Regeling vaststelling model machtiging tot binnentreden

Regeling van de Minister van Justitie van 27 juni 2005, nr. 5354834/505, houdende vaststelling van een gewijzigd model van een schriftelijke machtiging tot binnentreden (Regeling vaststelling model machtiging tot binnentreden)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden;

Besluit:

Artikel 1

Het model van een schriftelijke machtiging, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden, wordt vastgesteld zoals het is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel 2

De regeling van de Minister van Justitie van 23 juni 2004, nr. 5293138/504/EY, houdende vaststelling van het model machtiging tot binnentreden (Stcrt. 2004, 123) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling model machtiging tot binnentreden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Deze regeling dient ter vervanging van de regeling van de Minister van Justitie van 23 juni 2004, nr. 5293138/504/EY (Stcrt. 2004, 123). Een van de redenen hiervoor is dat de delegatiegrondslag van de regeling niet correct was weergegeven. Artikel 2, tweede lid, en niet het derde lid, van de Algemene wet op het binnentreden is de grondslag.

Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden kan er in geval van afwezigheid van de bewoner slechts worden binnengetreden, voor zover dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt. Naar aanleiding van de aanbeveling van de Nationale ombudsman in zijn rapport 2002/215 is het model bij de regeling van de Minister van Justitie van 23 juni 2004, nr. 5293138/504/EY (Stcrt. 2004, 123) reeds in die zin aangepast dat er ruimte gelaten wordt voor de vereiste motivering van dringende noodzakelijkheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden (binnentreden tijdens de nachtelijke uren). Thans is in het model ook ruimte gelaten voor de vereiste motivering van de noodzakelijkheid als bedoeld in het tweede lid van genoemd artikel (binnentreden bij afwezigheid van de bewoner).

Bovendien is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een andere omissie in het model weg te nemen. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden kan ten behoeve van de opsporing van misdrijven waarop voorlopige hechtenis is toegelaten een machtiging worden gegeven die betrekking heeft op een groter aantal woningen dan genoemd in het eerste lid (ten hoogste één plus drie andere). In de machtiging dienen ook deze woningen afzonderlijk genoemd te worden. In het model was voor deze situatie geen ruimte gelaten. Het model is op dit punt aangepast.

Voorts is voor de gebruikte definities aansluiting gezocht bij de definities in het Wetboek van Strafvordering. Huiszoeking is derhalve gewijzigd in doorzoeking.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Bijlage

stcrt-2005-163-p9-SC71262-1.gifstcrt-2005-163-p9-SC71262-2.gif
Naar boven