Besluit toevoeging ondersteunend medewerker aan ‘Commissie feitenonderzoek uitzettingen naar de Democratische Republiek Congo’

Toevoeging van een ondersteunend medewerker aan de Commissie feitenonderzoek betreffende het handelen van de Nederlandse overheid in het kader van terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar de Democratische Republiek Congo

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Overwegende het besluit tot instelling van de Commissie feitenonderzoek uitzettingen naar de Democratische Republiek Congo van 8 juli 2005, gepubliceerd in de Staatscourant op 18 juli 2005, nr. 136;

Besluit:

Enig

Aan de Commissie wordt als ondersteunend medewerker-niet lid toegevoegd:

– mevrouw L. Olie-van der Horst.

Dit besluit zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 15 augustus 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Op 23 juni 2005 vond in de Tweede Kamer der Staten Generaal een interpellatiedebat plaats naar aanleiding van een uitzending van de actualiteitenrubriek Netwerk van 21 juni 2005 over uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers naar de Democratische Republiek Congo (DRC).

In de betreffende uitzending kwam aan de orde dat aan de Congolese Direction Générale de Migration (DGM) vertrouwelijke gegevens zouden zijn verstrekt van een aantal uitgeprocedeerde asielzoekers uit de DRC. Daarbij zou het onder meer gaan om documenten betreffende de Nederlandse asielprocedure van betrokkenen.

Ik heb gemeend dat de bevindingen van Netwerk zodanig zijn dat de vragen die zij oproepen nader moeten worden onderzocht. Ik heb daartoe de onafhankelijke Commissie ‘Commissie feitenonderzoek uitzettingen naar de Democratische Republiek Congo’ ingesteld. Naast de voorzitter mr. dr. A.J.E. Havermans nemen in deze Commissie zitting de heren mr. H.T. Wagenaar en J.J.T. Stoutjesdijk.

Voor wat betreft de bevoegdheden van de Commissie zij vermeld dat de Commissie wordt ingesteld mede namens de bewindslieden van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Buitenlandse Zaken. Dat brengt met zich dat zij ten aanzien van de onder deze ministers ressorterende ambtenaren kan beschikken over een aantal in artikel 4 genoemde bevoegdheden. Deze houden in dat de Commissie bevoegd is zich rechtstreeks te wenden tot instanties en personen binnen Nederland of ressorterend onder betrokken ministers, die aan het uitvoeren van het onderzoek een bijdrage kunnen leveren, dat deze instanties en personen gehouden zijn de commissie terstond alle medewerking te verlenen, die zij redelijkerwijs voor haar taak behoeft en dat de Commissie bevoegd is al dan niet vertrouwelijk, met inachtneming van de Wet Bescherming Persoonsgegevens, kennis te nemen van alle stukken die zij nodig acht voor haar taakuitoefening. Eventueel onderzoek in het buitenland zal door tussenkomst van de ambassade ter plaatse geschieden.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven