Regeling toekenningen leraren in opleiding en stagiairs 2005–2006

16 augustus 2005

Nr. AP/OKP/2005/35722

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW subsidies, artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit

Hoofdstuk 1

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

– De Minister: De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

– Bevoegd gezag: Het bevoegd gezag bedoeld in artikel 3, tweede of derde lid;

– Leraar in opleiding:

• de student, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 33, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs artikel VI of VII van de Wet van 5 juli 2001 (Staatsblad 2001, 352), of

• de student die een opleiding volgt aan een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, leidend tot een getuigschrift als bedoeld in artikel 4.2.2., eerste lid, onder a of c van de Wet educatie en beroepsonderwijs, die, voorzover het niet betreft een universitaire lerarenopleiding, aan die opleiding tenminste 180 studiepunten heeft behaald dan wel binnen vier weken na benoeming of aanstelling als leraar in opleiding 180 studiepunten zal hebben behaald en die in het kader van die opleiding op basis van een leerarbeidsovereenkomst in educatie of beroepsonderwijs is benoemd of aangesteld.

– De stagiair: De student die:

• een opleiding volgt aan een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, leidend tot een getuigschrift dat bij of krachtens artikel 186 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 171 van de Wet op de expertisecentra, artikel 33, eerste lid, onder b van de Wet op het voortgezet onderwijs, of artikel 4.2.2., eerste lid, onder a of c van de Wet educatie en beroepsonderwijs, is aangewezen als bewijs van bekwaamheid voor het in die wetten bedoeld onderwijs en

• aan die opleiding, voorzover het niet betreft een universitaire lerarenopleiding, tenminste 180 studiepunten heeft behaald dan wel binnen vier weken na aanvang van de stageactiviteiten 180 studiepunten zal hebben behaald en

• in het kader van de praktische beroepsvoorbereiding voor die opleiding en op basis van een stageovereenkomst, stageactiviteiten verricht.

– Leerarbeidsovereenkomst: Een overeenkomst die bestaat uit een arbeidsovereenkomst en een leerovereenkomst welke laatste gesloten wordt tussen drie partijen: de leraar in opleiding, het bevoegd gezag van de school/instelling waar de leraar in opleiding is benoemd of aangesteld en de instelling waaraan de leraar in opleiding is ingeschreven als student.

– Stageovereenkomst: Een overeenkomst die gesloten wordt tussen drie partijen: de stagiair, het bevoegd gezag van de school/instelling waar de stagiair in het kader van de praktische beroepsvoorbereiding stageactiviteiten verricht en de instelling waaraan de stagiair is ingeschreven als student.

– Tegemoetkoming: Een subsidie als bedoeld in artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies of een aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 2.2.3, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2

Doelomschrijving

De Minister kent een tegemoetkoming toe in de kosten voor het begeleiden van een leraar in opleiding of een stagiair.

Artikel 3

Aanvrager van de tegemoetkoming

1. Voor een tegemoetkoming kan in aanmerking komen het bevoegd gezag dat in het schooljaar 2005−2006 een of meer leraren in opleiding benoemt of aanstelt dan wel een of meer stagiairs gelegenheid biedt tot het verrichten van stageactiviteiten.

2. De tegemoetkoming is een subsidie voor het bevoegd gezag van:

a. een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

b. een school/instelling voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school/instelling voor speciaal- en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

c. een school voor praktijkonderwijs zoals bedoeld in artikel 9 van het besluit RVC regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging.

3. De tegemoetkoming is een aanvullende bekostiging voor het bevoegd gezag van:

a. een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs, met uitzondering van praktijkscholen met declaratiebekostiging zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit RVC.

b. Een instelling voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie als bedoeld in artikel 1.3.1., een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 of een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 4

Beschikbaar bedrag

Voor tegemoetkomingen op grond van deze regeling is maximaal een bedrag van € 5.200.000,− beschikbaar.

Artikel 5

Hoogte van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming bedraagt eenmalig € 680,− per leraar in opleiding dan wel € 6,80 per dag voor een stagiair met dien verstande dat per stagiair in het schooljaar 2005−2006 maximaal recht bestaat op €  680,− ten behoeve van de begeleiding van stageactiviteiten ongeacht het aantal scholen of instellingen waar die activiteiten plaatsvinden.

Hoofdstuk 2

Aanvraagprocedure

Artikel 6

Aanvraagprocedure en vereisten

Om voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5 in aanmerking te komen dient het bevoegd gezag een aanvraag in die, voor zover van toepassing, omvat:

a. het administratienummer van het bevoegd gezag van de school/instelling;

b. de naam en het adres van het bevoegd gezag;

c. het brinnummer;

d. het aantal leraren in opleiding dat in het schooljaar 2005−2006 is benoemd of aangesteld dan wel zal worden benoemd of aangesteld;

e. het aantal stagiairs dat in het schooljaar 2005–2006 stage-activiteiten heeft verricht of gaan verrichten onder opgave van het aantal dagen;

f. een verklaring van het bevoegd gezag waaruit blijkt dat dit zich ervan vergewist heeft dat:

– voor betrokkene niet in hetzelfde schooljaar tegemoetkomingen zijn gevraagd voor begeleiding als leraar in opleiding én als stagiair en

– met de aanvraag niet het in artikel 5 bedoelde maximaal beschikbaar bedrag voor begeleiding van een stagiair wordt overschreden;

g. de contactpersoon onder vermelding van diens functie en het telefoonnummer waaronder deze contactpersoon bereikbaar is.

Een aanvraag vindt uitsluitend plaats door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend aanvraagformulier met het kenmerk CFI-63136. Dit formulier is te downloaden via www.cfi.nl. Het aanvraagformulier is eventueel ook te bestellen met het plakcertificaat Cfi 84887 bij:

CFI

t.a.v. AZA/ADM

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer.

Artikel 7

Aanvraag

De tegemoetkoming wordt op aanvraag verstrekt.

De aanvraag kan worden ingediend bij:

CFI

t.a.v. BPO/PCA

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Artikel 8

Termijn indiening

1. Aanvragen kunnen tot en met 31 juli 2006 worden ingediend. Het bevoegd gezag ontvangt binnen 3 maanden na indiening van de aanvraag een beschikking.

2. Aanvragen die betrekking hebben op het tijdvak van 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2006, maar die na 31 juli 2006 worden ingediend, worden afgewezen.

Hoofdstuk 3

Verstrekking van de tegemoetkoming

Artikel 9

Criteria verdeling bij toekenning van de tegemoetkoming

De Minister verdeelt het in artikel 4 genoemde maximaal beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen op grond van deze regeling.

Artikel 10

Betaling tegemoetkoming

Het bevoegd gezag van wie de aanvraag om tegemoetkoming is toegewezen, ontvangt uiterlijk in de maand volgend op de maand waarin de beschikking is afgegeven de tegemoetkoming.

Artikel 11

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

Tegemoetkomingen, ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, worden verstrekt onder de voorwaarde dat door de wetgever voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 4

Verplichtingen ontvanger van de Tegemoetkoming

Artikel 12

Voorwaarden voor tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming kan worden toegekend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. het betreft een leraar in opleiding met wie het bevoegd gezag een leerarbeidsovereenkomst heeft gesloten voor een periode van 5 maanden, eindigend vóór de aanvang van de zomervakantie van de school/instelling bij een volledige werkweek, dan wel voor een periode die overeenkomt met een volledig dienstverband van vijf maanden, eveneens eindigend voor de aanvang van de zomervakantie van de school/instelling;

b. het betreft een stagiair met wie het bevoegd gezag een stageovereenkomst heeft gesloten eindigend voor de aanvang van de zomervakantie van de school/instelling.

2. Het bevoegd gezag van de school/instelling verplicht zich tot een goede begeleiding van de leraar in opleiding respectievelijk stagiair op de werkplek.

Hoofdstuk 5

Vaststelling en terugvordering

Artikel 13

Verantwoording tegemoetkoming

1. Scholen/instellingen in de sector PO:

De tegemoetkoming wordt verstrekt als aanvullende vergoeding op uitgaven die zijn verbonden aan het in deze regeling omschreven doel. Verrekening van eventueel niet bestede middelen of overschotten vindt niet plaats. Verantwoording van de bestedingen vindt plaats als niet geoormerkte subsidie in bijlage D2 bij de AVR van het jaar waarin deze bestedingen hebben plaatsgevonden. Met ingang van 2006 vindt verantwoording plaats bij de jaarrekening. De verklaring van de accountant omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de aanvullende vergoeding.

2. Scholen/instellingen in de sectoren VO en BVE: De tegemoetkoming wordt verstrekt als aanvullende bekostiging in uitgaven die zijn verbonden aan het in deze regeling omschreven doel. Verrekening van eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats. Verantwoording van de bestedingen vindt plaats bij de jaarrekening. De verklaring van de accountant omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de aanvullende vergoeding.

3. De leer-arbeidsovereenkomst(en) en stageovereenkomst(en) waarop de tegemoetkoming betrekking heeft(hebben), berust(en) bij de administratie van de school.

Artikel 14

Terugvordering

1. De tegemoetkoming kan naar evenredigheid worden teruggevorderd indien het aantal leraren in opleiding dat is benoemd of aangesteld lager is dan het aantal ten behoeve waarvan de tegemoetkoming is verstrekt.

2. De tegemoetkoming ten behoeve van de stagiair kan naar evenredigheid worden teruggevorderd indien het aantal dagen dat stageactiviteiten zijn verricht lager is dan het aantal ten behoeve waarvan die tegemoetkoming is verstrekt.

3. Ook bij voortijdige beëindiging van de leerarbeidsovereenkomst of stageovereenkomst kan de tegemoetkoming naar evenredigheid worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 6

Slotbepalingen

Artikel 15

Bekendmaking

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2009.

Artikel 17

Intrekking andere regeling

De regeling toekenningen leraren in opleiding (lio) en stagiairs 2004–2005 wordt ingetrokken.

Artikel 18

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkomingen leraren in opleiding en stagiairs 2005–2006.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Op grond van deze regeling kunnen scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs in het schooljaar 2005–2006 in aanmerking komen voor een subsidie dan wel aanvullende vergoeding voor de begeleiding van studenten van lerarenopleidingen die in de laatste fase van hun opleiding in de school hun ‘afsluitende’ stage lopen dan wel als leraar in opleiding door de school zijn benoemd of aangesteld.

De regeling is een vervolg op de ‘Regeling toekenningen leraren in opleiding (lio) en stagiairs 2004–2005’, Uitleg Gele Katern, nummer 15 van 29 september 2004.

Ten opzichte van de ‘Regeling toekenning leraren in opleiding en stagiairs 2004–2005’ zijn geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In de begripsbepalingen is (onder verwijzing naar de sectorwetgeving) gedefinieerd in welke gevallen personen kunnen worden aangeduid als leraar in opleiding dan wel als stagiair waarvoor op grond van deze regeling aanspraken bestaan.

In de sectorwetten zoals gewijzigd door de Wet van 24 juli 2001 is duidelijk aangegeven wie zich leraar in opleiding mag noemen.

Kort gezegd gaat het dan om duale studenten van een lerarenopleiding die tenminste 180 studiepunten hebben behaald alvorens zij gedurende 5 maanden fulltime (dan wel een equivalent daarvan parttime) als leraar in opleiding zijn benoemd of aangesteld.

Er bestaan ook aanspraken voor de begeleiding van stagiairs in de laatste fase van hun studie. Voor hen wordt dezelfde ondergrens gehanteerd (het behalen van 180 studiepunten) als voor de leraar in opleiding.

Scholen kunnen tevens voor leraren in opleiding als bedoeld in artikel VI of VII van meergenoemde Wet van 24 juli 2001 gebruik maken van de mogelijkheden van deze regeling. Het gaat dan om studenten die vóór inwerkingtreding van die wet al leraar in opleiding waren, alsmede om studenten die de voltijdse of deeltijdse vorm van de lerarenopleiding volgen aan instellingen die betreffende lerarenopleiding nog niet in duale vorm heeft geregistreerd.

Artikel 3

De regeling geeft de mogelijkheid voor het aanvragen van een subsidie of voor het aanvragen van een aanvullende bekostiging.

In de regeling wordt het begrip tegemoetkoming gebruikt voor zowel de subsidie als de aanvullende bekostiging. Alleen waar dat strikt nodig was, zijn de oorspronkelijke begrippen ‘subsidie’ en ‘aanvullende bekostiging’ gehandhaafd, te weten in:

– artikel 3, tweede en derde lid, waar wordt aangegeven in welke gevallen er sprake is van een subsidie en in welke gevallen van een aanvullende bekostiging,

– artikel 13 inzake het vaststellen van de subsidie en

Aanspraak op subsidie op grond van de Wet overige OCenW-subsidies is er voor bevoegde gezagsorganen van scholen of afdelingen bedoeld in het tweede lid. In het algemeen betreft het dan scholen of afdelingen die vallen onder de WPO of WEC en die geen lumpsum bekostiging kennen alsmede scholen die vallen onder de WVO maar geen lumpsum bekostiging kennen.

Aanspraak op een aanvullende bekostiging is er voor bevoegde gezagsorganen van scholen, afdelingen of instellingen bedoeld in het derde lid. In het algemeen betreft het scholen, afdelingen of instellingen die vallen onder de WVO of WEB en wél een lumpsum bekostiging kennen.

Artikelen 4 en 5

De regeling heeft geen open einde. Met andere woorden, zoals aangegeven in artikel 9 worden aanvragen in volgorde van binnenkomst behandeld. Er bestaat geen recht meer op een tegemoetkoming indien met die tegemoetkoming het voor het schooljaar 2005−2006 maximaal beschikbare bedrag wordt overschreden.

Per leraar in opleiding kan in dat schooljaar aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming van € 680,−. Voor de stagiair kan maximaal op hetzelfde bedrag aanspraak worden gemaakt. Voor de stage geldt echter niet het voorschrift van 5 maanden fulltime of een equivalent daarvan. Om die reden is het uitgangspunt dat voor elke dag begeleiding (cumulatief, dus niet per se aaneengesloten) aanspraak kan worden gemaakt op een tegemoetkoming van € 6,80 per dag, met dien verstande dat per persoon nooit aanspraak bestaat op meer dan € 680,−.

Artikelen 6 t/m 8

De aanvraagprocedure geschiedt door middel van een daarvoor bestemd aanvraagformulier. Dit aanvraagformulier kunt u aanvragen of via internet downloaden.

Artikelen 9, 10 en 11

Artikel 4 geeft aan wat het maximaal beschikbare budget is voor de uitvoering van de regeling. Om dat maximale budget niet te overschrijden, worden de middelen verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen (artikel 9) en wel binnen 3 maanden na ontvangst van die aanvragen (artikel 10). Er wordt dus geen tegemoetkoming verstrekt indien als gevolg van die verstrekking het maximaal beschikbare bedrag zou worden overschreden. Op grond van het huidige aantal studenten in het laatste jaar van de lerarenopleiding, mag echter worden verwacht dat het beschikbare bedrag van € 5.200.000,– toereikend zal zijn.

Artikelen 13 en 14

Artikel 13 geeft de basis voor het vaststellen van de subsidie dan wel de aanvullende vergoeding:

– het bevoegd gezag dat een tegemoetkoming heeft aangevraagd, besteedt in de aanvraag vaststelling rijksvergoeding aandacht aan de rechtmatige besteding ervan. De instellingsaccountant controleert of de tegemoetkoming rechtmatig is besteed. Indien het aantal lio’s of stagiaires overeenkomt met de opgave is de tegemoetkoming rechtmatig,

– het bevoegd gezag dat een aanvullende vergoeding heeft aangevraagd, verantwoordt de besteding daarvan in de AVR dan wel jaarrekening. Indien de tegemoetkoming hoger was dan waarop op grond van deze regeling aanspraak bestaat, kan terugvordering plaatsvinden (artikel 14).

Verantwoording

Overeenkomstig de OCenW-Richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen tegemoetkoming herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten is niet noodzakelijk. De subsidie wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening als niet-geoormerkte subsidie overeenkomstig het controleprotocol en de brochure Aanvraag Vaststelling Rijksvergoeding.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven