De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Overwegende:
– dat de Stichting ICTU per 11 april 2001 is opgericht door de Staat der Nederlanden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met als doel overheden te ondersteunen om innovatieve toepassingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie te ontwikkelen, te introduceren en te implementeren bij deze overheden, alsmede om die overheden daarbij te faciliteren, en al hetgeen daarmee verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn;
– dat als uitvloeisel van de ministeriële verantwoordelijkheid voor het functioneren van de stichting vier jaar na oprichting een evaluatie dient te worden uitgevoerd om te beoordelen of de stichting aan haar doelstellingen beantwoordt en daadwerkelijk in een behoefte voorziet;
– dat de evaluatie zal bestaan uit een tweetal zelfevaluaties en een visitatie;
– dat de visitatie wordt verricht door een externe commissie;
Besluit:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. de Commissie: de Visitatiecommissie evaluatie ICTU 2005;
b. de minister: de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;
c. het ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 2
Er is een Visitatiecommissie evaluatie ICTU 2005.
Artikel 3
De Commissie heeft tot taak:
a. op basis van de zelfevaluaties een oordeel te geven over de vraag of de stichting ICTU aan haar doelstellingen heeft voldaan en in de behoeften van overheidsorganisaties voorziet;
b. een oordeel te geven over het functioneren van de stichting ICTU binnen deze doelstellingen en randvoorwaarden;
c. een oordeel te geven over de rolverdeling binnen het ministerie als bestuurder toezichthouder en opdrachtgever;
d. een antwoord te geven op de vraag of, gegeven de huidige beleidsthema’s en ontwikkelingen, dezelfde doelstellingen en randvoorwaarden van toepassing blijven;
e. het doen van aanbevelingen.
Artikel 4
1. In de Commissie hebben zitting op persoonlijke titel:
a. als voorzitter:
– mr. G.J. Jansen, Commissaris van de Koningin van de provincie Overijssel;
b. als leden:
– mevrouw mr. S.J.M. Roelofs, directeur ICT-Office;
– prof. dr. T.A.J. Toonen, hoogleraar bestuurskunde Universiteit Leiden.
2. De Commissie wordt bijgestaan door een externe secretaris.
Artikel 5
1. De secretaris rapporteert aan de voorzitter van de Commissie.
2. De inzet van de secretaris wordt bepaald door de voorzitter van de Commissie binnen het door het ministerie vastgestelde financiële kader.
3. De werkzaamheden van de secretaris bestaan tenminste uit:
a. het opstellen van een plan van aanpak voor de visitatiefase;
b. het in overleg met de voorzitter (inhoudelijk) voorbereiden en zorgdragen voor de verslaglegging, van de besprekingen van de Commissie;
c. het voorbereiden en vastleggen van de visitatiegesprekken;
d. het opstellen van het rapport.
Artikel 6
1. De Commissie brengt voor 30 september 2005 haar rapport uit aan de minister.
2. Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de Commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van een deugdelijk rapport, dan stelt de Commissie de minister daarvan onverwijld op de hoogte.
3. De minister beslist over de eventuele verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid en brengt de Commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.
4. Met het uitbrengen van het rapport is de Commissie opgeheven.
Artikel 7
Op de Commissie is het Vacatiegeldenbesluit 1988 (Stb. 1988, 205) van toepassing. De Commissie wordt als ‘algemeen’ in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 aangemerkt.
Artikel 8
De archiefbescheiden van de Commissie worden na haar opheffing, of zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het ministerie.
Artikel 9
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2005.
11 april 2005 was het vier jaar geleden dat stichting ICTU officieel werd opgericht. Tijdens de oprichting heeft de toenmalige minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid toegezegd: ‘Als uitvloeisel van de (ministeriële) verantwoordelijkheid zal ik vier jaar na oprichting een evaluatie uitvoeren om te kunnen beoordelen of ICTU aan de doelstellingen beantwoordt en daadwerkelijk in een behoefte voorziet.’
Aan deze toezegging wordt thans gevolg gegeven.
De evaluatie heeft twee doelen. Enerzijds is het een terugblik op doelstellingen en functioneren van de stichting alsmede op de rol van BZK. Anderzijds is de evaluatie op de toekomst gericht.
De evaluatie van stichting ICTU bestaat uit twee zelfevaluaties en een visitatie. De zelfevaluaties worden uitgevoerd door stichting ICTU en directie IIOS van het ministerie van BZK. DIIOS richt zich in de zelfevaluatie op de rol van BZK als opdrachtgever, bestuurder en toezichthouder en op de juridische structuur. ICTU richt zich in de zelfevaluatie op de overige relevante onderwerpen.
De visitatie wordt uitgevoerd door een externe commissie, deelname geschiedt op persoonlijke titel. De zelfevaluaties door stichting ICTU en door DIIOS met betrekking tot de rol van BZK, vormen het uitgangspunt van de beoordeling van de visitatiecommissie. Toetsing zal plaatsvinden aan de hand van de zelfevaluatierapportages. De visitatiecommissie bezoekt daartoe de stichting ICTU en BZK en houdt interviews naar eigen inzicht.
Op basis van de zelfevaluatierapportages, de toelichting, de interviews en aanvullende documentatie vormt de visitatiecommissie haar conclusies en aanbevelingen. Nadruk ligt hierbij op de vragen in hoeverre ICTU voldoet aan de in 2001 gestelde doelen en of de stichting daadwerkelijk in een behoefte voorziet. In relatie tot BZK ligt de nadruk op het functioneren van de rolverdeling.
De visitatiecommissie maakt voor haar toetsing gebruik van de kaders die zijn gehanteerd voor de respectievelijke zelfevaluaties.
Alvorens haar rapport aan de minister uit te brengen bespreekt de visitatiecommissie de concept conclusies en aanbevelingen met het ICTU-bestuur.