Wijziging Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 september 2005, nr. TRCJZ/2005/2648, houdende wijziging van de Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd.

1. Onderdeel f vervalt.

2. De onderdelen g tot en met k worden geletterd f tot en met j.

3. In onderdeel f (nieuw) wordt ‘merkje’ vervangen door ‘merk’.

B

De artikelen 2 tot en met 9 komen als volgt te luiden:

Artikel 2

De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken ter zake van:

a. de vermindering van de IJsselmeervisserij, of

b. de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij.

Artikel 3

1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 19 september 2005 tot en met 30 oktober 2005.

2. Voor de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het subsidieplafond € 6.865.000,–.

Artikel 4

De subsidie ter zake van de vermindering van de IJsselmeervisserij wordt slechts verleend indien de aanvrager:

a. over een publiekrechtelijke vergunning en een privaatrechtelijke vergunning beschikt waarmee gedurende het gehele jaar de IJsselmeervisserij kan worden uitgeoefend, welke beide op zijn naam staan en op hetzelfde vissersvaartuig betrekking hebben, en

b. ter zake van één of meer grote fuiken, schietfuiken of staande netten afstand doet van het recht de IJsselmeervisserij te beoefenen door bij de minister de aan deze vistuigen bevestigde merken waarover hij blijkens de bijlage bij de in onderdeel a genoemde publiekrechtelijke vergunning op het tijdstip van de subsidieaanvraag permanent beschikte, in te leveren.

Artikel 5

De subsidie ter zake van de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij wordt slechts verleend indien de aanvrager:

a. over een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke vergunning beschikt waarmee de IJsselmeervisserij kan worden uitgeoefend, welke beide op zijn naam staan en op hetzelfde vissersvaartuig betrekking hebben, en

b. de IJsselmeervisserij definitief beëindigt door aan de minister voorgoed afstand te doen van:

– zijn publiekrechtelijke vergunning, genoemd in onderdeel a;

– zijn privaatrechtelijke vergunning, genoemd in onderdeel a, indien deze door de minister is verleend, en

– het totale aantal merken waarover hij blijkens de bijlage bij de in onderdeel a genoemde publiekrechtelijke vergunning op het tijdstip van de subsidieaanvraag permanent beschikte, dan wel, indien dit aantal hoger is, het totale aantal merken waarover hij blijkens de bijlage bij de in onderdeel a genoemde publiekrechtelijke vergunning op 1 april 2005 permanent kon beschikken.

Artikel 6

1. De subsidie ter zake van de vermindering van de IJsselmeervisserij bedraagt een totaalbedrag voor alle aan de grote fuiken, schietfuiken en staande netten bevestigde merken tezamen waarvan de aanvrager aan de minister afstand doet, waarvan de hoogte wordt bepaald door die merken volgens de tabel in de bijlage om te rekenen in aaleenheden en de som van die aaleenheden te vermenigvuldigen met het bedrag, bedoeld in artikel 7, derde lid.

2. De subsidie ter zake van de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij, bedoeld in artikel 5, bedraagt:

a. een bedrag voor de, op naam van de aanvrager staande, publiekrechtelijke vergunning, waarvan de aanvrager aan de minister afstand doet,

– van € 15.000,– indien de som van de aaleenheden, berekend op de in onderdelen b en c van dit artikellid bedoelde wijze, 300 of minder bedraagt;

– van € 25.000,– indien de som van de aaleenheden, berekend op de in onderdelen b en c van dit artikellid bedoelde wijze, meer dan 300 maar minder dan 601 bedraagt;

– van € 35.000,– indien de som van de aaleenheden, berekend op de in onderdelen b en c van dit artikellid bedoelde wijze, meer dan 600 maar minder dan 1001 bedraagt;

– van € 45.000,– indien de som van de aaleenheden, berekend op de in onderdelen b en c van dit artikellid bedoelde wijze, meer dan 1000 bedraagt;

b. een totaalbedrag voor alle op of aan de grote fuik, schietfuik of staande netten bevestigde merken tezamen waarvan de aanvrager aan de minister afstand doet, waarvan de hoogte wordt bepaald door die merken volgens de tabel in de bijlage om te rekenen in aaleenheden, de som van die aaleenheden te berekenen en deze som te vermenigvuldigen met het bedrag, bedoeld in artikel 7, vierde lid, eerste streepje;

c. een totaalbedrag voor alle aan de spieringfuik en aalkistjes bevestigde merken tezamen waarvan de aanvrager aan de minister afstand doet, waarvan de hoogte wordt bepaald door die merken volgens de tabel in de bijlage om te rekenen in aaleenheden, de som van die aaleenheden te berekenen, en deze som te vermenigvuldigen met het bedrag, bedoeld in artikel 7, vierde lid, tweede streepje.

3. De berekening van de som van de aaleenheden, bedoeld in onderdeel a, vindt plaats op grond van het totale aantal merken waarover de aanvrager op het tijdstip van de subsidieaanvraag blijkens de bijlage bij zijn publiekrechtelijke vergunning permanent beschikte, dan wel, indien dit aantal lager is, het totale aantal merken waarover hij op 1 april 2005 blijkens de bijlage bij zijn publiekrechtelijke vergunning permanent kon beschikken.

Artikel 7

1. De aanvraag, bedoeld in artikel 2, wordt ingediend bij de Dienst Regelingen op een daartoe bestemd formulier, dat door de aanvrager volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend.

2. De aanvraag, bedoeld in artikel 2, gaat vergezeld van een kopie van de desbetreffende, op naam van de aanvrager staande, publiekrechtelijke en privaatrechtelijke vergunning.

3. Bij de aanvraag tot subsidie ter zake van de vermindering van de IJsselmeervisserij, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, verklaart de aanvrager bereid te zijn de IJsselmeervisserij te verminderen op de wijze, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, en doet hij een bieding, inhoudend het bedrag per aaleenheid, uitgedrukt in een percentage van € 300,–, waartegen hij bereid is aan de minister afstand te doen van zijn merken.

4. Bij de aanvraag tot subsidie ter zake van de beëindiging van de IJsselmeervisserij, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, verklaart de aanvrager bereid te zijn de IJsselmeervisserij definitief te beëindigen op de wijze, bedoeld in artikel 5, onderdeel b, en doet hij een bieding, inhoudende:

– het bedrag per aaleenheid, uitgedrukt in een percentage van € 300,–, waartegen hij bereid is aan de minister afstand te doen van zijn aan de grote fuik, schietfuik of staande netten bevestigde merken;

– het bedrag per aaleenheid, uitgedrukt in een percentage van € 200,–, waartegen hij bereid is aan de minister afstand te doen van zijn aan de spieringfuik of aalkistjes bevestigde merken.

5. Het percentage, bedoeld in onderdeel 4, eerste streepje, moet gelijk zijn aan het percentage, bedoeld in onderdeel 4, tweede streepje.

6. De bieding, bedoeld in het derde en vierde lid, kan niet worden herroepen of gewijzigd.

Artikel 8

Onverminderd artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanvraag tot subsidie slechts in behandeling genomen indien op de publiekrechtelijke vergunning, op de privaatrechtelijke vergunning of op één of meer merken geen pandrecht is gevestigd en de aanvrager dat ook als zodanig overeenkomstig artikel 7, eerste lid, op het aanvraagformulier heeft aangegeven.

Artikel 8a

Een aanvraag om subsidie wordt niet in behandeling genomen indien;

a. per aanvraagperiode meer dan één aanvraag is ingediend door dezelfde aanvrager;

b. een aanvraag meer dan één bieding bevat;

c. aan de bieding voorwaarden zijn verbonden;

d. het percentage, bedoeld in de in artikel 7, derde en vierde lid, bedoelde bieding, hoger is dan 100%, of

e. het percentage, bedoeld in artikel 7, vierde lid, eerste streepje, niet gelijk is aan het percentage, bedoeld in artikel 7, vierde lid, tweede streepje.

Artikel 8b

Een aanvraag tot subsidie als bedoeld in artikel 2 kan in ieder geval worden afgewezen indien er naar het oordeel van de minister ernstige aanwijzingen zijn dat de aanvrager ter zake van de aanvraag onderling afspraken heeft gemaakt met één of meer andere aanvragers.

Artikel 8c

Alle aanvragen tot subsidie ter zake van de vermindering van de IJsselmeervisserij, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kunnen worden afgewezen indien het aandeel van deze aanvragen op het totale aantal van de in de onderdelen a en b bedoelde aanvragen gezamenlijk meer dan 50% bedraagt.

Artikel 9

1. Voor zover het betreft niet reeds op grond van artikel 8b afgewezen aanvragen, beslist de minister gelijktijdig op de ingediende aanvragen aan de hand van een rangschikking waarbij telkenmale de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor toewijzing in aanmerking komt.

2. De rangschikking vindt plaats volgens een systeem waarbij:

a. aanvragen tot subsidie ter zake van de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij hoger worden gerangschikt dan aanvragen tot subsidie ter zake van de vermindering van de IJsselmeervisserij;

b. aanvragen vervolgens hoger worden gerangschikt naarmate het percentage, genoemd in de bieding, bedoeld in artikel 7, derde en vierde lid, lager is;

c. aanvragen vervolgens hoger worden gerangschikt naarmate het vistuig waarop de aanvraag betrekking heeft schadelijker is voor het ecosysteem, waarbij schietfuik worden geacht het meest schadelijk te zijn, gevolgd door staande netten, grote fuiken, spieringfuiken en aalkistjes;

d. aanvragen vervolgens hoger worden gerangschikt naarmate deze eerder zijn ontvangen door de Dienst Regelingen.

Artikel 9a

1. De minister geeft binnen acht weken na het sluiten van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 3, eerste lid, een beschikking omtrent subsidieverlening.

2. Indien de termijn, bedoeld in het eerste lid, niet kan worden gehaald, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel 9b

1. De ontvanger van de subsidie ter zake van het verminderen van de IJsselmeervisserij, bedoeld in artikel 4, is verplicht binnen drie weken na verzending van de beschikking tot subsidieverlening alle aan de grote fuiken, schietfuiken of staande netten bevestigde merken waarvan de aanvrager aan de minister afstand doet, bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in te leveren.

2. De ontvanger van de subsidie ter zake van de beëindiging van de IJsselmeervisserij, bedoeld in artikel 5, is verplicht binnen drie weken na verzending van de beschikking tot subsidieverlening bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in te leveren:

a. zijn publiekrechtelijke vergunning, zijn privaatrechtelijke vergunning, indien deze door de minister is verleend, en het totale aantal merken waarover hij op het moment van de subsidie-aanvraag permanent beschikte, en

b. een door hem ondertekende verklaring op een daartoe vastgesteld formulier dat hij definitief afstand doet van alle rechten op toekenning van de in onderdeel a bedoelde vergunning en merken.

Artikel 9c

De minister stelt binnen vier weken na ontvangst van de in artikel 9c bedoelde bescheiden de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

C

In de bijlage wordt ‘1 netten merk’ vervangen door: 1 staande netten merk.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

1. Algemeen

De visserij op het IJsselmeer wordt nog altijd gekarakteriseerd door een te hoge visserij-inspanning en weinig selectieve visserijmethoden. Dit resulteert in een aantasting van de natuurwaarden van het IJsselmeergebied en in teruglopende visbestanden. Onderzoek van het RIVO heeft uitgewezen dat de huidige glasaalintrek nog maar 10% bedraagt van de intrek in de jaren ’70 en ’80.1 Ongeacht de oorzaken van de gesignaleerde daling belemmert de intensieve bevissing een herstel van de aalstand. De hoeveelheid aangelande aal bedraagt momenteel circa 50% van de hoeveelheid die begin jaren ’90 is aangeland, en ca. 10% ten opzichte van de hoeveelheid die in de jaren ’60 is aangeland. Daarnaast zijn de populaties van beviste schubvissoorten laag of nemen de laatste jaren sterk af. Omdat de visserij het oudere deel van het bestand intensief bevist neemt de jaarlijkse aanwas van dit bestand af. Op termijn kan dit de paaistand aantasten.

Onderzoek van het RIVO heeft verder uitgewezen dat met name de aalvisserij met schietfuiken gepaard gaat met grote bijvangsten van schubvis. Het betreft meer dan 90% van de totale vangst.2 Technische aanpassingen aan de schietfuiken om deze bijvangst te verminderen hebben weinig effect. Ook bij de aalvisserij met grote fuiken is sprake van substantiële bijvangst van schubvis. Verder brengt de staande nettenvisserij een bijvangst van watervogels met zich.

Om een herstel van de visstand te bewerkstelligen en tegelijkertijd de totale omvang van de bijvangst te verminderen, is de onderhavige wijziging van de Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur opgesteld. Deze wijzigingsregeling is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 2 maart 2005 (TK 2004–2005, 29 664, nr. 2). Met de regeling wordt in het bijzonder beoogd het in de brief van 2 maart 2005 neergelegde beleidsdoel, te weten 50% reductie van de visserij-inspanning ten opzichte van het huidige niveau, te realiseren. Mocht dit doel niet worden gehaald, dan zal de reductie van de visserij-inspanning door middel van andere, niet-vrijwillige, maatregelen gerealiseerd worden.

De regeling is als steunmaatregel gemeld bij de Europese Commissie. Bij besluit van 28 juli 2005 heeft de Europese Commissie de regeling goedgekeurd.

2. Opzet van de regeling

Op grond van de regeling kan op aanvraag subsidie worden verstrekt voor zowel de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij als de vermindering van de IJsselmeervisserij. De regeling is zodanig ingericht dat de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij extra wordt gestimuleerd. Dit komt tot uitdrukking in het volgende.

– Aanvragen tot subsidie ter zake van de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij komen eerder voor subsidie in aanmerking dan aanvragen tot subsidie ter zake van de vermindering van de IJsselmeervisserij (artikel 9, tweede lid, onderdeel a).

– Bij een definitieve beëindiging wordt óók subsidie verstrekt voor het inleveren van de ‘minder’ schadelijke vistuigen (artikel 6, tweede lid, onderdeel c).

– De minister heeft de bevoegdheid om alle aanvragen tot subsidie ter zake van de vermindering van de IJsselmeervisserij af te wijzen, indien het aandeel van deze aanvragen op het totale aantal aanvragen meer dan 50% bedraagt (artikel 8c).

Daarnaast stimuleert de regeling de beëindiging van de visserij met schadelijke vistuigen. Dit is uitgewerkt in artikel 7, vierde lid. Daaruit blijkt dat het maximale subsidiebedrag voor het inleveren van de meer schadelijke grote fuiken, schietfuiken en staande netten hoger is dan het maximale subsidiebedrag voor het inleveren van de minder schadelijke spieringfuiken en aalkistjes (artikel 7, vierde lid). Bovendien is de mate van schadelijkheid van het vistuig een aspect dat bij het maken van de rangschikking van aanvragen (zie hieronder) een rol speelt (artikel 9, tweede lid, onderdeel c).

De subsidie voor vermindering van de IJsselmeervisserij bestaat uit een bedrag voor het inleveren van aan de vistuigen bevestigde merken (artikel 6, eerste lid). De subsidie voor de definitieve beëindiging van IJsselmeervisserij bestaat uit een bedrag voor de inlevering van de ‘kale’ vergunning en een bedrag voor het inleveren van aan de vistuigen bevestigde merken (artikel 6, tweede lid). De subsidiebedragen zijn gebaseerd op onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) naar de waarde van vergunningen en aaleenheden.

In het licht van het doel van de onderhavige regeling om binnen het in artikel 3 genoemde beschikbare budget van € 6.865.000,– zoveel mogelijk capaciteit uit de markt te halen is gekozen voor een systeem waarbij de vissers bij hun aanvraag een bieding doen. Deze bieding bevat het bedrag per aaleenheid waartegen de vissers bereid zijn aan de minister afstand te doen van de bij hun vergunning behorende merken. Het systeem van biedingen is uitgewerkt in artikel 7, derde en vierde lid.

In het kader van de bieding worden de merken omgerekend in zogenoemde aaleenheden. Deze omrekeningssystematiek is vastgelegd in de bijlage bij de regeling.

Het subsidiebedrag voor de inlevering van de ‘kale’ vergunning is afhankelijk van het aantal bij de vergunning behorende merken. Uit oogpunt van proportionaliteit zou het niet juist zijn bij de bepaling van het subsidiebedrag geen acht te slaan op het aantal vistuigen waarmee op grond van deze vergunning gevist mag worden (artikel 6, tweede lid, onderdeel a).

Honorering van aanvragen geschiedt aan de hand van een rangschikking, waarbij telkens de hoogst gerangschikte aanvrager het eerst voor toewijzing in aanmerking komt. De bij de rangschikking te hanteren criteria zijn neergelegd in artikel 9.

De in deze regeling opgenomen procedure voor het verstrekken van subsidies is overeenkomstig titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. Administratieve lasten

De informatieverplichting op grond van de aanvraag voor subsidie ter zake van zowel de vermindering als de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij zal naar verwachting gemiddeld 10,5 uren vergen. De administratieve lastendruk bedraagt dan volgens de door LNV gehanteerde berekeningsmethodiek € 315,–. (10,5 uren × € 30,–). Voornoemde informatieverplichtingen hebben betrekking op 50 bedrijven. De totale administratieve lasten bedragen derhalve circa € 15.750,–.

Het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (ACTAL) heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de onderhavige regeling.

4. Informatie

Naar aanleiding van de onderhavige regeling is een brochure opgesteld, waarin nadere informatie is opgenomen met betrekking tot subsidie ter zake van de vermindering of definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij. Deze brochure is te verkrijgen bij de Dienst Regelingen. De brochure kan ook via internet worden geraadpleegd.

5. Artikelsgewijs

Artikel 5

Gelet op het doel om zoveel mogelijk vergunningen uit de markt te halen kunnen ook de zogenoemde seizoenvissers (die mogen vissen van oktober tot half maart) in aanmerking komen voor subsidie ter zake van de definitieve beëindiging van de IJsselmeervisserij. Op grond van de regeling zoals deze voorheen luidde, was dit niet mogelijk.

Artikel 6

Op grond van artikel 6, tweede lid, kan bij de berekening van het subsidiebedrag voor de ‘kale’ vergunning geen rekening te worden gehouden met mutaties na 1 april 2005. Hiermee wordt de ongewenste situatie voorkomen dat aanvragers in aanmerking komen voor een hoger bedrag aan subsidie voor hun vergunning, omdat zij – anticiperend op de onderhavige regeling – merken hebben bijgekocht, die zij zonder de regeling niet zouden hebben bijgekocht.

Artikel 7

Met het oog op de te maken rangschikking is bepaald dat de bieding moet worden uitgedrukt in een percentage van het maximale subsidiebedrag (artikel 7, derde en vierde lid) en dat, voor zover van toepassing, de in de bieding neergelegde percentages gelijk moeten zijn aan elkaar (artikel 7, vijfde lid).

Met de bepaling dat de bieding niet kan worden herroepen of gewijzigd (artikel 7, zesde lid) wordt voorkomen dat vissers hun bieding wijzigen en afstemmen op biedingen die door andere vissers zijn gedaan en op deze wijze afbreuk doen aan de gewenste situatie waarin sprake is van ‘concurrerende’ biedingen van de onderscheiden vissers.

Artikel 8b

Artikel 8b beoogt, in het licht van de hiervoor reeds genoemde doelstelling van de regeling, te komen tot een gewenste situatie waarin sprake is van ‘concurrerende’ biedingen van de onderscheiden vissers. Het is niet nodig om een bepaling op te nemen op grond waarvan de beslissing tot subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger kan worden gewijzigd in geval van serieuze aanwijzingen dat er onderling afspraken zijn gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld de hoogte van de bieding. Artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht bevat hiervoor reeds een voorziening.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2000, 144; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 16-12-2004, Stcrt. 246.

Naar boven