Instellingsbesluit Commissie Innovatie Mondzorg

9 september 2005

Nr. HO/BS/2005/24097

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

2. commissie: de commissie bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een Commissie Innovatie Mondzorg.

2. De commissie heeft de volgende taken:

a. Het vaststellen van een beroepscompetentieprofiel voor de mondarts – in relatie tot de overige beroepen in de beroepenstructuur van de tand- en mondzorg – op basis waarvan een uitspraak gedaan wordt over de meest wenselijke organisatie en duur van een wo-opleiding mondarts.

b. Het kwantificeren van de behoefte aan beroepsbeoefenaren in termen van aantallen op te leiden studenten door de opleidingen binnen het opleidingscontinuüm.

c. Het in kaart brengen van het invoeringstraject voor de mondarts met inbegrip van de financiële implicaties.

Artikel 3

Eindrapport

De commissie brengt vóór 1 december 2005 haar eindrapport uit aan de minister.

Artikel 4

Samenstelling

1. Tot lid van de commissie worden benoemd:

a. de heer R.L.O. Linschoten, tevens voorzitter

b. mevrouw prof. dr. P.L. Meurs

c. mevrouw prof. dr. H. Maassen van den Brink

d. de heer drs. H.W. Zijlstra,

e. de heer drs. F.R. Barendrecht,

f. de heer prof. dr. R.C.W. Burgersdijk,

2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, de heer drs. J.A. van Dijken, IOO, Economisch Onderzoek voor de publieke sector te Leiden. De secretaris is geen lid van de commissie.

Artikel 5

Werkwijze van de commissie

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder – op persoonlijke titel – ambtelijke deskundigen.

Artikel 6

Kosten van de commissie

1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de staatssecretaris. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de staatssecretaris aan.

2. Onder de in het eerste lid bedoelde kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderen, materiële en secretariële ondersteuning;

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek en

c. de kosten van publicatie van rapportages.

3. De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als een algemene commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt.

Artikel 7

Verantwoording

De commissie legt vóór 1 januari 2006 rekening en verantwoording af over de besteding van de middelen onder overlegging van een verklaring van een registeraccountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 8

Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 9

Geheimhouding

1. De commissie neemt geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

2. De commissie zorgt ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de commissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Artikel 10

Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de staatssecretaris uitgebracht.

Artikel 11

Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder als de staatssecretaris wenselijk acht, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het Centraal Archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 12

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening in de Staatscourant.

2. Dit besluit vervalt op 1 februari 2006.

Artikel 13

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Innovatie Mondzorg.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

Het Kabinetsstandpunt van 2000 met betrekking tot het eindrapport van de Adviescommissie capaciteit mondzorg ‘Capaciteit mondzorg. Aanbevelingen voor de korte en lange termijn.’ (de Commissie Lapré) onderschreef de wenselijkheid van het op grotere schaal invoeren van het ‘teamconcept’ en ‘taakherschikking’ binnen de sector Mondzorg. Daartoe zouden de opleidingen van de verschillende typen zorgverlener in onderlinge afstemming moeten worden aangepast. Inmiddels zijn aanpassingen in de opleidingen voor de mondhygiënist en de tandartsassistent in gang gezet. De opleidingen tot mondhygiënist hebben hun curriculum aangepast, een extra cursusjaar ingevoerd en de instroomcapaciteit vergroot. Een voorstel voor een noodzakelijke wijziging van de betreffende AMvB ex Wet BIG is in concept gereed. Het curriculum van de tandprothetici is vernieuwd.

De opleiding tot tandarts moet, binnen het continuüm in de mondzorg, ook worden gemoderniseerd.

Er dient een integrale visie ontwikkeld te worden op de toekomst van het beroep; daarbij dienen de consequenties voor de beroepsuitoefening aan de orde te komen, evenals de consequenties voor de opleiding. Gelet op de noodzaak van een stevige maatschappelijke legitimatie van de beslissing over de duur en capaciteit van de opleiding tot tandarts-nieuwe-stijl (ook wel aangeduid met: mondarts) is besloten tot het instellen van een commissie onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De commissie zal bestaan uit deskundigen op het gebied van de gezondheidszorg, arbeidsmarktanalyses en materiedeskundigen afkomstig uit de beroepsgroep en de opleidingen.

De commissie zal:

1. een beroepscompetentieprofiel van de mondarts beschrijven – in relatie tot de overige beroepen in de beroepenstructuur van de tandheelkundige zorg en mondzorg en gegeven het advies van de Commissie Lapré en het Kabinetsstandpunt terzake – op basis waarvan een uitspraak gedaan wordt over de meest wenselijke organisatie en duur van een wo-opleiding mondarts;

2. vanuit deze beroepspositionering tot gezaghebbende uitspraken moeten komen over de opleidingsvereisten van deze professional;

3. scenario’s opstellen voor de implementatie, inclusief kwantitatieve uitspraken omtrent de relevante betrokken opleidingen (mondhygiëne, tandheelkundige specialismen).

De werkzaamheden van de commissie, neergeslagen in een eindrapport, dienen ter onderbouwing van besluitvorming over de duur van de wo-opleiding en de gewenste capaciteit van de hbo (mondhygiënist)- en wo (mondarts)-opleidingen binnen het opleidingscontinuüm.

Bij de rekening en verantwoording over de besteding van de middelen geeft de commissie aan of de werkzaamheden, die door externen zijn uitgevoerd, naar behoren zijn uitgevoerd. De feitelijke financiële verantwoording over deze werkzaamheden, inclusief de verklaring van een registeraccountant, wordt bij de staatssecretaris ingediend door de perso(o)n(en) of organisatie(s) die de opdracht heeft(hebben) gekregen om de betreffende werkzaamheden uit te voeren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven