Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Groenservice Zuid-Holland 2005

Besluit van de Minister van Justitie van 7 september 2005, nr. 5373140/Justis/05, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van medewerkers van Groenservice Zuid-Holland

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van de plv. directeur van Groenservice Zuid-Holland van 28 september 2004 en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Rotterdam en de korpschef van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b en c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering; artikel 8, zevende lid en artikel 9, van de Politiewet 1993; het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar; artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten; de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam in de functie van flora- en faunabeheerder in dienst van Groenservice Zuid-Holland zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Visserijwet 1963; de Wet op de openluchtrecreatie; de Plantenziektenwet; de Veewet; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; het Besluit gebruik meststoffen; artikel 45 Luchtverkeersreglement; het Binnenvaartpolitiereglement; de Binnenschepenwet; de Wegenverkeerswet 1994; artikel 2, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen); Artikel 8a van de Politiewet 1993 en de artikelen 141, 157, 158, 161, 162, 163, 173, 173a, 173b, 179, 180, 184, 239, 266, 267, 284, 285, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, 447e en de artikelen 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht; verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de provincie Zuid-Holland en de provincie Zeeland.

Artikel 4

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor hij of zij is beëdigd, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als flora- en faunabeheerder gebruik maken van handboeien en een korte wapenstok van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type en een gecertificeerde diensthond.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien en een korte wapenstok nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien, korte wapenstok en een gecertificeerde diensthond.

Artikel 5

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 6

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 7

1. De directeur Groenservice Zuid-Holland brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren die in dienst zijn van Groenservice Zuid-Holland, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Groenservice Zuid-Holland 2005.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 september 2005.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de coördinator buitengewoon opsporingsambtenaar, G.V.A. van Raaij.

Toelichting

Groenservice Zuid-Holland heeft op 28 september 2004 een aanvraag tot verlening van een categoriale aanwijzing van bij Groenservice Zuid-Holland werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren ingediend.

Tot op heden werden door Groenservice Zuid-Holland individuele aanvragen ingediend voor toekenning van bevoegdheden aan buitengewoon opsporingsambtenaren die bij deze organisatie werkzaam waren. Inmiddels overstijgt het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren bij Groenservice Zuid-Holland het minimum dat nodig is voor de toekenning van een categoriaal besluit, daarom wordt er nu een categoriaal besluit toegekend.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van Groenservice Zuid-Holland een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

de coördinator buitengewoon opsporingsambtenaar,

G.V.A. van Raaij

Naar boven