Wijziging van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad

Wijziging van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad in verband met de invoering van de mogelijkheid bij een sanctieoplegging een onderscheid te maken tussen de vestigingen van een erkend bedrijf

19 september 2005

Nr. HDJZ/AWW/2005-1752

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 65a van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel I

De Regeling erkenning bedrijfsvoorraad wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Vestigingen waarvoor de erkenning geldt

In de erkenning worden de vestigingen vermeld waarop de aanvraag betrekking heeft.

B

Aan artikel 11 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Bij de intrekking of schorsing van de erkenning of de bevoegdheden, of de wijziging van de erkenning kan een onderscheid gemaakt worden tussen de betrokken vestigingen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Ingevolge artikel 62 van de Wegenverkeerswet 1994 kan de Dienst Wegverkeer aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvan hij de eigendom heeft, in zijn bedrijfsvoorraad op te nemen. In de praktijk komt het voor dat bij sanctionering in de vorm van de intrekking of schorsing van de erkenning of de bevoegdheden, of de wijziging van de erkenning meerdere vestigingen van één bedrijf getroffen worden. Gebleken is dat dit onevenredig uitpakt; door een fout in de bedrijfsvoering op één van de vestigingen, worden bij sanctionering alle vestigingen getroffen.

De onderhavige wijziging strekt ertoe dat de erkenning in beginsel wordt ingetrokken voor de vestiging waar de regels zijn overtreden. Daartoe wordt in de eerste plaats een nieuw artikel 4a ingevoegd dat bepaalt dat de vestiging(en) waarvoor de erkenning geldt, in de erkenning genoemd moeten worden. Artikel 11, vierde lid, maakt het vervolgens mogelijk dat bij de intrekking of schorsing van de erkenning of de bevoegdheden, of de wijziging van de erkenning onderscheid gemaakt kan worden tussen de verschillende vestigingen.

Met betrekking tot de periode waarvoor de intrekking geldt, wordt benadrukt dat ten aanzien van de bedrijfsvoorraad die in de vestiging waarop de sanctie is gericht, is ondergebracht geen gebruik mag worden gemaakt van faciliteiten van de overige vestigingen, indien de erkenning of bevoegdheid voor die overige vestigingen ongewijzigd is gebleven. Houdt de vestiging waarvoor de sanctie geldt zich niet aan dit voorschrift of is de fout gelegen in de bedrijfsvoering op ondernemingsniveau, dan overweegt de Dienst Wegverkeer intrekking van de erkenning voor alle vestigingen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven