Regeling rechtspositie vaste leden van OPTA

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 29 augustus 2005, nr. WJZ 5054256, houdende regels met betrekking tot de rechtspositie van de vaste leden van het college voor de post- en telecommunicatiemarkt (Regeling rechtspositie vaste leden van OPTA)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 5 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

b. het college: het college, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de wet;

c. de voorzitter: de voorzitter van het college;

d. een lid: een vast lid van het college, niet zijnde de voorzitter;

e. BBRA: het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 2

1. De bezoldiging van de voorzitter bedraagt het salaris overeenkomstig het salaris van een lid van de topmanagementgroep van een departement van algemeen bestuur als bedoeld in Bijlage A van het BBRA, aangevuld met een vaste toeslag van € 3 275,00 bruto per maand, op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.

2. De voorzitter heeft recht op een vakantie-uitkering overeenkomstig de artikelen 21 en 22 van het BBRA. De opbouw van vakantie-uren, opname en overboeken daarvan naar een volgend jaar vindt plaats overeenkomstig de artikelen 22 en 23 van het BBRA.

3. De voorzitter heeft recht op een eindejaarsuitkering van 0.8% van het in een kalenderjaar genoten salaris.

4. De voorzitter kan op basis van een door hem in te dienen aanvraag in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in ziektekosten overeenkomstig het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel.

5. De voorzitter heeft recht op een vergoeding van reis- en verblijfskosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

6. De voorzitter heeft recht op een representatievergoeding van € 533,22 bruto per maand, overeenkomstig het Besluit vergoedingen representatiekosten rijkspersoneel.

7. De voorzitter kan voor woon-werkverkeer, voor het vervoer tussen zijn standplaats Den Haag en zijn woonplaats en voor het vervoer tussen zijn woonplaats en dienstreizen, kiezen tussen dienstvervoer per auto of een jaarkaart openbaar vervoer 1e klasse.

8. De voorzitter wordt aangemeld als volwaardige deelnemer bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.

Artikel 3

In geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte ontvangt de voorzitter volledige doorbetaling van zijn bezoldiging tot aan het tijdstip van toekenning van een invaliditeitspensioen op grond van de Wet privatisering ABP respectievelijk op grond van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, met dien verstande dat de doorbetaling in ieder geval eindigt met ingang van de dag waarop de benoemingstermijn eindigt.

Artikel 4

1. Indien de voorzitter, anders dan aan hem te wijten omstandigheden, na afloop van zijn benoemingstermijn niet wordt herbenoemd, wordt aan hem ter finale kwijting een vertrekuitkering toegekend ter grootte van twee maal de bruto jaarbezoldiging, die geldt in het laatste volledige dienstjaar.

2. In geval aan de voorzitter ontslag wordt verleend voor het einde van de benoemingstermijn zal onderhandeling plaatsvinden over de voorwaarden van een eventuele regeling.

Artikel 5

1. De leden ontvangen een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden ten bedrage van € 34033,52 bruto per jaar uitgaande van een gemiddelde tijdsbesteding van een dag in de week.

2. De vergoeding wordt in twaalf gelijke maandelijkse termijnen betaald.

3. De leden hebben recht op een vergoeding voor woon-werkverkeer overeenkomstig het Verplaatsingskostenbesluit 1989.

4. De leden hebben recht op een vergoeding van reis- en verblijfskosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

5. De leden hebben recht op een representatievergoeding van € 128,19 bruto per maand, overeenkomstig het Besluit vergoedingen representatiekosten rijkspersoneel.

Artikel 6

1. Op verzoek van de voorzitter of een lid met een gemiddelde tijdsbesteding van drie of meer dagen in de week als bedoeld in het derde lid kan de Minister van Economische Zaken de gemiddelde tijdsbesteding genoemd in artikel 5, eerste lid, uitbreiden met een of meer dagdelen.

2. Bij een uitbreiding van de gemiddelde tijdsbesteding van een lid tot maximaal twee en een halve dag in de week ontvangt dat lid de vergoeding genoemd in artikel 5, eerste lid, vermeerderd naar rato van de uitbreiding van de gemiddelde tijdsbesteding.

3. Bij een uitbreiding van de gemiddelde tijdsbesteding van een lid tot drie of meer dagen in de week zijn artikel 2, eerste, tweede, vierde en zesde lid en artikel 3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de vaste toeslag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, € 816,80 per maand bedraagt. De bezoldiging, de vakantie-uitkering, de tegemoetkoming in ziektekosten, de vergoedingen woon–werkverkeer en vergoedingen representatiekosten bedragen bij een onvolledige werkweek een evenredig deel van het bedrag bij een volledige werkweek.

4. Bij een uitbreiding van de gemiddelde tijdsbesteding als bedoeld in het derde lid zijn tevens de volgende voorwaarden van toepassing:

a. ingeval een lid gedurende zijn benoemingstermijn wordt ontslagen, ontvangt deze een uitkering overeenkomstig de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, tenzij hij ontslagen wordt op eigen verzoek, dan wel wegens zwaarwichtige redenen zoals ongeschiktheid voor de functie, of onverenigbaarheid van functies en belangen;

b. ingeval een lid niet wordt herbenoemd na afloop van de benoemingstermijn, heeft deze aanspraak op een uitkering overeenkomstig de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;

c. de uitkering wordt toegekend voor een periode gelijk aan het tijdvak waarin betrokkene zonder onderbreking als lid heeft gefunctioneerd, met dien verstande dat de uitkering in ieder geval eindigt wanneer betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt of komt te overlijden;

d. de uitkering zal een termijn van zes jaar niet overschrijden;

e. de uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80% en vervolgens 70% van de als lid genoten bruto bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering;

f. de uitkering bedraagt bij een onvolledige werkweek een evenredig deel van het bedrag bij een volledige werkweek;

g. de inkomsten die de betrokkene geniet uit of in verband met arbeid of bedrijf die niet reeds werden genoten voor het ontslag worden met de uitkering verrekend;

h. de verrekening, genoemd in onderdeel g, geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmee de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de bruto bezoldiging en de vakantie-uitkering, waarvan de uitkering is afgeleid, overschrijdt;

i. de uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald.

Artikel 7

Het is de voorzitter en de leden bij de uitoefening van hun functie verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.

Artikel 8

In geval de voorzitter of een lid financiële gevolgen ondervindt uit persoonlijke aansprakelijkheid voortvloeiende uit de uitoefening van zijn functie, vindt vanwege de Staat der Nederlanden vrijwaring daarvan plaats tenzij de aansprakelijkheid voortvloeit uit ernstig verwijtbaar gedrag, zoals opzet of grove schuld van de betrokkene.

Artikel 9

De in deze regeling genoemde bezoldiging, uitkeringen en vergoedingen komen ten laste van het college.

Artikel 10

De Regeling rechtspositie vaste leden van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2005.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie vaste leden van OPTA.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 augustus 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

De onderhavige regeling stelt de rechtspositie van de vaste leden van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: de OPTA) opnieuw vast. De nieuwe vaststelling van de regeling houdt verband met de gewijzigde arbeidsvoorwaarden van de nieuwe voorzitter van OPTA die met ingang van 1 september 2005 wordt benoemd. De arbeidsvoorwaarden van de overige vaste leden worden door de onderhavige regeling niet gewijzigd.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven