Instellingsbesluit Commissie Stedelijke Distributie

20 januari 2005

Nr. DGG/A 04/006683

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de brief van 12 juli 2004 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over stedelijke distributie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003/2004, 29 200 XII, nr. 151);

Besluit:

Artikel 1

Er is een Commissie Stedelijke Distributie, verder aan te duiden als de Commissie.

Artikel 2

De Commissie heeft als opdracht:

a. advisering van regionale partijen bij de regionale afstemming van regelgeving en andere activiteiten inzake stedelijke distributie op hun verzoek;

b. bemiddeling of arbitrage in die gevallen waarin regionale tripartiete samenwerking inzake stedelijke distributie niet conform de daaraan door de Minister van Verkeer en Waterstaat in de nota mobiliteit gestelde minimum proceseisen tot stand komt;

c. ontwikkeling van een instrument van benchmarking voor regionale afstemming;

d. ontwikkeling van een instrument gericht op bovenregionale samenwerking;

e. onderzoek te doen naar de maatschappelijke en economische effecten van de organisatie en aanpak van stedelijke distributie en de ontwikkeling van een instrument om hier op regionale schaal inzicht in te verkrijgen; en

f. onderzoek te doen naar het inbouwen van een prikkel om marktpartijen directer te belonen voor publiek verantwoord gedrag.

Artikel 3

1. De Commissie bestaat uit vijf leden.

2. De leden zijn:

dhr. prof. dr. W. Lemstra (voorzitter),

dhr. drs. A.B. Sakkers (plaatsvervangend voorzitter),

mw. A.H. van Arenthals-Kramer Freher,

mw. dr. B.I. van der Burg,

dhr. C.J. Driessen.

3. De leden van de Commissie hebben zitting op persoonlijke titel.

4. De leden van de Commissie worden op eigen verzoek door de Minister van Verkeer en Waterstaat ontslagen. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan hen voorts schorsen en ontslaan wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 4

1. De Minister voorziet voor de ondersteuning van de Commissie in een secretariaat.

2. De medewerkers van het secretariaat zijn voor de uitoefening van hun taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de Commissie.

Artikel 5

De Commissie is onafhankelijk en rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de Minister van Verkeer en Waterstaat over de uitvoering van de in artikel 2 genoemde taken.

Artikel 6

Naast de vergoeding op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 ontvangen de leden een tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland, voorzover zij niet reeds aanspraken kunnen maken op grond van een andere regeling.

Artikel 7

De archiefbescheiden van de Commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 8

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 mei 2007. De werkingsduur van dit besluit kan met ten hoogste 12 maanden worden verlengd.

Dit besluit zal met de daarbij bijbehorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal in juli 2004 geïnformeerd over de precieze invulling van het beleid gericht op stedelijke distributie en over het voornemen een tijdelijke commissie in te stellen ter ondersteuning van de verdere uitvoering. Dit besluit is een direct voortvloeisel uit deze invulling van het beleid.

De Commissie speelt een essentiële rol in de uitvoering van het beleid van de Minister van Verkeer en Waterstaat rond stedelijke distributie. De Commissie zal zich richten op het ondersteunen van bedrijven en gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over stedelijke distributie. Daartoe kunnen regionale partijen een beroep doen op de Commissie voor bemiddeling of advies en zal de Commissie een aantal instrumenten ontwikkelen die het zicht vergroten op de effectiviteit van het ingezette regionale en lokale beleid en die de samenwerking tussen private en publieke partijen versterken. Daarnaast heeft de Commissie de taak om gemaakte regionale afspraken te toetsen aan de minimum proceseisen die door de Minister van Verkeer en Waterstaat worden gesteld in de nota Mobiliteit (Hoofdstuk: ‘Essentiële onderdelen van beleid en plankaarten’). In het beleidsvoornemen van de nota Mobiliteit betreffen deze:

– Gemeenten en Wgr-plusregio’s hebben de zorg voor voldoende mogelijkheden voor stedelijke distributie en regionaal goederenvervoer. Zij volgen hierbij een aanpak waarbij zij uniformiteit en regionale samenhang als uitgangspunt nemen.

– In geval gemeenten regels stellen ten aanzien van tijdvensters en voertuigeisen, zijn zij verplicht deze in regionaal overleg af te stemmen met buurgemeenten, verladers, vervoerders en detailhandel.

– Gemeenten moeten aandacht besteden aan de fysieke beperkingen voor het geldtransport, de mogelijkheden voor een (regionaal) ontheffingenbeleid en de activiteiten die zowel het vervoerend, verladend als ontvangend bedrijfsleven neemt om de bevoorrading te verbeteren.

– Het overleg moet leiden tot bindende afspraken tussen de deelnemende partijen die worden opgenomen in de regionale verkeers- en vervoersplannen alsmede in het gemeentelijk beleid.

De Commissie zal uiteindelijk toetsen aan de eisen die in de definitieve nota Mobiliteit worden gesteld. Voldoen regionale partijen niet of niet in voldoende mate aan deze eisen dan zal de Commissie arbitreren door zich uit te spreken over de meest wenselijke regels en deze te melden aan de partijen in de betreffende regio en aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Gezien de taken zal de Commissie bestaan uit leden met ervaring in het bedrijfsleven of openbaar bestuur zonder dat vanuit hoofde van (één van) hun overige functies sprake is van directe betrokkenheid bij één of meerdere regionale overleggen. De Commissie opereert onafhankelijk.

Aan de Commissie wordt vanuit het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een ambtelijk secretariaat toegevoegd. De medewerkers zijn voor de werkzaamheden die zij voor de adviescommissie verrichten uitsluitend aan de adviescommissie verantwoording verschuldigd. De secretaris zal geen rol spelen bij de beoordeling van de rapportages en resultaten van de Commissie door de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Gezien de termijnen die gelden voor de doorwerking van de essentiële onderdelen van de nota Mobiliteit in het beleid van provincies, Wgr-plusregio’s en gemeenten wordt verwacht dat de Commissie uiterlijk begin 2007 de laatste arbitragezaken zal hebben afgerond.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven