Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2005

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 september 2005, nr. TRCJZ/2005/2413, houdende regels betreffende capaciteitsvermindering in de zeevisserij (Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2005)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 7 en 19, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);

Gelet op de artikelen 2, 4, 6 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. visvergunning: aan een ondernemer ten aanzien van een vissersvaartuig toegekende visvergunning als bedoeld in artikel 1 van de Regeling visvergunning;

c. besluit: Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

d. verordening: verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);

e. vissersvaartuig: vaartuig dat gebruikt wordt voor de uitoefening van de bedrijfsmatige visserij, dat overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 als Nederlands geldt en dat overeenkomstig het bij of krachtens het besluit bepaalde staat geregistreerd;

f. brutoton: maat ter bepaling van de scheepsinhoud overeenkomstig bijlage I van het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122 en 194);

g. meetbrief: document als bedoeld in artikel 4 van de Meetbrievenwet 1981;

h. directeur: directeur Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

i. segment: segment als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Regeling visvergunning;

j. lengte over alles: lengte als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van de Europese Gemeenschap van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (PbEG L 274);

k. zeedag: aaneengesloten tijdvak van 24 uur waarin een vissersvaartuig niet in de haven ligt;

l. contingent: contingent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling contingentering zeevis;

m. garnalenvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren verleend voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen (Crangon, crangon) in de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren.

2. Voor de toepassing van deze regeling wordt de leeftijd van een vissersvaartuig bepaald overeenkomstig onderdeel 1, punt 1.0, van bijlage III van de verordening.

3. Voor de toepassing van deze regeling is het aantal brutoton dat een vissersvaartuig meet, het aantal brutoton dat het vaartuig meet volgens de opgave in de meetbrief.

Artikel 2

De minister kan op aanvraag aan de eigenaar van een vissersvaartuig overeenkomstig het bepaalde in deze regeling subsidie verlenen ter zake van:

a. de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig, of

b. de eigendomsoverdracht van het vissersvaartuig in het kader van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten.

Artikel 3

Onder definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2 wordt verstaan:

a. sloop van het vissersvaartuig;

b. het definitieve gebruik van het vissersvaartuig voor niet-commerciële andere doeleinden dan visserij.

Artikel 4

1. De aanvraag voor subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, kan worden ingediend in de periode van 12 september tot en met 7 november 2005.

2. Het subsidieplafond voor de op grond van deze regeling te verstrekken subsidies bedraagt:

a. € 4.000.000 voor vissersvaartuigen die behoren tot segment MFL 1 of MFL 2 en waarvoor een garnalenvergunning is verleend en geen contingent is toegekend;

b. € 32.000.000 voor vissersvaartuigen die behoren tot het segment MFL 1 en waarvoor een contingent is toegekend.

3. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen tot subsidieverlening, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag volledig is, als datum van ontvangst geldt.

4. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag op grond van het derde lid wordt in totaal niet meer dan € 18.000.000 toegekend aan eigenaren van vissersvaartuigen die blijkens het visserijregister Urk als thuishaven hebben.

5. Indien door toewijzing van aanvragen met dezelfde datum van ontvangst het subsidieplafond zou worden overschreden, geschiedt de toewijzing aan de hand van het rangschikken van de op deze datum ontvangen aanvragen, waarbij telkenmale de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor toewijzing in aanmerking komt. De rangschikking van aanvragen wordt als volgt bepaald:

a. voorrang wordt verleend aan vissers die gegevens hebben overgelegd waaruit naar het oordeel van de minister blijkt dat zij het afgelopen jaar meer dan de helft van de voor hen beschikbare zeedagen hebben gevist in de Voordelta, zoals beschreven in Beschikking 2004/813/EG van de Europese Commissie van 7 december 2004 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio (PbEG L 387) waarbij de onderlinge rangschikking tussen deze vissers plaatsvindt volgens loting, welke geschiedt door een vanwege de minister aan te wijzen notaris;

b. voor de overige aanvragen vindt de rangschikking plaats volgens loting, welke geschiedt door een vanwege de minister aan te wijzen notaris.

Artikel 5

1. Een subsidie als bedoeld in artikel 2 kan slechts worden verleend ter zake van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig:

a. dat behoort tot het segment MFL 1 en waarvoor een contingent is toegekend of een garnalenvergunning is verleend of dat behoort tot het segment MFL 2 en waarvoor een garnalenvergunning is verleend;

b. met een lengte over alles van meer dan 15 meter en een tonnage van minder dan 1.200 BT;

c. dat op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening meer dan tien jaar oud is;

d. dat in elk van de twee aan de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voorafgaande perioden van twaalf maanden ten minste 75 zeedagen is gebruikt voor een visserijactiviteit, en

e. ten aanzien waarvan op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening op grond van artikel 2a, eerste en tweede lid, van de Regeling visvergunning een visvergunning is toegekend.

2. De subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd indien:

a. voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig reeds uit anderen hoofde een uit overheidsmiddelen bekostigde subsidie is of wordt verstrekt;

b. de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig heeft plaatsgevonden alvorens de ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd;

c. de subsidieaanvraag niet is ingediend in de periode, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

d. de aanvrager de aan het vissersvaartuig verleende garnalenvergunning of, geheel of gedeeltelijk, een aan het vissersvaartuig toegekend contingent in de periode tussen 22 juli 2005 en de datum van subsidieverlening:

1°. heeft overgedragen;

2°. binnen zijn onderneming heeft toegewezen aan een ander vissersvaartuig, of

3°. een verzoek heeft gedaan tot aanhouding van de toekenning;

e. door verstrekking van de subsidie in totaal meer dan € 18.000.000 wordt toegekend aan eigenaren van vissersvaartuigen die blijkens het visserijregister Urk als thuishaven hebben.

Artikel 6

1. In geval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 3 bedraagt de subsidie:

a. indien het vaartuig een brutotonnage heeft van minder dan 10 BT: € 11.000 per brutoton vermeerderd met € 2.000;

b. indien het vaartuig een brutotonnage heeft van 10 BT of meer, en minder dan 25 BT:

€ 5.000 per brutoton vermeerderd met € 62.000;

c. indien het vaartuig een brutotonnage heeft van 25 BT of meer, en minder dan 100 BT:

€ 4.200 per brutoton vermeerderd met € 82.000;

d. indien het vaartuig een brutotonnage heeft van 100 BT of meer, en minder dan 300 BT:

€ 2.700 per brutoton vermeerderd met € 232.000;

e. indien het vaartuig een brutotonnage heeft van 300 BT of meer, en minder dan 500 BT:

€ 2.200 per brutoton vermeerderd met € 382.000, of

f. indien het vaartuig een brutotonnage heeft van 500 BT of meer: € 1.200 per brutoton vermeerderd met € 882.000.

2. Indien het vaartuig, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, tussen 16 en 29 jaar oud is, wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verlaagd met 1,5% per jaar dat het vaartuig ouder is dan 15 jaar.

3. Indien het vaartuig, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, 30 jaar of ouder is, wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verlaagd met 22,5%.

Artikel 7

1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend bij de directeur, op een daartoe door de directeur vastgesteld formulier.

2. De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een kopie van de meetbrief.

Artikel 8

1. De subsidieontvanger is verplicht om binnen drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot subsidieverlening, ervoor zorg te dragen dat:

a. hetzij de sloop van het vissersvaartuig, hetzij de definitieve bestemming van het vissersvaartuig voor niet commerciële andere doeleinden dan de visserij heeft plaatsgevonden, waarbij in het laatstbedoelde geval de op het vissersvaartuig aanwezige vistuigen en de overige apparatuur specifiek bestemd en geschikt voor de visserij zijn verwijderd;

b. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Registratieregeling vissersvaartuigen 1998, zijn verwijderd;

c. de inschrijving van het vissersvaartuig in het register, bedoeld in artikel 4 van het besluit, is doorgehaald;

d. de teboekstelling van het vissersvaartuig in rubriek V van het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, ongedaan is gemaakt.

2. De minister kan de in het eerste lid genoemde termijn op een met redenen omkleed verzoek van de subsidieontvanger éénmalig met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 9

1. De subsidieontvanger dient binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 8, eerste lid, een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de directeur op een daartoe door de directeur vastgesteld formulier.

2. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een verklaring van een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst dat is voldaan aan:

1°. artikel 8, eerste lid, onderdeel a, voor zover het betreft de sloop van het vissersvaartuig of het verwijderen van de aanwezige vistuigen en de overige apparatuur specifiek bestemd en geschikt voor de visserij, en

2°. artikel 8, eerste lid, onderdeel b;

b. overige bescheiden waarmee naar het oordeel van de minister wordt aangetoond dat aan de in artikel 8, eerste lid, bedoelde verplichtingen is voldaan;

c. het originele exemplaar van de ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig toegekende visvergunning;

d. het originele exemplaar van de garnalenvergunning, voor zover ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig een garnalenvergunning is toegekend;

e. het originele exemplaar van het speciale visdocument, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling technische maatregelen 2000, voor zover ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig een speciaal visdocument is toegekend.

3. Indien het vissersvaartuig verloren gaat op een tijdstip tussen het moment van subsidieverlening en de subsidievaststelling, wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding.

Artikel 10

In geval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 3, tweede lid, is de subsidieontvanger verplicht om ervoor zorg te dragen dat het vissersvaartuig niet op enig tijdstip terugkeert in de hoedanigheid van vissersvaartuig.

Artikel 11

Ten aanzien van contingenten die zijn toegekend ten behoeve van vaartuigen waarvoor subsidie wordt verleend, wordt de periode van aanhouden van een contingent als bedoeld in artikel 14 van de Regeling contingentering zeevis vastgesteld op ten hoogste 12 maanden.

Artikel 12

1. Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

2. De beslissing tot verlening van subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd indien dit noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling of het uitblijven daarvan.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 september 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

In de Nederlandse kottersector bestaat sinds enkele jaren een zorgelijke situatie. De quota zijn verlaagd, terwijl de vangstcapaciteit van de vloot gelijk is gebleven. Met name de vangstmogelijkheden van schol zijn de afgelopen jaren sterk verminderd. De visserijsector heeft gezien deze situatie het initiatief genomen tot het ontwikkelen van een zogenaamd scholbeheerplan. Dit scholbeheerplan behelst een aantal maatregelen om de druk op het scholbestand te verminderen. Een van de onderdelen van voornoemd plan is het voorstel aan de minister om door middel van sanering van een gedeelte van de vloot een definitieve reductie van de vangstcapaciteit te realiseren. De overheid is daartoe een onmisbare schakel. De overheid stelt een bedrag van 36 miljoen euro beschikbaar teneinde ondernemers in de kottersector de gelegenheid te bieden om hun visserijactiviteiten definitief te beëindigen. Sanering van een gedeelte van de vloot brengt de vangstcapaciteit namelijk meer in balans met de vangstmogelijkheden en draagt bij aan het herstel van het scholbestand. Voor flankerende sociale maatregelen zal maximaal 2 miljoen euro beschikbaar worden gesteld. Deze sociale maatregelen zullen nog nader worden uitgewerkt. De sanering is slechts een van de onderdelen van het scholbeheerplan. Voor de uitwerking van de overige maatregelen van het scholbeheerplan blijft de kottersector volledige verantwoordelijkheid houden.

De onderhavige regeling geeft uitvoering aan verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337) (hierna: FIOV-verordening). Op grond van de regeling kan subsidie worden verleend voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten. De vaartuigen die voor subsidie in aanmerking komen zijn vaartuigen die voornamelijk schol en tong vangen. Tevens komen garnalenvaartuigen voor subsidie in aanmerking. Garnalenvissers vangen ook schol als bijvangst. Sanering van garnalenvaartuigen draagt daarom tevens bij aan het herstel van het scholbestand. De capaciteit die is uitgekocht wordt niet vervangen.

Voor zover de onderhavige regeling is aan te merken als een door de Europese Unie gecofinancierde maatregel als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de FIOV-verordening, hoeft de regeling niet als staatssteunmaatregel ter goedkeuring aan de Europese Commissie te worden aangeboden.

Voor zover de onderhavige regeling niet is aan te merken als een door de Europese Unie gecofinancierde maatregel, namelijk ten aanzien van vaartuigen die Urk als thuishaven hebben, is goedkeuring van de Europese Commissie vereist in het kader van een staatssteunmelding. Het budget voor cofinancieren van activiteiten in Flevoland is namelijk reeds benut. Overigens wordt voor de subsidieverlening ten behoeve van vaartuigen uit Urk volledig aangesloten bij de bepalingen uit de FIOV-verordening.

Administratieve lasten

De informatieverplichtingen van onderhavige regeling hebben betrekking op ongeveer 40 ondernemers die een vissersvaartuig in eigendom hebben. De aanvrager van een subsidie moet een aanvraag tot subsidieverlening en een aanvraag tot subsidievaststelling indienen. Deze aanvragen dienen vergezeld te gaan van een aantal in de regeling genoemde bescheiden. Een en ander kost een aanvrager naar verwachting ten hoogste vier uur. Voor een aanvrager van subsidie leidt deze regeling tot een stijging van de administratieve lasten met € 120. De totale administratieve lasten ten gevolge van deze regeling bedragen ten hoogste € 4800.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Voor de leeftijd van vaartuigen geldt onderdeel 1, punt 1.0, van bijlage III van de FIOV-verordening waarin is bepaald dat de leeftijd van een vaartuig een geheel getal is dat het verschil aangeeft tussen het jaar waarin het besluit wordt genomen om steun toe te kennen en het jaar waarin voor het betrokken vaartuig voor het eerst een officieel veiligheidscertificaat is afgegeven of het jaar waarin het vaartuig voor het eerst is opgenomen in een officieel nationaal visserijregister.

Artikel 2

Indien subsidie wordt verleend ter zake van eigendomsoverdracht (artikel 2, eerste lid, onderdeel b) kan op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 de bijdrage buiten de heffing van omzetbelasting blijven.

Artikel 4

De regeling wordt opengesteld van 12 september tot en met 7 november 2005.

Om te garanderen dat het budget zowel ten goede komt van vissers die op platvis vissen als van vissers die op garnalen vissen, worden er twee subsidieplafonds vastgesteld. Voor vaartuigen waarvoor een contingent is toegekend, wordt het subsidieplafond vastgesteld op 32 miljoen euro. Voor vaartuigen waarvoor een garnalenvergunning is verleend en geen contingent is toegekend, wordt het subsidieplafond vastgesteld op 4 miljoen euro.

Om voldoende FIOV-geld beschikbaar te hebben voor de vaartuigen die niet uit Urk komen, is het noodzakelijk dat de middelen ten behoeve van vaartuigen uit Urk worden begrensd. Om die reden is artikel 4, vierde lid, opgenomen.

Het bedrag van het subsidieplafond wordt op volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeeld. Indien het subsidieplafond wordt bereikt, zal een rangschikking worden gemaakt van de aanvragen die zijn ingediend op de dag van het bereiken van het subsidieplafond. Bij deze rangschikking wordt voorrang verleend aan aanvragen van vissers die het afgelopen jaar meer dan de helft van de voor hen beschikbare zeedagen hebben gevist in de Voordelta, zoals beschreven in Beschikking 2004/813/EG van de Europese Commissie. Dit hangt samen met het kabinetsbesluit om binnen dit gebied een zeereservaat te vestigen in het kader van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Zie Kamerstukken II, 2001/02, 24691, nr. 50, blz. 13–14. Binnen het zeereservaat zal de visserij beperkt worden. Dit zal naar verwachting leiden tot een toename van de visserijactiviteiten buiten het zeereservaat. Dit effect zal echter worden gecompenseerd door de afname van de vangstcapaciteit van de vloot ten gevolge van de regeling. Door deelname aan de regeling kunnen vissers voorkomen dat zij schade ondervinden van het instellen van het zeereservaat. Voor zover van toepassing kan bij eventuele toekomstige nadeelcompensatie voor het instellen van het zeereservaat rekening worden gehouden met de subsidie die is verleend op grond van de regeling.

Artikel 5

In artikel 5 zijn de voorwaarden voor subsidieverlening opgenomen. De voorwaarden volgen grotendeels uit de FIOV-verordening.

In het eerste lid is bepaald voor welke vaartuigen subsidie kan worden verleend. Met de voorwaarden dat het vaartuig behoort tot segment MFL 1 of MFL 2, beschikt over een contingent of een garnalenvergunning en een tonnage heeft van minder dan 1.200 BT wordt bereikt dat de subsidie wordt verleend aan vaartuigen binnen de segmenten MFL 1 of MFL 2 die doorgaans op garnalen of schol vissen. De voorwaarde dat het vaartuig een lengte over alles heeft van meer dan 15 meter is opgenomen, omdat bij deze vaartuigen moeilijk te controleren is of zij het vereiste aantal zeedagen hebben gevist.

In het tweede lid is bepaald onder welke voorwaarden de subsidieverlening wordt geweigerd. De subsidieverlening wordt geweigerd indien enige transactie is uitgevoerd met de garnalenvergunning of het voor het vaartuig toegekende contingent tussen 22 juli 2005 en de datum van subsidieverlening. Het is namelijk van belang dat een te saneren vaartuig op het moment van subsidieverlening nog beschikt over de bijbehorende garnalenvergunning of het voor het vaartuig toegekende contingent. De garnalenvergunning wordt ingetrokken nadat subsidie is verleend. Hiertoe is overigens de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren gewijzigd. De peildatum van 22 juli 2005 in artikel 5, tweede lid, onderdeel d, is de datum waarop de vissers middels de visserijorganisaties op de hoogte gesteld zijn van de mogelijkheid tot sanering. Deze datum is opgenomen teneinde ongewenst anticipatiegedrag te voorkomen.

Artikel 6

De in artikel 6 opgenomen subsidiebedragen zijn overgenomen uit tabel 1 van bijlage IV van de FIOV-verordening.

Artikel 10

Om ervoor te zorgen dat de vissersvaartuigen niet op enig moment nogmaals zullen worden ingezet voor de visserij wordt in artikel 10 aan de aanvrager overeenkomstig de FIOV-verordening de verplichting opgelegd om te zorgen dat het vissersvaartuig niet op enig moment terugkeert in de hoedanigheid van vissersvaartuig. Hieraan kan worden voldaan door een kettingbeding op te nemen in de verkoopovereenkomst bij verkoop van het vissersvaartuig. Indien het vaartuig wel voor de visserij wordt aangewend, kan bij de aanvrager derhalve de subsidie worden teruggevorderd, omdat niet is voldaan aan de subsidievoorwaarden.

Artikel 11

Op grond van de Regeling contingentering zeevis kan de toekenning van een contingent aan een vaartuig worden aangehouden. Redenen hiervoor kunnen bijvoorbeeld zijn de bouw of reparatie van een vaartuig. Het beleid in het kader van het relevante artikel 14 van de Regeling contingentering zeevis is dat toestemming wordt gegeven om de toekenning van een contingent aan te houden voor een periode van 2 of 5 jaar. In de periode van aanhouding kan de ondernemer het contingent wel verhuren. Het wordt ten algemene wenselijk geacht dat de contingenten zo veel mogelijk geregistreerd worden op de naam van de persoon die daadwerkelijk het contingent benut. In het kader van deze regeling wordt daarom het beleid omtrent de aanhouding van contingenten gewijzigd: na subsidieverlening kan het contingent dat ten behoeve van het vaartuig was toegekend, voor een periode van maximaal 12 maanden worden aangehouden. Aan het einde van de periode van 12 maanden dient het contingent te worden geregistreerd op een vaartuig. Naar de effecten van deze maatregel zal nog nader onderzoek worden gedaan. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen eventueel aanleiding zijn de duur van de termijn aan te passen. Deze uitkomsten kunnen tevens aanleiding zijn om ook het tot dusverre staande beleid inzake het aanhouden van contingenten van vissers die niet hebben deelgenomen aan de regeling aan te passen.

Artikel 12

Artikel 12 ziet op de vereiste goedkeuring van de Europese Commissie voor de subsidieverlening voor vaartuigen uit Urk en de wijziging van de nationale programmering in het kader van de FIOV-verordening.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven