Regeling aanvraagprocedure en veiling gebruiksrecht frequentieruimte voor PAMR

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 augustus 2005, nr. WJZ 5048103, houdende vaststelling van de aanvraag- en veilingprocedure voor een vergunning voor Public Access Mobile Radio (Regeling aanvraagprocedure en veiling gebruiksrecht frequentieruimte voor PAMR)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van het Frequentiebesluit, artikel 2, eerste en tweede lid, van het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur en de artikelen 4, vierde lid, en 5 van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet;

Besluit:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Economische Zaken;

b. PAMR: Public Access Mobile Radio, een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor mobiele communicatiedienstverlening ten behoeve van besloten gebruikersgroepen;

c. besloten gebruikersgroep: een besloten gebruikersgroep bestaat uit gebruikers van elektronische communicatiediensten die onderling een duurzame professionele relatie hebben en daardoor binnen de groep een communicatiebehoefte hebben die voortvloeit uit het gemeenschappelijke belang dat aan deze duurzame relatie ten grondslag ligt. De duurzame professionele relatie omvat meer dan alleen het gezamenlijk afnemen van elektronische communicatiediensten en de besloten gebruikersgroep is niet uitsluitend opgezet om elektronische communicatiediensten af te nemen;

d. informatiedocument: een overzicht van en een toelichting op het geheel van toepasselijke regels voor de aanvraag van een vergunning, de veilingprocedure alsmede de aan de te verlenen vergunning verbonden rechten en plichten;

e. aanvrager: degene die een aanvraag voor een vergunning voor PAMR doet;

f. deelnemer: aanvrager die gerechtigd is een bod uit te brengen.

§ 2

Vergunningaanvraag

Artikel 2

Ingevolge het besluit van de minister van 22 augustus 2005, (Stcrt. 2005, 169) is voor PAMR de volgende vergunning beschikbaar die door middel van een veiling zal worden verleend: 451,76875–454,76875 MHz en 461,76875–464,76875 MHz. Een ontwerp van de vergunning is als bijlage 1 bij deze regeling gevoegd.

Artikel 3

1. Degene die de beschikking wil hebben over het informatiedocument, kan een daartoe strekkend verzoek per brief of per elektronische post bij de minister indienen. Het informatiedocument kan worden opgevraagd met ingang van 12 september 2005, 09.00 uur. Het informatiedocument kan worden afgehaald op het in het vierde lid genoemde adres, of wordt, indien daar expliciet om is verzocht, toegezonden.

2. Het verzoek wordt als volgt geadresseerd:

De Minister van Economische Zaken,

p/a notaris mr. C.A. de Zeeuw,

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Postbus 11756

2502 AT Den Haag

e-mail: pamr@pelsrijcken.nl

3. Voor de beschikbaarstelling van het informatiedocument is een bedrag van € 25,– verschuldigd. Het bedrag kan worden voldaan door middel van contante betaling bij het afhalen van het informatiedocument dan wel door middel van overboeking onder vermelding van ‘informatiedocument vergunning PAMR’ naar het volgende bankrekeningnummer: 21.30.13.495 (Fortis bank Nederland N.V., Den Haag, t.n.v. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, inzake derdengelden notariaat).

4. Beschikbaarstelling van het informatiedocument door overhandiging bij het afhalen dan wel door toezending geschiedt nadat het in het derde lid genoemde bedrag is voldaan.

Het afhalen geschiedt op het volgende adres:

De Minister van Economische Zaken,

p/a notaris mr. C.A. de Zeeuw,

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Koningin Julianaplein 30

Gebouw Babylon

Kantoren A, receptie vijfde verdieping

2595 AA Den Haag

5. Het bedrag, genoemd in het derde lid, wordt niet geretourneerd.

Artikel 4

1. Een ieder aan wie overeenkomstig artikel 3 een informatiedocument is verstrekt, kan met betrekking tot dat document per brief of per elektronische post en per brief vragen stellen aan de minister. Indien er verschillen bestaan tussen de schriftelijke en de elektronische versie van de vragen, is de schriftelijke versie bepalend. De vragen worden uiterlijk op 23 september 2005, om 14.00 uur door tussenkomst van de notaris op het in artikel 3, tweede lid, genoemde adres, door de minister ontvangen. Na voornoemde datum en voornoemd tijdstip ontvangen vragen worden niet beantwoord.

2. De vragen worden op niet tot de vragensteller te herleiden briefpapier gesteld en zodanig geformuleerd dat ook daaruit niet de identiteit van de vragensteller kan worden herleid. De vragen worden in de Nederlandse taal gesteld. De identiteit van de vragensteller is uitsluitend aan de notaris bekend.

3. Uiterlijk op 11 oktober 2005 zendt de minister aan een ieder aan wie een informatiedocument is verstrekt schriftelijk antwoord op de vragen die tijdig zijn ontvangen, die voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, en betrekking hebben op het informatiedocument, vergezeld van de gestelde vragen.

Artikel 5

1. De aanvraag bevat de gegevens en bescheiden, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage 2, en wordt overeenkomstig het model in die bijlage ingedeeld.

2. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld en aangeduid als het originele exemplaar. Dit exemplaar wordt door de aanvrager ondertekend.

3. De aanvraag gaat vergezeld van drie als zodanig aangeduide afschriften. Indien er verschillen bestaan tussen het originele exemplaar en de afschriften, is het originele exemplaar bepalend.

4. De aanvrager informeert de minister per brief onverwijld over wijzigingen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gegevens en bescheiden.

5. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 6

1. Elke aanvrager dient slechts één aanvraag in.

2. De aanvraag wordt vanaf 12 september 2005 tot uiterlijk op 18 oktober 2005 om 14.00 uur per post dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ontvangen op het adres, genoemd in artikel 3, tweede respectievelijk vierde lid.

3. De minister bevestigt onverwijld schriftelijk de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7

Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in artikel 6, tweede lid, gestelde eisen, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 8

1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in artikel 5 of artikel 6, eerste lid, gestelde eisen, deelt de minister de aanvrager dit schriftelijk mee.

2. De aanvrager heeft gedurende vijf werkdagen, te rekenen vanaf de dag nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is verstuurd, de gelegenheid dit verzuim te herstellen.

3. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel, bedoeld in het eerste lid, worden per post dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend bij het adres, genoemd in artikel 3, tweede respectievelijk vierde lid.

4. Indien het verzuim, bedoeld in het eerste lid, binnen de termijn, genoemd in het tweede lid, niet is hersteld of de aanvraag na herstel niet voldoet aan de in artikel 5 of artikel 6, eerste lid, gestelde eisen, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 9

1. De minister deelt de aanvrager uiterlijk op 8 november 2005 schriftelijk mee of zijn aanvraag in behandeling wordt genomen.

2. Indien is voldaan aan de in artikel 5 en 6 gestelde eisen, wordt de aanvrager getoetst aan de eisen, bedoeld in artikel 10.

Artikel 10

Een aanvrager voldoet aan de volgende eisen:

a. de aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte;

b. wat betreft de financiële positie van de aanvrager:

1°. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement, noch is een verzoek tot faillietverklaring van de aanvrager ingediend,

2°. de aanvrager heeft geen surcéance van betaling aangevraagd, en

3°. geen substantieel beslag is gelegd op bedrijfsmiddelen van de aanvrager.

Artikel 11

1. De minister stelt uiterlijk 15 november 2005 vast of de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 10.

2. Indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in artikel 10 is voldaan, wijst de minister de aanvraag af. De minister stelt de desbetreffende aanvrager schriftelijk op de hoogte van zijn besluit.

§ 3

Vaststelling schaarste

Artikel 12

Na de vaststelling, bedoeld in artikel 11, eerste lid, stelt de minister vast of de voor PAMR beschikbare vergunning zonder toepassing van een veiling kan worden verleend. Dit is het geval indien in totaal slechts één aanvrager die aan de eisen, bedoeld in artikel 10, voldoet, een aanvraag heeft ingediend.

Artikel 13

1. Indien uit de aanvraag blijkt dat is voldaan aan de eisen, bedoeld in artikel 10, en na toepassing van artikel 12 de noodzaak van veiling is komen vast te staan, stelt de minister de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

2. Bij de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de aanvrager tevens bekend gemaakt hoeveel deelnemers er in totaal zijn.

§ 4

De notaris

Artikel 14

Voor het geval na toepassing van artikel 12 de noodzaak van veilen is komen vast te staan, sluit de minister een overeenkomst met een notaris die zorg draagt voor een goed en ordelijk verloop van de veiling.

§ 5

Algemene bepalingen omtrent de veiling

Artikel 15

1. Een deelnemer onthoudt zich voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen aan de tot stand te brengen mededinging in de veilingprocedure.

2. De minister kan een deelnemer die handelt in strijd met het eerste lid van deelname aan de veiling uitsluiten.

3. Een tijdens de veiling uitgebracht bod door een van deelname aan de veiling uitgesloten deelnemer is ongeldig.

Artikel 16

1. De minister kan de veiling opschorten.

2. De minister kan onder meer tot opschorting van de veiling overgaan indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met artikel 15, eerste lid.

Artikel 17

1. De vergunning wordt via een veiling met gesloten bod geveild.

2. De veiling met gesloten bod omvat één veilingronde.

Artikel 18

Een deelnemer is vanaf het moment dat hij een bod heeft uitgebracht tot en met het tijdstip waarop de veiling is afgerond onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden, tenzij hij op grond van artikel 15, tweede lid, wordt uitgesloten van verdere deelname aan de veiling.

§ 6

De veilingprocedure

Artikel 19

1. Gelijktijdig met de kennisgeving, bedoeld in artikel 13, eerste lid, wordt aan iedere deelnemer een biedkaart verstrekt. Het model van deze biedkaart is als bijlage 3 bij deze regeling gevoegd.

2. Bij het verstrekken van de biedkaart wordt tevens vermeld:

a. vanaf welk tijdstip de biedkaart kan worden ingediend;

b. op welk tijdstip de biedkaart uiterlijk moet zijn ingediend;

c. op welk adres de biedkaart per post dan wel door middel van persoonlijke overhandiging moet worden ingediend.

3. Een bod wordt uitsluitend uitgebracht door middel van de in het eerste lid bedoelde biedkaart op het in het tweede lid, onder c, bedoelde adres.

4. De biedkaart wordt in de Nederlandse taal ingevuld.

5. Het bedrag van het bod wordt in letters geschreven en wordt vermeld in hele euro’s.

Biedingen boven een bedrag van nul euro eindigen niet op een nul.

6. De deelnemer aan de veiling die een bod uitbrengt, voldoet een bedrag ter hoogte van zijn bod tot zekerheid van de gestanddoening van zijn bod. Uiterlijk op het in het tweede lid, onder b, bedoelde tijdstip, is het bedoelde bedrag, onder vermelding van ‘zekerheidstelling PAMR’ ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 3, derde lid, of is voor het bedoelde bedrag ter zekerheidstelling een bankgarantie volgens het model dat als bijlage 4 bij deze regeling is gevoegd, overgelegd aan de notaris op het in artikel 3, vierde lid, genoemde adres.

Artikel 20

1. Een bod wordt uitgebracht op een biedkaart die:

a. niet eerder dan het in artikel 19, tweede lid, onder a, bedoelde tijdstip en niet later dan het in artikel 19, tweede lid, onder b, bedoelde tijdstip wordt ingediend;

b. volledig en op de juiste wijze is ingevuld en ondertekend.

2. De notaris stelt vast of de biedkaart niet eerder, onderscheidenlijk niet later dan de in het eerste lid, onder a, bedoelde tijdstippen is ingediend.

Artikel 21

1. Indien een bod niet voldoet aan de artikelen 19, derde, vierde, vijfde of zesde lid, of 20, eerste lid, onder b, wordt de deelnemer door de minister in de gelegenheid gesteld alsnog aan genoemde bepalingen te voldoen binnen een door de minister te stellen termijn.

2. Een bod is ongeldig indien:

a. het niet voldoet aan artikel 20, eerste lid, onder a;

b. na toepassing van het eerste lid nog niet is voldaan aan de daarin genoemde bepalingen.

Artikel 22

1. De notaris stelt na de veilingronde en na de door de minister op basis van artikel 21, eerste lid, gestelde termijn(en), vast welke deelnemer het hoogste bod heeft uitgebracht.

2. In geval twee of meer deelnemers eenzelfde hoogste bod hebben uitgebracht, stelt de notaris, na loting, vast welke deelnemer wordt aangemerkt als deelnemer met het hoogste bod.

Artikel 23

1. Na de vaststelling, bedoeld in artikel 22, verleent de minister onverwijld aan de deelnemer met het hoogste bod, bedoeld in artikel 22, de vergunning.

2. Tegelijk met de vergunningverlening, bedoeld in het eerste lid, verklaart de minister onverwijld de aanvragen waarbij een ongeldig bod is uitgebracht, bedoeld in artikel 21, tweede lid, niet ontvankelijk en wijst hij de overige aanvragen af. Daarbij maakt de minister bekend aan welke aanvrager de vergunning wordt verleend en wat de hoogte van zijn bod was.

3. De deelnemer, bedoeld in het eerste lid, die ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, betaalt het door hem verschuldigde bedrag ter hoogte van zijn bod binnen twee weken volgend op de datum waarop de vergunning is verleend op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 3, derde lid, onder vermelding van ‘PAMR-veilingbod’. Zodra het verschuldigde bedrag is ontvangen, wordt de bankgarantie teruggegeven aan de bank die deze bankgarantie heeft afgegeven door middel van de procedure zoals beschreven in het als bijlage 4 bij deze regeling opgenomen model van de bankgarantie. De minister stelt de vergunninghouder onverwijld op de hoogte van het teruggeven van de bankgarantie.

4. Indien de deelnemer, bedoeld in het eerste lid, niet aan zijn betalingsverplichting als bedoeld in het tweede lid voldoet, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor de betaling aangewend.

5. Indien de deelnemer, bedoeld in het eerste lid, ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een waarborgsom heeft gestort, wordt de door hem gestorte waarborgsom voor de betaling van het door hem verschuldigde bedrag ter hoogte van zijn bod aangewend.

6. De minister betaalt de deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend, en die ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling, een waarborgsom heeft gestort, deze waarborgsom vermeerderd met de rente van een éénmaandsdeposito terug of geeft, indien de deelnemer ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, deze bankgarantie terug aan de bank die deze heeft afgegeven door middel van de procedure zoals beschreven in het als bijlage 4 bij deze regeling opgenomen model van de bankgarantie. De minister stelt de deelnemer onverwijld op de hoogte van het teruggeven van de bankgarantie.

§ 7

Wijziging andere regelingen

Artikel 24

De Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2005 wordt gewijzigd als volgt:

1. In bijlage I, onderdeel I.B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

17.

Openbare elektronische communicatienetwerken voor besloten gebruikersgroepen in de VHF/UHF-band

Per netwerk

€ 10.236

€ 38.800

 
  

per MHz bandbreedte

 

€ 3.880

2. In onderdeel 4 van bijlage I, onderdeel I.C, vervalt:

 

TETRA

Per netwerk

€ 33.011

€ 47.173

 

§ 8

Slotbepalingen

Artikel 25

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 26

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraagprocedure en veiling gebruiksrecht frequentieruimte voor PAMR.

Deze regeling zal met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 augustus 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

1. Doel en aanleiding

Met de onderhavige regeling worden regels gesteld omtrent de verdeling van Public Access Mobile Radio (hierna: PAMR). Onder PAMR wordt in deze regeling verstaan een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor mobiele communicatiedienstverlening ten behoeve van besloten gebruikersgroepen. Onder besloten gebruikersgroep wordt verstaan een groep gebruikers van elektronische communicatiediensten die onderling een duurzame professionele relatie hebben en daardoor binnen de groep een communicatiebehoefte hebben die voortvloeit uit het gemeenschappelijke belang dat aan deze duurzame relatie ten grondslag ligt. De duurzame professionele relatie omvat meer dan alleen het gezamenlijk afnemen van elektronische communicatiediensten en de besloten gebruikersgroep is niet uitsluitend opgezet om elektronische communicatiediensten af te nemen. Voorbeelden van besloten gebruikersgroepen uit de praktijk zijn: taxibedrijven, beveiligingsdiensten, bedrijfsveiligheidsdiensten, havenbedrijven, nutsbedrijven en openbaar vervoer organisaties.

In het Nationaal Frequentieplan 2005 (Stcrt. 2005, 30) is voor PAMR frequentieruimte beschikbaar gesteld in de 450–470 MHz-band.

De voor PAMR beschikbare frequentieruimte betreft de hoofdcategorie zakelijk gebruik. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Frequentiebesluit (Fb) wordt voor de verdeling van frequentieruimte voor zakelijk gebruik de procedure van veiling of van vergelijkende toets toegepast indien er sprake is van schaarste. Gezien de gehouden marktconsultaties is het redelijkerwijs te verwachten dat er meer aanvragen c.q. aanvragers zullen zijn dan dat er vergunningen beschikbaar zijn. In de bekendmaking van de Minister van Economische Zaken van 22 augustus 2005, (Stcrt. 2005, 169) is besloten dat de verdeling van de voor PAMR beschikbare frequentieruimte geschiedt door middel van de procedure van veiling.

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (Tw) een vergunning vereist van de Minister van Economische Zaken. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 4 Fb geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een vergunning voor PAMR moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens vastgelegd aan welke van de in artikel 6 Fb bedoelde toelatingseisen een aanvrager voor een vergunning voor PAMR moet voldoen. Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 8 Fb, op grond waarvan bij ministeriële regeling in het kader van de behandeling van een aanvraag om een vergunning regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

2. Aanvraagprocedure en veiling

De aanvraagprocedure start met het opvragen van het informatiedocument voor PAMR. Het Informatiedocument vergunning PAMR 450–470 MHz bevat een overzicht van en een toelichting op het geheel van toepasselijke regels voor de aanvraag van een PAMR-vergunning, de veilingprocedure alsmede de aan de te verlenen vergunning verbonden rechten en plichten. Iedereen die het informatiedocument heeft opgevraagd, kan vervolgens aan de minister vragen stellen met betrekking tot dat document. De vragen die tijdig zijn ontvangen en voldoen aan de daaraan gestelde eisen worden door de minister beantwoord. De vragen en bijbehorende antwoorden worden behalve aan de vragensteller ook gezonden aan eenieder aan wie een informatiedocument is verstrekt en daarnaast op de volgende website gepubliceerd: www.agentschap-telecom.nl/pamr. Dit geschiedt in geanonimiseerde vorm.

Na afloop van de zogenoemde vraag- en antwoordprocedure kan de aanvraag worden ingediend. De termijn voor het indienen van de aanvraag verstrijkt op 18 oktober 2005 om 14.00 uur. Na ontvangst van de aanvraag wordt eerst getoetst of de aanvragers aan de eisen, bedoeld in artikel 6 van de regeling voldoen. Aanvragen die daar niet aan voldoen, omdat ze bijvoorbeeld te laat worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. Daarnaast gelden nog eisen als het overleggen van bepaalde gegevens en bescheiden, het betalen van een bijdrage in de kosten voor de werkzaamheden van de overheid met betrekking tot de behandeling van de aanvraag, et cetera. Indien de aanvrager bij zijn aanvraag niet aan deze eisen voldoet, wordt hij op grond van artikel 8 in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vijf werkdagen te herstellen. Het in het kader van het verzuimherstel door de aanvrager indienen van de gegevens geschiedt op eenzelfde wijze als de indiening van de initiële aanvraag, te weten per post dan wel door middel van persoonlijke overhandiging aan de notaris. Herstelt de aanvrager het verzuim niet, dan wordt zijn aanvraag alsnog niet in behandeling genomen. De minister stelt de aanvrager binnen drie weken na de uiterste termijn voor het indienen van de aanvraag op de hoogte of zijn aanvraag al dan niet in behandeling wordt genomen.

Nadat de aanvraag in behandeling is genomen, toetst de minister of de indiener van de aanvraag voldoet aan de in artikel 10 gestelde eisen ten aanzien van rechtsvorm en financiële positie van de aanvrager. Vervolgens gaat de minister na of de te verlenen vergunning zonder toepassing van een veiling kan worden verleend. Dat is het geval indien er in het totaal slechts één aanvrager die aan de eisen, bedoeld in artikel 10, voldoet, een aanvraag heeft ingediend. In dat geval wordt de vergunning zonder toepassing van een veiling verleend.

De veiling van het gebruiksrecht op de voor PAMR beschikbare frequentieruimte vindt plaats door middel van een veiling met gesloten bod. Een dergelijke veiling met gesloten bod bestaat uit één biedronde, waarin alle deelnemers een bod kunnen uitbrengen.

Voorafgaand aan de veiling wordt aan de als deelnemers toegelaten aanvragers tevens bekendgemaakt hoeveel als deelnemer toegelaten aanvragers er in totaal zijn. De identiteit van de aanvragers wordt hierbij niet bekend gemaakt. Het beschikbaar stellen van deze informatie heeft tot doel de deelnemers te ondersteunen in hun biedgedrag. Na afloop wordt slechts bekendgemaakt aan welke aanvrager de vergunning wordt verleend en wat de hoogte van zijn bod was.

De deelnemers brengen hun bod uit door middel van een biedkaart die voorafgaand aan de veiling aan hen wordt verstrekt, waarbij tevens informatie wordt verstrekt over het tijdstip waarop het bod moet worden uitgebracht alsmede over het adres waar de biedkaart moet worden afgeleverd dan wel waarnaar deze moet worden verzonden. Tegelijk met het indienen van de biedkaart moet een bankgarantie worden overlegd of een waarborgsom worden gestort ter grootte van het bod. De notaris controleert eerst of de biedkaarten tijdig en op het juiste adres zijn ingeleverd. Vervolgens stelt de notaris vast of een uitgebracht bod geldig is en verwerkt hij alle biedgegevens. Vervolgens stelt de notaris vast welke deelnemer het hoogste bod heeft uitgebracht. Indien twee of meer deelnemers eenzelfde hoogste bod hebben uitgebracht, wordt er door de notaris geloot.

Na de veiling wordt door de minister onverwijld vergunning verleend aan de deelnemer aan wie de frequentieruimte is toegewezen.

3. Administratieve lasten

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om de aanvrager te kunnen toetsen op de hierboven genoemde toelatingseisen. Het verstrekken van de gegevens kan administratieve lasten voor de aanvrager met zich meebrengen. Een algemeen geldend uitgangspunt voor de regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk dienen te worden gehouden. Dit volgt onder meer uit het kabinetsstandpunt van 20 oktober 1999 (Kamerstukken II 1999/2000, 24036, nr. 138). Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gegevens zoveel mogelijk aangesloten bij reeds bestaande administratieve lasten voor de aanvragers.

Veruit de meeste tijd zal door bedrijven besteed worden aan de vraag of zij al dan niet een aanvraag willen indienen. Een enigszins realistische schatting van de daarvoor benodigde tijd kan niet gegeven worden; dat is sterk afhankelijk van de wensen en belangen van individuele bedrijven.

Heeft een bedrijf besloten een aanvraag in te dienen voor een vergunning, dan moet de aanvraag voorbereid worden. Hiervoor is nodig:

– Een recent uittreksel uit het handelsregister;

– Een lijst van degenen die bevoegd zijn de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen;

– Een verklaring van een notaris over de juistheid van bovenstaande gegevens, waarin verder is aangegeven dat de aanvrager niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en dat er geen substantieel beslag gelegd is op de bedrijfsmiddelen van de aanvrager.

Deze laatste verklaring is nodig om voldoende zekerheid te krijgen over de getrouwheid van de eigen verklaringen. Een relatief eenvoudig eigen onderzoek van een notaris kan volstaan. Een schatting van de te besteden tijd voor het indienen van een aanvraag kan alleen met een ruime onzekerheidsmarge gegeven worden. Voor het verkrijgen van een uittreksel uit het handelsregister en het opstellen van de lijst met rechtsgeldige vertegenwoordigers zal men slechts enkele uren nodig hebben. De verklaring van een notaris zal ook enkele uren kosten. Voor de partijen die voldoen aan de bovenstaande eisen, komt daarbovenop in de volgende fase nog de tijdsbesteding die gemoeid is met het invullen van de biedkaart. Al met al kan gedacht worden aan circa zeven werkdagen.

Uitgaande van een gemiddeld uurtarief van € 50,– en twee man personeel komt de berekening van de administratieve lasten die gemoeid zijn met het deelnemen aan de PAMR vergunningverlening neer op een schatting van € 5.600,– per bedrijf. Naar aanleiding van de marktconsultatie van augustus 2003 hebben elf partijen gereageerd. In de consultatie van april en mei 2005 hebben drie partijen een reactie gegeven. Ofschoon uit deze aantallen niet per definitie het aantal aanvragers voor een vergunning voor frequentieruimte ten behoeve van PAMR valt af te leiden, schat de minister – bij gebrek aan harde cijfers – op basis van vorenstaande aantallen dat er tien aanvragers voor een vergunning zullen zijn. Dit betekent dat de totale administratieve lasten van de veiling kunnen variëren van nihil tot ongeveer € 56.000,– (€ 5.600,– × 10). Bij het opstellen van de eisen om in aanmerking te komen voor een vergunning, is gestreefd naar de minimale eisen. Het gaat om gegevens die strikt noodzakelijk zijn om te beoordelen of een partij verantwoord tot de veiling kan worden toegelaten; gegevens die pas in de fase van de veiling zelf van belang zijn, met name de biedkaart, kunnen in dat stadium nog worden ingebracht. Voorts is voor de gegevens die verstrekt moeten worden zoveel mogelijk aangesloten bij gegevens die sowieso al bij partijen aanwezig zijn.

Alle kosten voor het verkrijgen van een vergunning zijn eenmalig voor de looptijd van de vergunning. Daarnaast brengt de vergunning nog administratieve lasten met zich, die een structureel karakter hebben. Het gaat hier om de verplichting om (gedurende de looptijd van de vergunning) recente gegevens ter beschikking te houden met betrekking tot de in gebruik zijnde opstelpunten. Het beschikbaar houden brengt op zich nog geen administratieve lasten met zich, aangezien de vergunninghouder deze gegevens sowieso al zelf nodig heeft ten behoeve van zijn radioplanning. Wel kan de vergunninghouder verzocht worden deze gegevens te verstrekken aan Agentschap Telecom. Dit zal veelal het geval zijn indien er sprake is van storingsproblemen. Het verstrekken van deze gegevens zal – redelijkerwijs geschat – hooguit drie uren in beslag nemen. Uitgaande van een gemiddeld uurtarief van € 50,– is daarmee een bedrag van € 150,– gemoeid. Het aantal malen dat gedurende de looptijd van de vergunning om deze gegevens wordt gevraagd is ongeveer vijftien (ongeveer eenmaal per jaar). De totale administratieve lasten bedragen dan ongeveer € 2.250,– (€ 150,– × 15).

Eén van de middelen om tegemoet te komen aan de doelstelling van het kabinet om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven terug te dringen is de toetsing door het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). De regeling is Actal voorgelegd. Actal heeft in haar vergadering van 12 mei 2005 de regeling als hamerstuk behandeld en besloten geen advies te geven of brief te sturen.

4. Consultatie

Ontwerpen van deze regeling en van de vergunning zijn overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van het Frequentiebesluit van 5 april 2005 tot en met 3 mei 2005 op de website van Agentschap Telecom ter inzage gegeven, onder mededeling daarvan in de Staatscourant (Stcrt. 2005, nr. 65). Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van het Frequentiebesluit is een ieder daarbij in de gelegenheid gesteld gedurende vier weken zijn zienswijzen omtrent de volgende onderwerpen naar voren te brengen:

– het indienen van een aanvraag;

– de eisen die aan aanvragers gesteld worden;

– de wijze van verdeling;

– de inhoud van de ontwerp-vergunning.

Een aantal respondenten heeft een zienswijze ingebracht. De respondenten zijn in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze op 22 juni 2005 in afzonderlijke bijeenkomsten bij Agentschap Telecom mondeling toe te lichten. Hieronder zal ik de ingebrachte zienswijzen bespreken.

a. Combinatiekavel

Een respondent stelt voor gebruik te maken van een zogenaamde combinatiekavel door in de beschikbare frequentieruimte twee afzonderlijke kavels (A en B) onder te brengen en tevens een derde kavel C, zijnde de combinatie van A en B (de combinatiekavel). Aan de geïnteresseerde partijen wordt in dat voorstel overgelaten of men biedt op kavel A, B of op de combinatiekavel C. Respondent meent dat uitgifte van slechts één vergunning voor één kavel leidt tot inefficiënt frequentiegebruik en ‘kunstmatige’ schaarste.

Ik heb dit voorstel niet overgenomen omdat, zoals ik hierna uiteen zal zetten, toepassing van een combinatiekavel voor de vergunningverlening voor PAMR niet past in de beleidsuitgangspunten. De belangrijkste uitgangspunten voor de ligging en omvang van de kavel zijn:

– Technologieneutraliteit. Onder technologieneutraliteit1 wordt verstaan dat regelgeving het gebruik van een bepaald type technologie niet mag voorschrijven of bevoordelen. De vergunninghouder kan zelf kiezen welke technologie(ën) hij gebruikt voor het opzetten van een PAMR-netwerk. Ook wisselen van technologie is toegestaan. Hij blijft wel verantwoordelijk voor een storingsvrij opereren.

– De kavel is van zo’n omvang dat de vergunninghouder in staat is om de huidige en toekomstige markt voor PAMR te bedienen.

– Landelijke toepasbaarheid van het frequentiegebruiksrecht.

Deze beleidsuitgangspunten zijn gekozen opdat een toekomstige vergunninghouder zich kan ontwikkelen tot volwaardige PAMR-aanbieder.

De beleidsuitgangspunten zijn afgeleid van de beleidsdoelstellingen die worden beoogd met de frequentie-uitgifte voor PAMR2 : allereerst dient dit het maatschappelijk belang om organisaties en bedrijven te kunnen laten beschikken over een hoogwaardige mobiele ICT-basis voor met name hun bedrijfskritische processen. Daarnaast faciliteert het dienstaanbieders om de markt voor PAMR te kunnen bedienen en verder tot ontwikkeling te brengen (innovatie).

TNO heeft zowel de kavel van 2 × 3 MHz als een splitsing van de kavel in twee afzonderlijke kavels van 2 × 1,5 MHz getoetst aan deze uitgangspunten. De conclusie van dit onderzoek3 luidt dat de gekozen kavel (omvang 2 × 3 MHz) de genoemde uitgangspunten ondersteunt. Bij splitsing van de kavel in twee kleinere kavels wordt niet meer aan de beleidsuitgangspunten voldaan.

Als onderdeel van het onderzoek is een inventarisatie uitgevoerd met betrekking tot de technische systemen waarmee een PAMR-netwerk kan worden opgebouwd. Het blijkt dat deze systemen theoretisch binnen een gehalveerde kavel toegepast kunnen worden, maar dat de ontplooiingsmogelijkheden van deze technologieën voor PAMR zeer beperkt zijn.

Voor een adequate exploitatie van PAMR, waarbij innovatieve breedbandige diensten kunnen worden toegepast, is blijkens het TNO-onderzoek minimaal een hoeveelheid van 2 × 3 MHz frequentieruimte nodig.

Bij de keuze voor één kavel is de frequentieruimte landelijk bruikbaar. Bij het voorstel van twee kavels is, indien gestreefd wordt naar gelijkwaardigheid van de kavels (een evenredige verdeling van de voorkeursfrequenties), de frequentieruimte per kavel niet landelijk bruikbaar. Hiermee wordt afbreuk gedaan aan het beleidsuitgangspunt van landelijke bruikbaarheid. Daarnaast wordt ook het aantal mogelijke toepasbare technologieën beperkt en hierdoor afbreuk gedaan aan het beleidsuitgangspunt technologieneutraliteit.

Het standpunt van respondent dat een combinatiekavel geen afbreuk doet aan het uitgangspunt van technologieneutraliteit omdat binnen de kleinere kavels elke technologie is toegestaan, deel ik niet. Het feit dat het is toegestaan wil nog niet zeggen dat de technologie praktisch toegepast kan worden omdat daar juist een tweede kavel voor nodig kan zijn waarvan de verwerving allerminst zeker is en die invoering van de desbetreffende technologie onzeker maakt.

Op grond van de beleidsuitgangspunten en bevindingen van TNO heb ik geconcludeerd dat de omvang van de kavel van de vergunning voor PAMR de minimaal wenselijke is. De totale beschikbare hoeveelheid frequentieruimte is voorts onvoldoende om meerdere kavels van 2 × 3 MHz in onder te brengen. Dit betekent dat binnen de geldende wettelijke en beleidsmatige kaders de keuze voor één kavel en één vergunning het meest efficiënte frequentiegebruik is. Om dezelfde reden is van het creëren van ‘kunstmatige’ schaarste geen sprake.

Voor zover respondent betoogt dat de keuze tussen één grote of twee kleinere kavels aan de markt moet worden overgelaten miskent hij dat de overheid, binnen de grenzen van het recht, een zekere beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van de voorwaarden waaronder zij frequentiegebruiksrechten ter beschikking willen stellen aan marktpartijen. Het beleid ten aanzien van de uitgifte van deze PAMR-vergunning is hierboven beknopt uiteengezet. De keuze voor het ter beschikking stellen van één kavel blijft binnen de grenzen van het recht en is niet kennelijk onredelijk te noemen.

Dat, zoals respondent stelt, zijn voorstel niet in tegenspraak is met de adviezen van de NMa en TNO, acht ik – wat daarvan ook moge zijn – minder van belang. Respondent bestrijdt niet dat mijn keuze voor één kavel en één vergunning niet in strijd is met deze adviezen.

Deze adviezen lieten dus keuzevrijheid. Op basis van de hierboven genoemde uitgangspunten heb ik gekozen voor het ter beschikking stellen van één ongedeelde kavel en één vergunning. Hierboven heb ik reeds uiteengezet dat deze keuze blijft binnen de grenzen van het recht en niet kennelijk onredelijk is.

Respondent heeft in dit verband een vergelijking gemaakt met de vergunningen voor WLL 26 GHz. Echter, WLL 26 GHz en PAMR zijn niet vergelijkbaar wat betreft de mogelijke toepassingen, eigenschappen en omvang van de frequentieruimte.

Ten slotte heeft respondent gewezen op de situatie in Duitsland waar voor PAMR wel vergunningen voor kavels van 1,5 MHz zijn verleend. Nog daargelaten dat respondent deze stelling in het geheel niet heeft onderbouwd, gaat deze vergelijking niet op omdat de uitgangspunten van vergunningverlening anders zijn. Anders dan in Nederland, wordt in Duitsland niet uitgegaan van de beleidsuitgangspunten van een volwaardige landelijke PAMR-aanbieder.

b. Openbaar karakter van PAMR

Enkele respondenten stellen voor te bepalen dat PAMR niet kwalificeert als een openbaar elektronische communicatienetwerk c.q. een openbare elektronische communicatiedienst en in het verlengde daarvan wettelijke interconnectieverplichtingen niet van toepassing zijn. Een respondent stelt voor in vergunningvoorschriften uitdrukkelijk te bepalen dat de vergunning niet mag worden gebruikt voor openbare elektronische datadiensten.

Hierover het volgende. Een elektronisch communicatienetwerk is openbaar als het geheel of hoofdzakelijk gebruikt wordt om aan het publiek elektronische communicatiediensten aan te bieden of programma’s te verspreiden. Bij PAMR-diensten gaat het om openbare elektronische communicatiediensten die worden aangeboden aan het publiek. Daarmee wordt bedoeld dat de desbetreffende dienst door een onderneming in beginsel openbaar wordt aangeboden en beschikbaar is voor elke besloten gebruikersgroep die van dat aanbod gebruik wil maken. Het feit dat een dienst aan een bepaalde groep van gebruikers – bijvoorbeeld een bedrijf of overheidsinstelling – wordt aangeboden, betekent nog niet dat deze dienst niet openbaar is.

In het Nationaal Frequentieplan 2005 is in de band 450–470 MHz frequentieruimte bestemd voor mobiele communicatie voor openbare en private besloten netten. De achtergrond van deze bestemming is dat maatschappelijk een behoefte bestaat aan PAMR-diensten. De uitgifte van deze vergunning is dus geheel in lijn met het Nationaal Frequentieplan. Indien respondenten het niet eens zijn met deze bestemming moeten zij dit aan de orde stellen in het kader van het frequentieplan.

Het voorstel in de vergunningsvoorschriften vast te leggen dat de frequenties niet mogen worden gebruikt voor openbare elektronische communicatiediensten stuit reeds af op artikel 16 van het Frequentiebesluit, waarin limitatief is opgesomd welke beperkingen en voorschriften aan de vergunning mogen worden verbonden. Hiertoe behoort niet een beperking van het gebruik van de vergunning tot ‘besloten’ gebruik.

Het openbare karakter van PAMR-diensten betekent dat alle verplichtingen die in de Telecommunicatiewet worden gesteld aan aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en openbare elektronische communicatiediensten van toepassing zijn, waaronder de bepalingen omtrent interconnectie met andere openbare elektronische communicatienetwerken.

c. ‘Build it’-verplichting

Een respondent stelt dat de ‘build it’-verplichting erg minimaal zou zijn. Hierover het volgende. Een ‘build it’-verplichting moet het goede midden houden tussen een zodanige uitrol dat zo veel mogelijk (idealiter: alle) frequenties worden ingezet, maar dat ook voldaan wordt aan de realiteit van het ondernemingsplan en de beperkingen die de markt stelt. De landelijke inzetbare frequentieruimte die wordt toegewezen met de PAMR-vergunning moet doelmatig gebruikt worden. Daartoe is in artikel 3 van de vergunningsvoorschriften een ‘build it’-verplichting opgenomen. Deze ‘build it’-verplichting houdt het volgende in. De vergunninghouder begint binnen een redelijke termijn na vergunningverlening (opstartperiode) met de uitrol van het netwerk. Een aantal van 15 stations binnen een jaar stelt een redelijke verplichting zonder dat er voor de opstart aanzienlijke risico’s moeten worden genomen. In de daarop volgende periode van drie jaar wordt een eis van 35 additionele stations gesteld waarmee de vergunning een substantiële uitrol oplegt die nog altijd binnen het implementatiescenario4 van de vergunninghouder blijft wanneer sprake zou zijn van een minimaal bereikbare markt. De periode is zodanig gesteld dat de vergunninghouder in de gelegenheid wordt gesteld zich aan te passen aan de ontwikkelingen in de markt. De verplichting is niet dusdanig zwaar dat zij een zodanige financiële belasting vormt voor een toekomstige vergunninghouder dat een rendabele exploitatie van het netwerk belemmerd wordt. In dat kader heeft de vergunninghouder maximale vrijheid om in te spelen op de actuele marktvraag om zich te ontwikkelen tot een volwaardige PAMR-aanbieder.

Mede naar aanleiding van de zienswijze en in het licht van artikel 16 van het Frequentiebesluit, is het artikel met de ‘build it’-verplichting gewijzigd. Voor het verder bewerkstelligen van een doelmatig gebruik van de frequentieruimte, is een aanvullende eis gesteld met betrekking tot de ‘build it’-verplichting. Om te bevorderen dat de vergunninghouder zijn diensten landelijk aanbiedt is bepaald dat er binnen vijf jaar na het verkrijgen van de vergunning in elke provincie een PAMR-netwerk aanwezig is. Het realiseren van deze infrastructuur vergt een relatief beperkte additionele inspanning, gelet op de verwachte uitrol onder de vorige voorwaarden. Deze additionele uitrol draagt daarmee verder bij aan het doelmatig gebruik van frequentieruimte.

Mocht om welke reden ook de frequentieruimte niet doelmatig worden gebruikt, wordt verwacht dat de vergunninghouder gebruik maakt van opties die hem ten dienste staan zoals overdracht of teruggave van (delen van) de vergunning.

Daarnaast kan op grond van artikel 3.7 van de Telecommunicatiewet een vergunning gedeeltelijk worden ingetrokken of gewijzigd.

d. Identiteit deelnemers veiling

Een respondent stelt voor om, naast het bekend maken van het aantal deelnemers, ook de identiteit van de deelnemers aan de veiling bekend te maken. Deze maatregel – die is genomen op advies van een onafhankelijk veilingexpert – beoogt samenspanning te voorkomen. Samenspanning leidt tot allocatieve inefficiëntie, hetgeen ongewenst wordt geacht. Om deze reden is ervoor gekozen de identiteit van de deelnemers niet bekend te maken.

e. Verklaring notaris

Een respondent heeft verzocht de concept verklaring van de notaris in bijlage 2 van de regeling aan te passen. Deze verklaring van de notaris is echter reeds dusdanig opgesteld dat aan de opmerking van deze marktpartij tegemoet wordt gekomen. Deze verklaring moet als volgt worden uitgelegd. De verklaring van de notaris bestaat uit twee delen, een deel waarbij de notaris zonder voorbehoud de juistheid van gegevens verklaart. Dit deel gaat over gegevens die in de openbare registers kunnen worden gevonden.

Het tweede deel gaat over informatie die niet in registers kan worden gevonden. Derhalve is in dit zinsdeel naast ‘verklaart zonder voorbehoud’ de toevoegingen ‘naar beste kunnen’ en ‘naar zijn oordeel’ opgenomen. De zinsnede ‘zonder voorbehoud’ betekent in dit verband dus niet dat notaris instaat voor de juistheid van de gegevens, maar alleen dat hij zijn uiterste best heeft gedaan die juistheid te verifiëren en dat de gegevens naar zijn oordeel juist zijn. Overigens merk ik op dat de onderdelen A.2 en A.3 van de bijlage bij de ontwerp-regeling in de definitieve regeling geschrapt zijn. Deze inlichtingen waren bij nader inzien niet strikt nodig voor de beoordeling van de aanvragen om de onderhavige vergunning.

f. Hoeveelheid beschikbare frequentieruimte

Een respondent stelt dat gebruik van UMTS-technologie niet mogelijk is doordat er slechts 3 MHz beschikbaar wordt gesteld, waardoor afbreuk wordt gedaan aan het uitgangspunt van technologieneutraliteit. Hierover het volgende. Het is feitelijk niet mogelijk om gebruik van UMTS-technologie in de beschikbare aaneengesloten frequentieruimte (2 × 4,44 MHz) onder te brengen, aangezien voor toepassing van UMTS-technologie 2 × 5 MHz noodzakelijk is. Het Nationaal Frequentieplan voorziet niet in meer frequentieruimte voor deze toepassing. Indien respondent van mening is dat in het Nationaal Frequentieplan een zodanige hoeveelheid ruimte had moeten worden bestemd dat deze toepassing wel mogelijk was geweest, moet hij dit in dat kader aan de orde stellen. Onderzoek5 door TNO geeft ten slotte aan dat toepassing van UMTS-technologie in de 450–470 MHz band voorlopig ook niet verwacht wordt.

g. Storing

Een respondent acht het nodig dat de vergunningsvoorschriften voorzien in adequate waarborgen tegen storingen. In artikel 5 van de PAMR-vergunning wordt bepaald dat de vergunninghouder geen storingen mag veroorzaken. De wijze waarop de vergunninghouder aan deze bepaling voldoet, is zijn eigen verantwoordelijkheid. De apparatuur moet voldoen aan de richtlijn van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG 199 L 91/10). Ik ben van mening dat het voorkomen van storing hiermee voldoende is gewaarborgd; mochten er onverhoopt toch storingen optreden dan zijn er afdoende handhavingsmogelijkheden.

h. Definitie besloten gebruikersgroep

Enkele respondenten stellen voor om de definitie van ‘besloten gebruikersgroep’ aan te passen door middel van de toevoeging ‘en de leden van de gebruikersgroep moeten meer onderling intern communiceren dan naar bestemmingen buiten de gebruikersgroep middels PAMR’. Reeds omdat een dergelijke beperking niet controleerbaar en om die reden niet handhaafbaar is, heb ik dit voorstel niet overgenomen.

i. Uitgifte nummers

Enkele respondenten stellen voor in de vergunningsvoorschriften op te nemen dat de PAMR-operator geen recht op 06- en andere nummers uit het openbare nummerplan heeft. Dit geeft volgens één van de respondenten overigens geen voldoende waarborgen om te voorkomen dat vanuit PAMR ‘extern’ kan worden gecommuniceerd (dataverkeer, spraakdiensten). Dit kan volgens die respondent alleen worden bereikt door het openbare karakter aan de PAMR-diensten te ontnemen.

Gelet op artikel 16 van het Frequentiebesluit, waarin de aan een vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen uitputtend worden opgesomd, ben ik niet bevoegd om een beperking als door respondenten voorgesteld op te nemen in de PAMR-vergunning. Om deze reden kan ik dit voorstel niet overnemen. Het uitgeven van telefoonnummers is een bevoegdheid van OPTA. Het voorstel om het openbare karakter aan de PAMR-diensten te ontnemen, heb ik onder punt b van deze paragraaf besproken. Ik verwijs daarnaar.

j. Kwalificatie-eis

Een respondent stelde voor om strenge kwalificatie-eisen te hanteren bij de toelating van partijen tot de veiling teneinde te voorkomen dat de PAMR-frequenties niet conform de gestelde vereisten gebruikt worden. Artikel 6, tweede lid van het Frequentiebesluit waarin deze eisen uitputtend worden opgesomd, biedt binnen het kader van een veiling geen ruimte voor het stellen van een dergelijke eis. Ik kan dit voorstel daarom niet overnemen.

De overige door mij ontvangen zienswijzen – die onder meer betrekking hadden op de vrees van de respondenten voor oneigenlijke concurrentie van de toekomstige PAMR-vergunninghouder en het naar hun mening voortijdige tijdstip van uitgifte van de vergunning – vielen buiten het kader van deze consultatie, hetgeen betekent dat ik daarop in dit kader niet kan ingaan.

Ik concludeer dat de zienswijzen geen aanleiding geven om de vergunning, behoudens de ‘build it’-verplichting, of de veilingregeling aan te passen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen.

Artikel 2

Dit artikel vermeldt de beschikbare vergunning met het bijbehorende frequentiebereik.

Artikelen 3 en 4

De aanvraagprocedure voor PAMR start met het opvragen van het zogenoemde informatiedocument. Het informatiedocument bevat belangrijke informatie over de de aanvraag- en de veilingprocedure zoals deze in de onderhavige regeling zijn vastgesteld. Voorts bevat het informatiedocument gegevens met betrekking tot de voorschriften en beperkingen die aan de te verlenen vergunning zijn verbonden. Het kan natuurlijk zo zijn dat het informatiedocument bepaalde vragen onbeantwoord laat. Om dit te ondervangen wordt aan eenieder die het informatiedocument heeft opgevraagd op grond van artikel 4 de mogelijkheid geboden tot uiterlijk 23 september 2005 om 14.00 uur vragen aan de minister te stellen over het informatiedocument. Deze vragen kunnen slechts betrekking hebben op de vergunning, de aanvraagprocedure en de veiling.

De vragen moeten per brief worden gesteld en worden zodanig geformuleerd dat daaruit niet de identiteit van de vragensteller kan worden herleid en worden in de Nederlandse taal gesteld. Daarnaast is het mogelijk om vragen per elektronische post te stellen. Tijdens de zogenoemde vraag- en antwoordprocedure wordt de identiteit van de vragensteller niet bekend gemaakt. De vragen die tijdig zijn gesteld, en voor het overige ook voldoen aan de daaraan gestelde eisen, worden door de minister uiterlijk op 11 oktober 2005 beantwoord.

Artikel 5

Artikel 5 geeft aan welke gegevens en bescheiden een aanvraag om een vergunning moet bevatten. Aan de hand van die gegevens en bescheiden wordt beoordeeld of de aanvrager aan de in artikel 10 bedoelde eisen voldoet. Indien dat niet het geval is, wordt de aanvraag afgewezen. De aanvrager is verplicht om de minister onmiddellijk te informeren over wijzigingen met betrekking tot de verschafte gegevens en bescheiden.

Artikelen 6 tot en met 11

Teneinde in aanmerking te komen voor een vergunning moet de aanvraag krachtens artikel 6, tweede lid, uiterlijk zijn ontvangen op 18 oktober 2005 om 14.00 uur. Na ontvangst van de aanvraag wordt allereerst bezien of deze op tijd is ingediend. Indien dat niet het geval is, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Vervolgens wordt bekeken of de aanvraag voldoet aan de eisen gesteld in artikel 5 en artikel 6, eerste lid. Indien eventuele gebreken in de aanvraag niet binnen de daartoe gestelde termijn worden hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Indien aan een of meer van die eisen niet is voldaan dan is herstel mogelijk. Indien, na eventueel herstel, de aanvraag voldoet aan alle daaraan gestelde eisen, wordt getoetst of de aanvrager voldoet aan de eisen van artikel 10.

Artikelen 12 en 13

Nadat de aanvragers zijn getoetst aan de eisen van artikel 10, stelt de minister op basis van de door deze aanvragers ingediende aanvragen vast of er sprake is van schaarste. Indien slechts één aanvrager voldoet aan vorenbedoelde eisen, wordt de PAMR vergunning aan deze aanvrager verleend zonder toepassing van een veiling.

Indien er twee of meer aanvragers aan de eisen voldoen, vindt een veiling plaats. Er is in dat geval immers sprake van schaarste. Ingevolge artikel 13 wordt in dat geval aan de als deelnemer toegelaten aanvragers medegedeeld hoeveel andere deelnemers er zijn.

Artikelen 14 tot en met 18

In deze artikelen zijn algemene bepalingen omtrent de veiling opgenomen. Zo wordt er op grond van artikel 14 een notaris gecontracteerd die zorg draagt voor een goed en ordelijk verloop van de veiling en gelden er ingevolge artikel 15 bepaalde regels waar de deelnemers zich gedurende de veiling aan moeten houden. Zoals reeds in het algemene deel van deze toelichting is aangegeven, wordt de vergunning verdeeld via een veiling met gesloten bod, welke slechts één veilingronde omvat. Artikel 18 bepaalt dat een deelnemer onvoorwaardelijk en onherroepelijk gebonden is aan zijn bod, tenzij een deelnemer op grond van artikel 15, tweede lid, wordt uitgesloten van verdere deelname aan de veiling. Een bod kan dus niet worden ingetrokken of gewijzigd nadat dit is ingeleverd.

Artikelen 19 en 20

Voorafgaand aan de veiling wordt aan iedere deelnemer een biedkaart verstrekt. Daarbij wordt tevens vermeld wanneer de biedkaart ingediend moet zijn en waar deze per post dan wel door middel van persoonlijke overhandiging moet worden ingediend. Een bod wordt in hele euro’s uitgebracht en voluit geschreven in de Nederlandse taal. Om de kans op een loting (zie artikel 22, tweede lid) te verkleinen, is bepaald dat een bod van meer dan nul euro, niet mag eindigen op een nul. De notaris controleert of de biedkaart tijdig is ingediend. Tevens moet een bedrag ter zekerheidstelling worden voldaan, gelijk aan het bod van de deelnemer. Dit bedrag strekt ter zekerheid dat een deelnemer zijn bod gestand doet. De deelnemer kan zelf kiezen of hij ter voldoening van het bedrag een waarborgsom stort, dan wel een bankgarantie overlegt.

Artikel 21

In dit artikel wordt aangegeven wanneer een bod ongeldig is. In bepaalde gevallen wordt een deelnemer in de gelegenheid gesteld zijn bod te herstellen binnen een door de minister te bepalen termijn.

Artikelen 22 en 23

Na de veilingronde stelt de notaris vast welke deelnemer het hoogste bod heeft uitgebracht. Indien twee of meer deelnemers exact hetzelfde hoogste bod hebben uitgebracht, wordt er geloot door de notaris. Op deze wijze wordt bepaald welke deelnemer wordt aangemerkt als deelnemer met het hoogste bod.

Aan de deelnemer met het hoogste bod wordt vervolgens door de minister de vergunning verleend. Indien de betreffende deelnemer ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een waarborgsom heeft gestort, wordt dit bedrag voor de betaling van het door hem geboden bedrag aangewend.

Indien de betreffende deelnemer echter een bankgarantie heeft overgelegd, dient hij binnen twee weken het door hem geboden bedrag te betalen. Indien de deelnemer niet betaalt, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor betaling aangewend.

Tegelijk met de vergunningverlening verklaart de minister de aanvragen waarbij een ongeldig bod is uitgebracht, bedoeld in artikel 21, niet-ontvankelijk en wijst hij de overige aanvragen af. Daarbij maakt de minister bekend aan welke aanvrager de vergunning wordt verleend en wat de hoogte van zijn bod was.

Bij de uitgifte van vergunningen ten behoeve van het gebruik van radiofrequenties treedt de Staat der Nederlanden op in haar hoedanigheid van overheid en derhalve niet als ondernemer. Dit impliceert dat terzake geen omzetbelasting verschuldigd is en dat terzake in rekening gebrachte bedragen (zoals het geboden bedrag) exclusief omzetbelasting zijn. Mocht evenwel in rechte komen vast te staan dat de overheid terzake wel omzetbelastingplichtig is, dan heeft zij het recht die omzetbelasting alsnog op factuur aan de aanvrager in rekening te brengen. De omzetbelasting wordt in dat geval berekend over de terzake van de uitgifte van de vergunningen ontvangen bedragen exclusief omzetbelasting.

Artikel 24

Op grond van de Telecommunicatiewet en het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet is een vergoeding van de kosten verschuldigd door degene ten behoeve van wie werkzaamheden of diensten zijn of worden verricht ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet. De vergoedingen hebben enerzijds betrekking op de eenmalige kosten van werkzaamheden ten aanzien van de verlening van vergunningen en anderzijds op de jaarlijkse kosten van werkzaamheden ten aanzien van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

Dit artikel strekt tot wijziging van de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2005. Aangezien de werkzaamheden ten behoeve van PAMR niet zijn te vatten in een bestaande subcategorie, is een nieuwe subcategorie noodzakelijk.

Ten behoeve van openbare communicatienetwerken voor besloten gebruikersgroepen in de VHF/UHF-band wordt daarom een nieuwe subcategorie vastgesteld, waar ook PAMR onder valt.

Voorts wordt de subcategorie TETRA verwijderd. Deze subcategorie is ingevoerd bij de Regeling aanvraag vergunning voor TETRA (Stcrt. 2001, 233). De op grond van die Regeling verleende vergunning is inmiddels op verzoek van de houder ingetrokken. De kosten van werkzaamheden met betrekking tot TETRA kunnen in de nieuwe subcategorie worden ondergebracht, zodat de subcategorie TETRA overbodig is geworden.

Uit de wijziging van de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2005 vloeien geen extra lasten voort voor het bedrijfsleven.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 2

Ontwerp vergunning

Plaats en datum: Groningen, .......... 2005

Nummer: AT-EZ/..........

Aantal bladen: 1 van 3

Onderwerp: Vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van Public Access Mobile Radio (PAMR)

De Minister van Economische Zaken

Gelezen de aanvraag van ..........;

Gelet op artikel 3.3 van de Telecommunicatiewet en op artikel 16 van het Frequentiebesluit;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. PAMR netwerk: Public Access Mobile Radio-netwerk, een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor mobiele communicatiedienstverlening ten behoeve van besloten gebruikersgroepen;

b. besloten gebruikersgroep: een besloten gebruikersgroep bestaat uit gebruikers van elektronische communicatiediensten die onderling een duurzame professionele relatie hebben en daardoor binnen de groep een communicatiebehoefte hebben die voortvloeit uit het gemeenschappelijke belang dat aan deze duurzame relatie ten grondslag ligt. De duurzame professionele relatie omvat meer dan alleen het gezamenlijk afnemen van elektronische communicatiediensten en de besloten gebruikersgroep is niet uitsluitend opgezet om elektronische communicatiediensten af te nemen;

c. basisstation: een radiozendapparaat of een samenstel van radiozendapparaten dat op een vaste plaats is opgesteld;

d. CEPT: Conférence Européenne des Postes et des Télécommunications;

e. Radioreglement: Radioreglement 2000 met bijlagen, behorende bij de op 6 november 1998 te Minneapolis tot stand gekomen Internationale Constitutie en Conventie van de Internationale Telecommunicatie Unie (Trb. 2004, 48).

f. voorkeursfrequentie: een frequentie die op basis van afspraken met de buurlanden bij voorkeur tot op de landgrens kan worden ingezet, teneinde storing zo veel mogelijk te voorkomen.

§ 2. Verlening

Artikel 2

Aan .........., hierna te noemen: de vergunninghouder, wordt een vergunning verleend voor het gebruik van de frequentieruimte: 451,76875–454,76875 MHz / 461,76875–464,76875 MHz ten behoeve van een PAMR netwerk.

§ 3. Voorschriften en beperkingen

Artikel 3

Termijn ingebruikneming netwerk

a. de vergunninghouder neemt binnen 1 jaar na vergunningverlening ten minste 15 basisstations in gebruik en houdt deze in gebruik;

b. de vergunninghouder neemt binnen 4 jaar na vergunningverlening ten minste 50 basisstations in gebruik en houdt deze in gebruik;

c. de vergunninghouder biedt binnen 5 jaar na vergunningverlening in elke provincie zijn diensten aan via het PAMR-netwerk in elk van deze provincies.

Artikel 4

Gebruik frequentieruimte

a. Het gebruik van de frequentieruimte voor het PAMR netwerk vindt plaats met inachtneming van de in bijlage 1 opgenomen frequentietechnische voorwaarden;

b. voor zover daarvan in de vergunning niet wordt afgeweken, vindt het gebruik van de frequentieruimte voor het PAMR netwerk plaats in overeenstemming met de aanbeveling T/R 25-08 van de CEPT en de volgende multilaterale overeenkomsten met de buurlanden;

– Agreement on the co-ordination of the frequency bands 410–430 MHz and 440–470 MHz concluded between the Administrations of Belgium, France, Germany, Luxembourg, The Netherlands and Switzerland (bijlage 2);

– Agreement between the administrations of Austria, Belgium, the Czech Republic, Germany, France, Hungary, the Netherlands, Croatia, Italy, Liechtenstein, Lithuania, Luxembourg, Poland, Romania, the Slovak Republic, Slovenia, and Switzerland, on the co-ordination of frequencies between 29.7 MHz and 39.5 GHz for the fixed service and the land mobile service (Berlijnovereenkomst 2003; bijlage 3);

– Agreement between the Telecommunications Administrations of the Netherlands, Belgium, Luxembourg, France and Germany concerning the approval of planning arrangements between operators of mobile radio communication networks (bijlage 4).

Artikel 5

Storing

a. Het signaal van het gebruikte radiozendapparaat mag geen storing of belemmering veroorzaken in het etherverkeer en in radiozend- of ontvangapparaten. Eventueel noodzakelijke guardbands liggen binnen de toegewezen frequentieruimte.

b. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien:

1. In het Radioreglement of in het Nationaal Frequentieplan anders is bepaald;

2. het radiozend- of ontvangapparaat dat storing of belemmering ondervindt, niet voldoet aan hetgeen ten aanzien daarvan is bepaald bij of krachtens de Telecommunicatiewet

§ 4. Overige

Artikel 6

Informatieverstrekking

De vergunninghouder houdt een actueel overzicht van de in gebruik zijnde basisstations ter beschikking, waarin voor elk station de gegevens, genoemd in bijlage 5 bij deze beschikking, worden opgenomen. Deze gegevens worden na een verzoek daartoe van de Minister van Economische Zaken onmiddellijk verstrekt.

§ 5. Slotbepaling

Artikel 7

Duur van de vergunning

Deze beschikking treedt in werking met ingang van .......... en geldt tot en met .......... {vergunningsduur is 15 jaar}.

Deze beschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

Hoofd Vergunningen

Agentschap Telecom

Bijlagen bij bijlage 1

Bijlage 1

Bijlage, behorende bij de vergunning d.d. .......... 2005, nummer AT-EZ/.........., verleend aan .......... voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van PAMR

De frequentietechnische voorwaarden bedoeld in artikel 2, lid b van de vergunning zijn:

– Het maximale kanaalraster is 1,25 MHz en de centerfrequenties moeten voldoen aan de aanbeveling T/R25-08;

– De basisstations zenden in de 461,76875–464,76875 MHz band en de mobiele terminals zenden in de 451,76875–454,76875 MHz band.

Frequentiegebruik in de grensgebieden

Frequenties (MHz)

Voorkeur in grensgebied

Onderband van–tot

Bovenband van–tot

BEL/D/HOL

D/HOL

BEL/HOL

451,76875–452,04375

461,76875–462,04375

BEL

HOL

BEL

452,04375–452,78125

462,04375–462,78125

BEL

D

BEL

452,78125–453,51875

462,78125–463,51875

D

D

BEL

453,51875–454,76875

463,51875–464,76875

HOL

HOL

HOL

De in de tabel genoemde grensgebieden zijn slechts een indicatie; de grootte van de gebieden is afhankelijk van de toe te passen parameters (zie onderstaande voorwaarden).

De gebiedsindicatie BEL/D/HOL betreft globaal Limburg.

De gebiedsindicatie D/HOL betreft globaal Oost-Nederland.

De gebiedsindicatie BEL/HOL betreft globaal Zuid-Nederland.

Voor systemen met een kanaalraster kleiner of gelijk aan 25 kHz geldt:

– Op een voorkeurfrequentie mag de veldsterkte op 40 km afstand in het buurland en bepaald op 10 m hoogte niet meer bedragen dan 20 dBµV/m (voor analoge systemen: 50% plaats- en 10% tijdwaarschijnlijkheid, voor digitale systemen: 50% plaats- en 1% tijdwaarschijnlijkheid)

– Op een niet-voorkeurfrequentie mag de veldsterkte op de grens met het buurland en bepaald op 10 m hoogte niet meer bedragen dan 20 dBµV/m (voor analoge systemen: 50% plaats- en 10% tijdwaarschijnlijkheid, voor digitale systemen: 50% plaats- en 1% tijdwaarschijnlijkheid)

Voor systemen met een kanaalraster groter dan 25 kHz gelden voornoemde voorwaarden eveneens, maar de maximale veldsterkte van 20 dBµV/m mag verhoogd worden met 6 × log10 (kanaalraster (in kHz) / 25 kHz)dB.

De vergunninghouder kan afwijken van de voorwaarden voor het frequentiegebruik in de grensgebieden voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden vermeld in ‘Agreement between the Telecommunications Administrations of the Netherlands, Belgium, Luxembourg, France and Germany concerning the approval of planning arrangements between operators of mobile radio communication networks’ (bijlage 4).

Bijlagen op Cd-rom behorende bij de vergunning d.d. .......... 2005, nummer AT-EZ/.........., verleend aan .......... voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van PAMR.

Bijlage 2

Agreement on the co-ordination of the frequency bands 410–430 MHz and 440–470 MHz concluded between the Administrations of Belgium, France, Germany, Luxembourg, The Netherlands and Switzerland

Bijlage 3

Agreement between the administrations of Austria, Belgium, the Czech Republic, Germany, France, Hungary, the Netherlands, Croatia, Italy, Liechtenstein, Lithuania, Luxembourg, Poland, Romania, the Slovak Republic, Slovenia, and Switzerland, on the co-ordination of frequencies between 29.7 MHz and 39.5 GHz for the fixed service and the land mobile service (Berlijnovereenkomst 2003)

Bijlage 4

Agreement between the Telecommunications Administrations of the Netherlands, Belgium, Luxembourg, France and Germany concerning the approval of planning arrangements between operators of mobile radio communication networks

Bijlage 5

Bijlage, behorende bij de vergunning d.d. .......... 2005, nummer AT-EZ/.........., verleend aan .......... voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van PAMR.

De gegevens1 bedoeld in artikel 6 van de vergunning zijn:

Per basisstation zijn de volgende gegevens vereist:

Veldnr.

Veldnaam

Omschrijving

Veldlengte

Gegevensstructuur

1

ASSFREQ

zendfrequentie

11

99999.99999

2

XHZ

M voor MHz, K voor KHz

1

X

3

ADDFREQ

ontvangfrequentie

11

99999.99999

4

YHZ

M voor MHz, K voor KHz

1

X

5

RSA

straal werkingsgebied (km)

5

99999

6

DATEPIU

datum ingebruikname

9

DD‑MMM‑JJ

7

DATELMUT

datum laatste wijziging

9

DD‑MMM‑JJ

8

LOCATIONTX

plaats zender

20

X(20)

9

TXLONGI

coördinaten OL zender

8

999X9999

10

TXLATI

coördinaten NB zender

7

99X9999

11

POWER

vermogen (erp.) van de zender in de hoofdstraalrichting in dBW

5

S999.9

12

DIRNONDIRS

directioneel/non‑directioneel zender (D of N)

1

X

13

AZIMUTHS

hoofdstraalrichting zender

5

999.9

14

BEAMWIDTHS

openingshoek (3dB) zender

6

999.99

15

AHEIGHTS

antennehoogte zender (m)

6

9999.9

16

LOCATIONRX

plaats ontvanger

20

X(20)

17

RXLONGI

coördinaten OL ontvanger

8

999X9999

18

RXLATI

coördinaten NB ontvanger

7

99X9999

19

DIRNONDIRR

directioneel/non‑directioneel ontvanger (D of N)

1

X

20

AHEIGHTR

antennehoogte ontvanger (mtr)

6

9999.9

21

AZIMUTHR

hoofdstraalrichting ontvanger

5

999.9

22

BEAMWIDTHR

openingshoek (3dB) ontvanger

6

999.99

23

CHANNEL

kanaalnummer

3

X (3)

Per systeem (net) zijn de volgende gegevens vereist:

24

CLASS

soort station

2

X (2)

25

NOS

aard van dienst

2

X (2)

26

DOE

klasse van uitzending

9

X (9)

27

POLARS

polarisatie van de uitzending

1

X

1

De vergunninghouder dient er rekening mee te houden dat de hierboven vermelde gegevensstructuur kan worden gewijzigd.

Bijlage 2 als bedoeld in artikel 5

Model aanvraagformulier

A.1. Algemeen

Naam onderneming: ..........

Rechtsvorm: ..........

Vestigingsplaats: ..........

En als deze vestigingsplaats niet dezelfde is als de statutaire zetel van het hoofdbestuur

Plaats statutaire zetel: ..........

Plaats zetel hoofdbestuur: ..........

Recent uittreksel uit het handelsregister

Er is wel/geen* recent uittreksel, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, van het handelsregister bijgevoegd.

Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Lijst van degenen die bevoegd zijn om de onderneming rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Met daarbij vermeld de beperkingen die eventueel met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid gelden:

1. .............. handtekening ..............

2. .............. handtekening ..............

3. .............. handtekening ..............

4. .............. handtekening ..............

5. .............. handtekening ..............

Indien meer dan vijf personen bevoegd zijn om de onderneming rechtsgeldig te vertegenwoordigen kunt u deze aangeven op een aparte bijlage.

A.2. Schriftelijke verklaring omtrent de juistheid van gegevens

1. De onderneming is wel/geen* rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische ruimte.

2. De onderneming verkeert wel/niet* in staat van faillissement

3. De onderneming heeft wel/geen* surseance van betaling aangevraagd.

4. Er is wel/geen* substantieel beslag gelegd op bedrijfsmiddelen van de onderneming.

Indien er beslag is gelegd op bedrijfsmiddelen van de onderneming:

Omvang beslag: ..........

Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te .......... (plaatsnaam)

verklaart zonder voorbehoud dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1 en A.2 onder 1 en 2, door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden, en verklaart zonder voorbehoud dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.2 onder 3 en 4, door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is.

Naam: ..........

Plaats: ..........

Datum: ..........

Handtekening

.............................

Ondertekening

De bestuurder verklaart zonder voorbehoud dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is

Naam: ..........

Plaats: ..........

Datum: ..........

Handtekening

.............................

* doorhalen wat niet van toepassing is.

Bijlage 3 als bedoeld in artikel 19, eerste lid

stcrt-2005-169-p8-SC71305-1.gif

Bijlage 4 als bedoeld in artikel 19, zesde lid

Model bankgarantie

1. De ondergetekende

......... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en die is onderworpen aan toezicht van De Nederlandsche Bank dan wel gelijkwaardig toezicht van een aan De Nederlandsche Bank gelijkwaardige bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)*, gevestigd te .........., mede kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

a. dat art. 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken;

b. dat .......... (naam deelnemer), rechtspersoon naar .......... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te .........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de Deelnemer’, voornemens is een bod in de PAMR veiling uit te brengen teneinde een vergunning als bedoeld in art. 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet te verwerven;

c. dat de minister met betrekking tot de verlening van een PAMR vergunning regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraagprocedure en veiling gebruiksrecht frequentieruimte voor PAMR;

d. dat de minister op grond van deze regels van de Deelnemer verlangt dat deze een bankgarantie doet stellen ter zekerheid van de gestanddoening door de Deelnemer van zijn bod in de veiling, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-⁠Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

e. dat de Deelnemer de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

2. Verbindt zich tot het navolgende:

1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van .......... (zegge: ..........), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

Zulks met inachtneming van:

3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

4. De bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van een in Nederland ingeschreven advocaat van de Staat dat de bankgarantie is vervallen en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank tenminste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van een in Nederland ingeschreven advocaat van de Staat heeft ontvangen dat een procedure tussen de Staat en de aanvrager ter zake van de Vordering nog aanhangig is, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-⁠Gravenhage.

6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie en is de Staat op verzoek van de Bank verplicht het origineel van deze bankgarantie aan de Bank terug te geven.

Plaats:

Datum:

[naam Bank en ondertekening]

* hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

Naar boven