Regeling dierlijke bijproducten

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 augustus 2005, nr. TRCJZ/2005/2515, houdende voorschriften inzake dierlijke bijproducten

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 12 van de Destructiewet en de artikelen 3, 24, 13 en 30 van het Destructiebesluit;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aangifteplichtige: eigenaar of houder als bedoeld in artikel 12 van de wet, niet zijnde de natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijf of installatie exploiteert waar categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal overeenkomstig verordening (EG) nr. 1774/2002 wordt gehanteerd, opgeslagen of verwerkt;

b. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

c. verordening (EG) nr. 1774/2002: verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273);

d. wet: Destructiewet.

Artikel 2

1. De aangifteplichtige doet van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 12 van de wet, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop dat materiaal is ontstaan, aangifte bij het op grond van artikel 13 van verordening (EG) nr. 1774/2002 door de minister erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf onderscheidenlijk erkend categorie 2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt. De aangifte geschiedt telefonisch onder opgave van de soort en de hoeveelheid van het materiaal alsmede van de plaats waar het zich bevindt.

2. Ten aanzien van:

a. kadavers van vee als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 tot een gewicht van 40 kg, met uitzondering van kadavers van kalveren;

b. bloed, voor zover het categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal betreft;

c. categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 12 van de wet, met uitzondering van kadavers en bloed als bedoeld in onderdeel b;

kan met het op grond van artikel 13 van verordening (EG) nr. 1774/2002 door de minister erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf onderscheidenlijk erkend categorie 2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt, overeen worden gekomen dat het betreffende materiaal eens per week op een vaste dag wordt opgehaald. In die gevallen doet de aangifteplichtige, in afwijking van het eerste lid, van dit materiaal aangifte uiterlijk op de werkdag voorafgaand aan de dag dat het materiaal wordt opgehaald.

Artikel 3

1. De aangifteplichtige van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 12 van de wet, draagt er zorg voor dat het materiaal tot het moment waarop het wordt opgehaald:

a. op een zodanige manier wordt bewaard dat het materiaal niet vrij toegankelijk is voor anderen dan de aangifteplichtige en het verwerkingsbedrijf dat het materiaal ophaalt;

b. voor zover het kadavers betreft, dat materiaal op een zodanig manier is afgedekt dat het is onttrokken aan het oog van passanten en niet vrij toegankelijk is voor vogels, knaagdieren, honden en katten en de afdekking door het verwerkingsbedrijf dat het materiaal ophaalt makkelijk verwijderbaar is.

2. Materiaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen b en c, dat ontstaat op slachterijen, wordt tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald bewaard overeenkomstig de in het derde lid genoemde voorschriften, tenzij het materiaal op dezelfde dag waarop het is ontstaan, wordt opgehaald.

3. Onverminderd het tweede lid, draagt de aangifteplichtige er zorg voor dat, wanneer het materiaal, bedoeld in artikel 2, tweede lid, eens per week wordt opgehaald:

a. materiaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald, wordt bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10 °C;

b. materiaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald, wordt bewaard bij een inwendige temperatuur van ten hoogste 15 °C;

c. materiaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald, wordt bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10 °C of een inwendige temperatuur van ten hoogste 15 °C.

Artikel 4

1. De aangifteplichtige deponeert categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 12 van de wet op de dag dat het door het verwerkingsbedrijf wordt opgehaald op een zodanige plaats dat het vanaf de verharde openbare weg binnen het vrij bereik ligt van de laadkraan van het vervoermiddel waarmee het materiaal wordt opgehaald. Indien door plaatselijke omstandigheden de fysieke mogelijkheid hiertoe ontbreekt, wordt tussen de aangifteplichtige en het verwerkingsbedrijf schriftelijk een andere plaats van deponering afgesproken, waarbij uitgangspunt is dat het vervoermiddel niet verder dan één wagenlengte op het erf behoeft te komen. Bij geschillen tussen de aangifteplichtige en het verwerkingsbedrijf over de plaats van deponering, zal, met inachtneming van hetgeen hiervoor is gesteld, de plaats worden bepaald door de minister.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien tussen de aangifteplichtige en het verwerkingsbedrijf een overeenkomst is gesloten strekkende tot het deponeren van het materiaal op een andere plaats. Het materiaal wordt dan telkens op die plaats gedeponeerd.

3. De aangifteplichtige draagt er zorg voor dat categorie 1-materiaal en categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 12 van de wet op een zodanige plaats wordt aangeboden dat:

a. het duidelijk van elkaar gescheiden is en herkenbaar is van ander materiaal;

b. het categorie 1-materiaal onderscheidenlijk categorie 2-materiaal door het bedrijf dat het materiaal ophaalt apart kan worden geladen.

4. Materiaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt in vaten passend in de laadinrichting van het bedrijf dat het materiaal ophaalt aangeboden. De aangifteplichtige draagt er zorg voor dat op de vaten duidelijk is aangegeven welk type materiaal zij bevatten.

Artikel 5

De overdracht van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal door de aangifteplichtige aan het verwerkingsbedrijf geschiedt door overlading van dat materiaal in het daarvoor bestemde vervoermiddel.

Artikel 6

De eigenaar of houder van categorie 3-materiaal draagt er zorg voor dat het materiaal tot het moment waarop het wordt opgehaald op een zodanige manier wordt bewaard:

a. dat het niet vrij toegankelijk is voor anderen dan de houder of eigenaar en het bedrijf dat het materiaal ophaalt;

b. dat materiaal wordt bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10 °C, tenzij het materiaal binnen twaalf uur na het ontstaan wordt opgehaald om overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002 te worden verwerkt of verwijderd.

Artikel 7

1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 3 van het Destructiebesluit zijn de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit en de Algemene Inspectiedienst.

2. De ambtenaren, bedoeld in artikel 13 van het Destructiebesluit zijn de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit.

Artikel 8

De Regeling keuring en handel dierlijke producten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1 wordt ‘artikel 8 van de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschiften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten’ telkens vervangen door: artikel 9 van het Destructiebesluit.

B

In de artikelen 2.2 en 11A.1 wordt ‘artikel 18, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschiften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten’ telkens vervangen door: artikel 37, eerste lid, van het Destructiebesluit.

Artikel 9

In de Regeling vaststelling werkgebieden verwerkingsbedrijven hoog- en gespecificeerd hoog-risico-materiaal2 wordt na artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Deze regeling berust mede op artikel 24 van het Destructiebesluit.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling dierlijke bijproducten.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 7 september 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 augustus 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

In de onderhavige regeling zijn voorschriften opgenomen betreffende de wijze van aangeven, bewaren en aanbieden van de soorten categorie 1- en 2-materiaal die ingevolge artikel 12 van de Destructiewet, in samenhang met artikel 24 van het Destructiebesluit, vallen onder de aangifte- en ophaalplicht. Voorts zijn enkele voorschriften gesteld ten aanzien van het bewaren van categorie 3-materiaal. De voorschriften die in deze regeling zijn neergelegd, waren opgenomen in de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Stcrt. 2003, 171, hierna: de Uitvoeringsregeling). Omdat deze regeling vervalt per 7 september 2005 en de voorschriften betreffende het aangeven, bewaren en aanbieden van de dierlijke bijproducten moeten blijven gelden, worden de voorschriften thans in de onderhavige regeling opgenomen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de voorschriften ter verduidelijking opnieuw te rangschikken.

Voorts moeten op grond van het Destructiebesluit dat per 7 september in werking zal treden, ambtenaren worden aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt middels de onderhavige regeling.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten en is derhalve niet aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten voorgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel zijn de voorschriften neergelegd betreffende de het moment van aangifte van categorie 1- en 2-materiaal dat ingevolge artikel 12 van de Destructiewet in samenhang met artikel 24 van het Destructiebesluit moet worden aangegeven bij het verwerkingsbedrijf dat het materiaal op grond van de artikelen 10 en 12 van de Destructiewet moet verwerken.

Opgemerkt zij dat het materiaal dat categorie 1- en 2-materiaal is als bedoeld in de verordening, met uitzondering van het in artikel 24 van het Destructiebesluit genoemde materiaal, onder de aangifteplicht valt. Niet onder de aangifteplicht vallen onder andere gezelschapsdieren, voor zover deze overeenkomstig verordening (EG) nr. 1774/20021 worden begraven of gecremeerd, paarden die overeenkomstig de verordening worden gecremeerd en keukenafval en etensresten afkomstig van internationaal opererende middelen van vervoer.

Artikel 3

In artikel 3 zijn de voorschriften neergelegd die van toepassing zijn op de wijze waarop de eigenaar of houder van categorie 1- en 2-materiaal dat onder de aangifteplicht valt, dat materiaal moet bewaren. Hoofdregel is dat het materiaal niet toegankelijk mag zijn voor derden. Voor kadavers geldt dat ze afgedekt moeten worden bewaard tot het moment dat het materiaal wordt opgehaald.

Voor slachterijen geldt bovendien dat de dierlijke bijproducten die daar ontstaan, gekoeld moeten worden bewaard tenzij het materiaal dezelfde dag waarop het is ontstaan, wordt opgehaald. Ook dierlijke bijproducten die eens per week worden opgehaald, moeten worden gekoeld. De temperatuureisen voor de diverse soorten materialen zijn neergelegd in het derde lid en dienen ter voorkoming van stankoverlast.

Artikel 4

In artikel 4 is vastgelegd op welke wijze categorie 1- en 2-materiaal dat ingevolge artikel 12 van de Destructiewet in samenhang met artikel 24 van het Destructiebesluit moet worden aangegeven bij een verwerker, moet worden aangeboden aan deze verwerker. De algemene voorschriften betreffende het materiaal zijn neergelegd in het eerste tot en met derde lid, en de aanvullende voorschriften die gelden voor het materiaal dat wekelijks wordt opgehaald zijn opgenomen in het vierde lid.

Artikel 5

Ten aanzien van de overlading is in artikel 5 bepaald dat het materiaal in daartoe bestemde voertuigen worden overgeladen. Dit betekent dat het materiaal moet worden opgehaald door voertuigen die voldoen aan de voorschriften zoals die zijn opgenomen in bijlage II bij verordening (EG) nr. 1774/2002.

Artikel 6

Voor categorie 3-materiaal zijn in artikel 6 de voorschriften neergelegd ten aanzien van het bewaren van dit materiaal: het mag niet vrij toegankelijk zijn voor derden en er gelden ook voor het bewaren van categorie 3-materiaal temperatuurseisen. Deze temperatuureisen zijn gesteld om te waarborgen dat het materiaal geschikt blijft voor het beoogde doel – zoals het gebruik ervan voor voeder voor gezelschapsdieren – en om te voorkomen dat er gevaar voor de volks- en diergezondheid ontstaat.

Artikel 7

Middels het eerste lid worden de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit en de Algemene Inspectiedienst belast zijn met het toezicht op de naleving van de voorschriften inzake verordening (EG) nr. 1774/2002.

Middels het tweede lid wordt vastgelegd dat de toestemming die ingevolge artikel 13 van het Destructiebesluit voor afwijkend gebruik van dierlijke bijproducten (zie artikel 23 van verordening (EG) nr. 1774/2002), moet worden aangevraagd bij de Voedsel en Waren Autoriteit.

Artikelen 8 en 9

Deze wijzigingen zijn technische wijzigingen en houden verband met de intrekking van de Uitvoeringsregeling en de vervanging van deze regeling door het Destructiebesluit.

Transponeringstabel

Regeling dierlijke bijproducten

Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten

Artikel 1 (definitie aangifteplichtige)

Artikel 1, eerste lid, onderdeel k

Artikel 2 (aangeven c 1- en c 2-materiaal)

Artikel 35

Artikel 3 (bewaren c 1- en c 2-materiaal)

Artikel 37, eerste lid en artikel 38

Artikel 4 (aanbieden c 1- en c 2-materiaal)

Artikel 36 en artikel 37, tweede en derde lid

Artikel 5 (overdracht c 1- en c 2-materiaal)

Artikel 39

Artikel 6 (bewaren c 3- materiaal)

Artikel 40

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1994, 113; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 maart 2005, Stcrt. 59.

  • 2

    Stcrt. 2004, 75.

Naar boven