Wijziging Spaarloonregeling rechterlijke ambtenaren

Regeling van de Minister van Justitie van 31 augustus 2005, nr. 5370892/805, tot wijziging van de Spaarloonregeling rechterlijke ambtenaren

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964;

Besluit:

Artikel I

De Spaarloonregeling rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. rechterlijk ambtenaar: degene op wiens bezoldiging artikel 7 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van toepassing of van overeenkomstige toepassing is;

b. Minister: de Minister van Justitie;

c. Wet: de Wet op de loonbelasting 1964;

d. Uitvoeringsregeling: de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen;

e. financiële instelling: een financiële instelling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling;

f. functionele autoriteit: de functionele autoriteit, bedoeld in de artikelen 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, 4, eerste lid, onderdeel b, van de Beroepswet, 5, eerste lid onderdeel b, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie;

g. gerecht: een rechtbank, een gerechtshof, de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

1. De Minister onderscheidenlijk de functionele autoriteit, voorzover het een rechterlijk ambtenaar werkzaam bij een gerecht betreft, houdt op aanvraag van de rechterlijk ambtenaar op diens salaris maandelijks of eens per jaar een bedrag in dat wordt overgemaakt op een door de rechterlijk ambtenaar opgegeven spaarloonrekening danwel de rekening van de financiële instelling waarbij de rechterlijk ambtenaar een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente of een kapitaalsuitkering is verzekerd, heeft afgesloten.

2. De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn niet hoger dan het ingevolge artikel 32, juncto artikel 31, tweede lid, onderdeel f, van de Wet vastgestelde maximumspaarbedrag.

C

Na artikel 6 wordt een artikel 6a ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

In afwijking van artikel 6, eerste lid, kunnen de spaarbedragen over 1999 en 2000 vanaf 1 januari 2003 worden opgenomen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

In de onderhavige regeling wordt de Spaarloonregeling rechterlijke ambtenaren gewijzigd. De wijzigingen hangen samen met de verlaging van het bedrag dat ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 met ingang van 1 januari 2003 maximaal kan worden gespaard. Ingevolge artikel 2, tweede lid, wordt dit maximumspaarbedrag verlaagd tot de bedragen, bedoeld in de artikelen 32 en 31, tweede lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964. Als tegemoetkoming voor deze verlaging heeft de fiscale wetgever een mogelijkheid gegeven om spaarloon dat in 1999 en 2000 is opgebouwd vanaf 1 januari 2003 op te nemen. Dit wordt voor de rechterlijke ambtenaren geregeld in het nieuwe artikel 6a van de Spaarloonregeling. Geblokkeerd spaarloon dat vanaf 2001 is opgebouwd, blijft volgens de normale regels geblokkeerd.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische aanpassingen door te voeren in de Spaarloonregeling. Ten eerste is door verwijzing naar de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren de definitie van rechterlijk ambtenaar geactualiseerd. Ten tweede is de bevoegdheid ten aanzien van het spaarloon, voorzover het rechterlijke ambtenaren werkzaam bij een gerecht betreft, toebedeeld aan het gerechtsbestuur. Sinds de inwerkingtreding van de Wet organisatie en bestuur gerechten met ingang van 1 januari 2002 is niet de Minister van Justitie, maar het bestuur van een gerecht verantwoordelijk voor de algemene leiding, de organisatie en bedrijfsvoering bij de gerechten. Het gerechtsbestuur draagt in dat verband onder meer zorg voor de personeelsaangelegenheden en beschikt ook over het hiervoor bestemde budget. In het licht hiervan is ervoor gekozen om de bevoegdheden ten aanzien van het spaarloon aan het gerechtsbestuur toe te delen, voorzover het een rechterlijk ambtenaar werkzaam bij een gerecht betreft.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven