Regeling indicatoren ongebruikelijke transacties 2005

Regeling tot hernieuwde vaststelling van een indicatorenlijst voor ongebruikelijke transacties (Regeling indicatoren ongebruikelijke transacties 2005)

19 augustus 2005

Nr. FM 2005-00241 M

De Minister van Financiën en de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties;

Na overleg met het meldpunt, bedoeld in artikel 2 van de Wet melding ongebruikelijke transacties;

Besluiten:

Artikel I

Met betrekking tot de transacties, bedoeld in artikel 8 van de Wet melding ongebruikelijke transacties, worden indicatoren vastgesteld zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel II

De regeling van de Minister van Financiën en de Minister van Justitie van 20 maart 2001 (Stcrt. 63) wordt ingetrokken.

Artikel III

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling indicatoren ongebruikelijke transacties 2005.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Effectiever indicatorenstelsel

Reden voor de herziening van de lijst met indicatoren is het voornemen van de regering om de effectiviteit van het indicatorenstelsel te vergroten en de administratieve lasten voor de melders terug te dringen. Op 9 april 2004 heeft de Minister van Financiën in het kader van het ‘Kabinetsplan aanpak administratieve lasten’ aan de Tweede Kamer toegezegd om de administratieve lasten van de Wet MOT te verminderen.1 In de reactie van 4 mei 2004 op het rapport van het WODC naar de effectiviteit van de MOT-keten, heeft het kabinet opnieuw aangegeven de administratieve lasten die gepaard gaan met de meldingsplicht te willen beperken.2 De herziening wordt tevens aangegrepen om, conform speciale aanbeveling IV van de Financial Action Task Force (FATF)3 , het opsporen en voorkomen van financiering van terrorisme expliciet in het meldsysteem op te nemen.

Transacties die bij het MOT worden gemeld (objectief en subjectief) worden als ‘ongebruikelijk’ bestempeld. Het aantal ongebruikelijke transacties is de laatste tien jaar gestegen naar 175 duizend in 2004 (tabel 1). Veruit het grootste deel van de meldingen (116 duizend meldingen ofwel 67 procent van het totaal aantal meldingen) heeft betrekking op de zogenaamde geldtransfers (rechtstreekse overboekingen van contant geld naar het buitenland) die vanaf een bedrag van € 2.000 allemaal moeten worden gemeld. De banken en handelaren in zaken van grote waarde zijn met respectievelijk 33 duizend en 16 duizend meldingen goed voor nog eens 19 en 10 procent van de meldingen. De ongebruikelijke transacties worden door het MOT geanalyseerd en, indien daar aanleiding toe is, als ‘verdacht’ aan de opsporingsdiensten doorgemeld. In 2004 werden er 41 duizend transacties als verdacht doorgemeld. Hieronder bevonden zich ook ongebruikelijke transacties uit de voorgaande jaren.

Tabel 1. Aantal ongebruikelijke en verdachte meldingen bij het MOT, 2004
 

Ongebruikelijk

Verdacht

Money transfer aanbieders

116.615

31.008

Banken

33.210

5.006

Handelaren in zaken van grote waarde

16.881

915

Wissel- en geldtransactiekantoren

4.978

3.431

Casino’s

1.585

435

Creditcardmaatschappijen

1.127

81

Overheid (douane, belastingdienst)

286

50

Vrije beroepsbeoefenaars

145

75

Levensverzekeraars

8

2

Effectenbemiddelaars

0

0

Assurantietussenpersonen

0

0

Totaal

174.835

41.003

Bron: MOT, Jaaroverzicht 2004.

Volgens het ‘Kabinetsplan aanpak administratieve lasten’ bedroegen de administratieve lasten die voorvloeiden uit de Wet MOT in 2002 naar schatting € 42,1 miljoen (tabel 2). De bedoeling is om deze lasten met 50 procent terug te dringen. Het grote verschil tussen het aantal ongebruikelijke (in 2003 175 duizend) en als verdacht doorgemelde transacties (41 duizend) biedt voldoende ruimte om het aantal meldingen, en de daarmee samenhangende administratieve lasten, terug te dringen zonder afbreuk te doen aan de werking van het stelsel. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre vaste kosten voor de melders kunnen worden teruggedrongen.

Verbetering van effectiviteit van het meldsysteem zal in de eerste plaats moeten worden bereikt door verschuiving van een objectief (‘rule-based’) naar een meer subjectief (‘risk-based’) georiënteerd systeem. Hierbij zullen niet de objectieve kenmerken van de transacties maar het subjectieve oordeel van de dienstverlener centraal komen te staan in de beslissing een transactie als ongebruikelijk aan het MOT te melden.

Tabel 2. Administratieve lasten als gevolg van de Wet MOT, 2002 (nulmeting) en 2004 (miljoen €)
 

2002

2004 1

Banken

20,6

26,4

Money transfer aanbieders

7,8

7,8

Overige melders

13,8

17,7

Totaal

42,2

51,9

1 Dit is als volgt berekend. De variabele lasten voor de banken bedragen net als in 2002 € 609 per melding. Dat wil zeggen 33.210 × € 609 = € 20,2 miljoen. De vaste lasten voor de banken zijn ten opzichte van 2002 constant gehouden, te weten € 6,2 miljoen. De totale lasten voor de banken komen daarmee voor 2003 uit op € 26,4 miljoen. De geschatte lasten van de money transfers worden grotendeels als vaste lasten beschouwd en zijn ten opzichte van 2002 constant gehouden op € 7,8 miljoen. Bij de overige melders is het aantal meldingen ten opzichte van 2002 toegenomen met 6.328. Hierdoor zijn de administratieve lasten voor de overige melders toegenomen met 6.328 × € 609 = € 3,9 miljoen. Dit brengt het totaal voor de overige melders op € 13,8 + € 3,9 = € 17,7 miljoen.

Het meldsysteem wordt ook gebruikt voor het opsporen en voorkomen van transacties die mogelijk verband houden met de financiering van terrorisme. Volgens één van de negen speciale aanbevelingen van de FATF om de financiering van terrorisme tegen te gaan (speciale aanbeveling IV), hebben financiële instellingen en andere dienstverlenende beroepsgroepen de verplichting om transacties of voorgenomen transacties die mogelijk verband houden met financiering van terrorisme bij de autoriteiten te melden. Dit wordt geëxpliciteerd door de algemene subjectieve witwasindicator aan te vullen met financiering van terrorisme.

Voorgestelde wijzigingen

De bovenstaande overwegingen hebben geleid tot de volgende aanpassingen in de indicatorenlijst:

– De aanvulling van financiering van terrorisme aan de algemene subjectieve witwasindicator. Deze luidt nu als volgt: ‘Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme’. Financiële transacties die verband houden met terrorisme zijn moeilijk aan de hand van objectieve criteria te herkennen. Daarom is gekozen voor formulering in de vorm van een subjectieve indicator. De melders geven deze indicator met behulp van ‘guidelines’ (richtsnoeren) invulling. De subjectieve indicator voor vermoedelijke witwastransacties of terrorismefinanciering is in de nieuwe indicatorenlijst centraal komen te staan. Deze indicator geldt voor alle melders.

– Daarnaast is er voor landen die als onaanvaardbaar witwasrisico beschouwd worden een indicator toegevoegd, luidende: ‘Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister van Financiën en de Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering’. Het gaat hierbij niet om alle landen die zijn geplaatst op de zogenaamde NCCT-lijst (Non Cooperative Countries or Territories) van de FATF, maar om landen die daarnaast – ondanks plaatsing op die lijst en aanmaningen door de FATF – onvoldoende maatregelen nemen om van die lijst af te komen en om die reden door extra tegenmaatregelen van de FATF zijn getroffen en door de minister van Financiën en de minister van Justitie zijn aangewezen. De landenindicator is van toepassing op diensten van krediet-, effecten- en beleggingsinstellingen, verzekeraars en geldtransactiekantoren.

– Wat betreft de vereenvoudiging van het indicatorenstelsel heeft de grootste verandering plaatsgevonden bij de kredietinstellingen. Voor de transacties van krediet-, effecten- en beleggingsinstellingen is het aantal objectieve indicatoren sterk teruggebracht en zijn alle subindicatoren komen te vervallen. Voor de krediet-, effecten- en beleggingsinstellingen en de geldtransactiekantoren gelden in het nieuwe systeem nog maar drie objectieve indicatoren: een indicator voor contante wisseltransacties, voor geldtransfers en voor transacties met aangewezen landen. De banken zijn door de jarenlange ervaring met het meldsysteem en de doorgaans langdurige relatie met hun cliënten, goed in staat om zich een subjectief oordeel te vormen over het al dan niet ongebruikelijke karakter van de transactie.

– Bij levensverzekeraars en assurantietussenpersonen zijn, mede op grond van het geringe witwasrisico bij levensverzekeringen in Nederland en het in de praktijk geringe aantal meldingen uit de verzekeringssector, alle oude objectieve indicatoren komen te vervallen en is de landenindicator als enige objectieve indicator toegevoegd.4 De contante indicator voor levensverzekeringen is komen te vervallen.

– Voor wat betreft de creditcardtransacties, transacties bij casino’s en handelaren in zaken van grote waarde en de beoefenaars van vrije beroepen zijn de objectieve indicatoren gehandhaafd. Het gaat hier om in totaal om slechts twee indicatoren voor creditcardtransacties, drie voor de transacties bij casino’s en één indicator voor handelaren in zaken van grote waarde en één voor de beoefenaars van vrije beroepen.

– De meldgrens van € 10.000 voor objectieve contante transacties is opgetrokken naar € 15.000. Hiermee wordt aangesloten bij de grensbedragen die in Europese richtlijnen gehanteerd worden voor identificatie bij financiële dienstverlening en voor contante transacties bij grootwaardehandelaren.5

De BC-MOT, waarin de ministeries van Justitie en van Financiën, alsmede de melders, toezichthouders, het OM en de opsporingsinstanties vertegenwoordigd zijn, hebben over bovenstaande wijzigingen geadviseerd. Dit heeft er onder andere toe geleid dat voor de melders een implementatietermijn van drie maanden geldt. De nieuwe indicatoren zullen op 1 november 2005 in werking treden. Voorts is van belang dat ter ondersteuning van de beoordeling of er sprake is van een transactie waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of terrorismefinanciering, melders zogenaamde ‘guidelines’ (richtsnoeren) zullen hanteren. Deze ‘guidelines’ worden voor en door de melders opgesteld, in overleg met het MOT, de toezichthouder en de ministeries van Financiën en Justitie. Ze hebben geen bindend karakter en kunnen op elk gewenst moment worden herzien indien daar in de praktijk aanleiding toe is.

Administratieve lasten

De aanpassingen gelden als eerste stap naar een vermindering van de administratieve lasten die voortvloeien uit de Wet MOT. Het systeem is sterk vereenvoudigd, een groot aantal indicatoren is geschrapt – met name bij de financiële instellingen – en er gelden geen complexe subindicatoren meer.

De lastenreductie geldt vooralsnog met name voor de banken, die ongeveer de helft van de administratieve lasten voor de Wet MOT dragen (tabel 2). De vermindering van het aantal indicatoren zal volgens de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) een aanzienlijke vereenvoudiging van de toetsingsprocedures bij de transacties opleveren en daarmee leiden tot een vermindering van de administratieve lasten. De NVB verwacht met de nieuwe indicatorenlijst minder maar gemiddeld gezien beter te zullen gaan melden. De NVB heeft aangegeven na een inloopperiode van ongeveer drie jaar het aantal meldingen door de kredietinstellingen met de helft te kunnen reduceren tot ongeveer 12.000 meldingen per jaar. In deze inloopperiode wordt ervaring opgedaan met de nieuwe indicatoren en zal door het MOT kunnen worden aangegeven wat er met welke type meldingen wordt gedaan.

Belangrijk voor de administratieve lasten is dat de nieuwe indicatorenlijst de banken de mogelijkheid geeft om het aantal ‘interne meldingen’ terug te brengen. Voordat een melding wordt gedaan aan het MOT worden mogelijke ongebruikelijke transacties eerst door de banken zelf aan onderzoek onderworpen. Het aantal interne meldingen binnen de bankensector bedraagt thans ongeveer 240.000 per jaar – op een totaal van ongeveer 24.000 externe meldingen aan het MOT. De interne toetsingsprocedure brengt voor de banken aanzienlijke administratieve lasten met zich mee.

Het streven is om de verhouding tussen het aantal interne en externe meldingen tegelijkertijd met de reductie van het aantal externe meldingen terug te brengen van de huidige 10 : 1 naar 3 : 1. Uitgaande van de beoogde 12.000 externe meldingen zal het aantal interne meldingen dalen tot ongeveer 36.000 interne per jaar. Een daling met 85 procent. Hierdoor zullen de administratieve lasten bij de banken met ongeveer de helft kunnen worden teruggebracht: van € 20,6 miljoen volgens de nulmeting in 2002 naar € 10,2 miljoen (tabel 3). In deze berekening is uitgegaan van constante vaste kosten. De variabele kosten zullen afnemen van € 609 naar ongeveer € 341 per melding.

Tabel 3. Ontwikkeling van de variabele kosten uit hoofde van de Wet MOT bij de banken een 85 procent reductie van het aantal interne meldingen
 

Nulmeting 2002

Op termijn van drie jaar onder het nieuwe indicatorenstelsel

Interne meldingen

240.000 à € 37,50 = € 9.000.000

36.000 à € 37,50 = € 1.350.000

Behandeling interne meldingen

€ 4.032.000

€ 2.016.000*

Bewaarplicht

€ 1.440.000

€ 720.000*

Totaal variabele kosten

€ 14.472.000

€ 4.086.000

   

Vaste kosten

€ 6.160.320

€ 6.160.320

Totale kosten

€ 20.632.320

€ 10.246.320

Variabele kosten per externe melding

€ 14,7 miljoen voor 23.758 meldingen = € 609

€ 4,1 miljoen voor 12.000 meldingen = € 340,50

* Uitgaande van een halvering van de kosten bij een daling van het aantal interne meldingen met 85 procent.

Bij de overige melders zullen de meldingen en de administratieve lasten met de nieuwe indicatoren vooralsnog licht afnemen. Het nieuwe systeem is eenvoudiger en helderder. De verhoging van het grensbedrag naar € 15.000 voor contante transacties van kredietinstellingen, geldtransactiekantoren, casino’s, creditcardmaatschappijen en vrije beroepsbeoefenaars zal leiden tot een vermindering van circa 3.500 verplichte contante meldingen. Hiermee gaat ten opzichte van 2004 een administratieve lastenverlichting van € 2,1 miljoen gepaard. Ten aanzien van de bestrijding van terrorismefinanciering zal een instelling meestal niet in staat zijn een onderscheid te maken tussen ongebruikelijke transacties in het kader van witwassen of van terrorismefinanciering. Verwacht wordt dat het aantal meldingen inzake terrorismefinanciering tot 250 per jaar beperkt zal blijven; de administratieve lasten hiervan bedragen € 0,15 miljoen per jaar. De landenindicator brengt pas administratieve lasten met zich mee als de Ministers van Financiën en van Justitie daadwerkelijk een land als onaanvaardbaar risico aanwijzen. De lasten die hiermee gemoeid zijn, zullen sterk van het betreffende land afhankelijk zijn. Zo zou het aanwijzen van Nauru, een land waar in het recente verleden problemen mee zijn geweest, nauwelijks administratieve lasten met zich meebrengen. Daarentegen zouden de administratieve lasten bij het aanwijzen van een groot land waar veel handelsbetrekkingen mee zijn kunnen oplopen tot een paar miljoen euro. Tot slot brengt het nieuwe indicatorenstelsel eenmalige lasten met zich mee. Bij de banken is de stelselwijziging zodanig ingrijpend, dat medewerkers hiervoor training zullen moeten krijgen. Training van alle medewerkers die met de meldplicht moeten werken, brengt een eenmalige kostenpost met zich van € 4,2 mln. Dit laat zich – uitgaande van een afschrijvingstermijn van 10 jaar – vertalen naar € 0,4 mln jaarlijkse kosten.

Met het nieuwe indicatorenstelsel kunnen de administratieve lasten ten opzichte van 2002 in totaal met € 8,1 mln (ongeveer 20 procent) worden teruggebracht, waarbij zoals gezegd bij de banken de grootste winst wordt gerealiseerd (tabel 4).

Tabel 4. Schatting van de administratieve lasten als gevolg van de Wet MOT, 2004 en reductie als gevolg van het nieuwe stelsel indicatoren (€ miljoen)
 

2002

2004

Nieuwe indicatoren

Banken

20,6

26,4

10,2

Money transfer aanbieders

7,8

7,8

7,8

Overige melders

13,8

17,7

15,5

Extra lasten bestrijding terrorisme

0,2

Landenindicator

P.M.

Invoeringskosten stelselwijziging

0,4

Totaal

42,2

51,9

34,1

Bron: Tabel 3, eigen berekeningen.

Aanknopingspunten voor een verdere reductie in de administratieve lasten kunnen in de eerste plaats worden gevonden een optimalisering van de meldsystematiek door een terugkoppeling vanuit het MOT, overleg tussen het MOT, de toezichthouder en de melders over welk type subjectieve meldingen wel en welk type meldingen niet voor doormelding in aanmerking komen. Hierdoor kan het aantal onverdachte meldingen op basis van de ervaringen in de praktijk verder worden teruggebracht, terwijl de kwaliteit van de meldingen verbetert. In de tweede plaats wordt op dit moment de meldplicht voor de grootwaardehandelaren (goed voor ongeveer 11 procent van het totaal aantal meldingen) conform de wettelijke verplichting onderzocht op doeltreffendheid en effecten in de praktijk.6 Hierbij worden ook de mogelijkheden voor een reductie van het aantal MOT-meldingen onderzocht. In de derde plaats wordt onderzocht of het mogelijk is de meldingen van de money transfer aanbieders niet handmatig door de geldtransferkantoren zelf te laten verrichten, maar door de providers die veruit het grootste deel van de moneytransfers naar en uit Nederland verzorgen. Met deze aanvullende reductiemaatregelen zal de geplande reductie van 50% van de administratieve lasten in 2006 worden gerealiseerd.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Bijlage

INDICATORENLIJST BEHORENDE BIJ DE WET MOT

– Voor alle indicatoren geldt dat melding verplicht is van transacties of voorgenomen transacties indien de transactie is verricht of voorgenomen bij het verlenen van een dienst in de zin van de Wet MOT.

– Voor de genoemde bedragen geldt dat zij luiden in euro of de tegenwaarde daarvan in een vreemde valuta.

– Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld.

– De transacties moeten onverwijld worden gemeld en in ieder geval binnen veertien dagen nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie is vastgesteld.

I. SUBJECTIEVE INDICATOR

Melding verplicht indien de meldingsplichtige oordeelt dat de volgende situatie van toepassing is.

Vermoedelijke witwastransacties of terrorismefinanciering

Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.

II. OBJECTIEVE INDICATOREN

Melding verplicht.

IIA. Krediet-, effecten- en beleggingsinstellingen, geldtransactiekantoren

Contante wisseltransacties

Contante transacties met een waarde van € 15.000 of meer waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt.

Geldtransfers

Contante transacties van € 2.000 of meer waarbij de gelden ter beschikking worden gesteld in de vorm van chartaal geld of cheques of door middel van een credit- of debetcard dan wel betaalbaar worden gesteld in de vorm van chartaal geld of cheques of door storting op rekening.

Transacties met aangewezen landen

Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister van Financiën en de Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering.

IIB. Levensverzekeraars en assurantietussenpersonen

Transacties met aangewezen landen

Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister van Financiën en de Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering.

IIC. Creditcardmaatschappijen

Contante storting

Contante storting ten gunste van een creditcardrekening van € 15.000 of meer.

Gebruik van creditcard

Gebruik van de creditcard in verband met een transactie van € 15.000 of meer bij een aangesloten bedrijf in Nederland.

IID. Casino’s

Depot

Het in depot nemen van munten, bankbiljetten of andere waarden van € 15.000 of meer.

Girale transacties

Girale transacties van € 15.000 of meer.

Verkoop van speelpenningen

Verkoop aan een cliënt van speelpenningen met een tegenwaarde van € 15.000 of meer tegen inlevering van cheques of buitenlandse valuta.

IIE. Handelaren in zaken van grote waarde

Contante transacties

Transacties waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen verkocht worden tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling, waarbij het contant te betalen bedrag € 15.000 of meer bedraagt.

IIF. Onafhankelijke juridisch adviseurs, advocaten, notarissen, belastingadviseurs, openbare accountants, bedrijfseconomische adviseurs, bemiddelaars in onroerende zaken, trustkantoren

Contante transacties

Transacties van € 15.000 of meer betaald aan of door tussenkomst van de beroepsbeoefenaar in contanten, met cheques aan toonder of soortgelijke betaalmiddelen.

Naar boven