoen wanneer de minister, daartoe geadviseerd door de commissie, van oordeel is dat één van de voor subsidie in aanmerking komende aanvragen in zo beduidende mate niet voldoet aan een of meer criteria, genoemd in artikel 5, tweede lid, dat ze geen wezenlijke bijdrage aan het doel van deze regeling geeft.

Artikel 7

Aan de subsidie is de verplichting verbonden om medewerking te verlenen aan de openbaarmaking en verspreiding van de inhoud van het idee en de resultaten van het project. De minister kan, indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan deze verplichtingen op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht, de subsidievaststelling intrekken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip

Naar boven